Rb. Utrecht, 13-12-2010, nr. 16/711261-10; 13/726344-07 (vordering na voorw. veroordeling) [P]
ECLI:NL:RBUTR:2010:BO7066
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
13-12-2010
- Zaaknummer
16/711261-10; 13/726344-07 (vordering na voorw. veroordeling) [P]
- LJN
BO7066
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2010:BO7066, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 13‑12‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
Jwr 2011/10 met annotatie van mr. W.H. Regterschot
Uitspraak 13‑12‑2010
Inhoudsindicatie
De rechtbank acht verdachte schuldig aan het veroorzaken van een fataal verkeersongeluk. (art. 6 Wegenverkeerswet). Bij het ongeluk vielen twee slachtoffers, een derde persoon raakte zwaargewond. De rechtbank spreekt verdachte vrij van doodslag. Verdachte heeft niet "willens en wetens" de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij een ongeval met dodelijke afloop zou veroorzaken. De rechtbank overweegt dat bij een ongeval als in de onderhavige zaak het risico bestaat dat niet alleen een ander maar ook de veroorzaker van het ongeval zelf om het leven komt. Op basis van het rijgedrag van de verdachte kan niet worden vastgesteld dat de verdachte zo duidelijk onverschillig was over de afloop van zijn gedragingen dat daarin een aanvaarding van de kans op de dood van de slachtoffers of op zijn eigen dood ligt besloten; andersoortig bewijs van die aanvaarding van de mogelijkheid van een heftige botsing waardoor een ander dan wel hijzelf het leven zou verliezen ontbreekt. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vijf jaar.
Partij(en)
RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/711261-10; 13/726344-07 (vordering na voorw. veroordeling) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 december 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein.
- 1.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter terechtzitting heeft op 9 september 2010, 2 november 2010 en op
- 29.
november 2010 plaatsgevonden. Verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting telkens laten bijstaan door mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging, met bovenvermeld parketnummer, behandeld.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van de standpunten door de raadsman van verdachte en door verdachte zelf naar voren gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, primair op neer dat verdachte opzettelijk twee personen van het leven heeft beroofd en één persoon zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door - met te veel alcohol op - met een te hoge snelheid een kruising op te rijden, terwijl het verkeerslicht voor hem op rood stond, waar hij tegen hun auto is aangereden, danwel subsidiair door aldus deel te nemen aan het verkeer hoogst roekeloos heeft gereden waardoor de slachtoffers werden gedood danwel zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
3. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De verdediging heeft betoogd dat er eenzijdig naar de schuldvraag is gekeken, waardoor doelbewust dan wel met grote veronachtzaming inbreuk is gemaakt op de rechten van verdachte. Dit dient volgens de verdediging tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie te leiden.
De verdediging heeft gesteld dat er geen onderzoek is geweest naar geruchten dat voorafgaande aan het ongeval er een straatrace is geweest, waarbij naast de bestuurder van de Renault Twingo, [slachtoffer 1], ook de bestuurder van een andere auto betrokken is geweest. Dit zou heel goed de bestuurder van de rode Ford geweest kunnen zijn, de heer [A]. Doordat het onderzoek zich alleen op verdachte heeft gericht, is de (mede)schuld van [slachtoffer 1] aan het verkeersongeval niet naar voren gekomen. Dit is een onherstelbaar vormverzuim, aldus de verdediging.
Het dossier biedt naar het oordeel van de rechtbank geen enkel aanknopingspunt dat de conclusie rechtvaardigt dat er, voorafgaande aan (dan wel ten tijde van) het verkeersongeval, een straatrace is geweest, waarbij de bestuurder van de auto, waarin de dodelijke slachtoffers zijn gevallen en de bestuurder van de rode Ford of van een andere auto, betrokken zijn geweest. Onderzoek van de politie naar aanleiding van geruchten over een straatrace heeft niets uitgewezen. Dat het onderzoek van de politie enkel gericht is geweest op het aantonen van de schuld van verdachte – en dus niet op objectieve waarheidsvinding – is naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele manier aannemelijk geworden. Van een doelbewuste of grove veronachtzaming van de rechten van verdachte is daarom geen sprake, zodat de officier van justitie in de vervolging kan worden ontvangen.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1
Vaststaande feiten en omstandigheden
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen naar het oordeel van de rechtbank als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag dienen.
Op 24 mei 2010 vond te Utrecht een verkeersongeval plaats op het kruispunt van de Brailledreef en de Taagdreef met de Loevenhoutsedijk. Bij dit verkeersongeval zijn twee personenauto’s betrokken; de bestuurder van een zwarte Volkswagen Lupo is op het kruisingsvlak tegen de rechter zijkant van een blauwe Renault Twingo gebotst. De Volkswagen Lupo werd bestuurd door verdachte. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], die in de Renault Twingo zaten, zijn door dit verkeersongeval overleden. [slachtoffer 1], de bestuurder van de Renault Twingo, heeft door dit verkeersongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen, te weten een zware hersenschudding, een gekneusde long, een scheur in het heiligstaartbeen en een fractuur van de onderarm.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht – op grond van zijn overgelegde en in het dossier gevoegde aantekeningen ten behoeve van het requisitoir – het onder 1 primair en 2 primair en onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat verdachte met veel te hoge snelheid, onder invloed van veel alcoholhoudende drank, door een voor hem op rood staand verkeerslicht is gereden, zonder behoorlijk op te letten. Onder die omstandigheden heeft verdachte een auto aangereden, als gevolg waarvan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn komen te overlijden en [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Gelet op deze omstandigheden moet de uiterlijke verschijningsvorm van het rijgedrag van verdachte worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op een ongeval met dodelijke afloop en met zwaargewonden, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de resultaten van het bij verdachte verrichte bloedonderzoek niet voor het bewijs mogen worden gebruikt. Het bloedonderzoek is onrechtmatig, omdat verdachte daarvoor geen toestemming heeft gegeven, aldus de verdediging. Dit behoort te leiden tot vrijspraak van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde.
De verdediging heeft voorts betoogd dat het aannemelijk is dat verdachte door groen licht is gereden en dat de maximale snelheid waarmee op de kruising mocht worden gereden 70 km/u betrof. Bij de berekening van de door verdachte gereden snelheid dient van het minimale te worden uitgegaan, te weten 83 km/u, waarmee de snelheidsovertreding van verdachte minimaal te noemen is, aldus de verdediging.
Ten slotte heeft de verdediging betoogd dat [slachtoffer 1] heeft bijgedragen aan het verkeersongeval, doordat hij als bestuurder van de Renault Twingo door een rood verkeerslicht zou zijn gereden en hij geblowd zou hebben.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen wat verdachte onder
- 1.
subsidiair, 2 subsidiair en 3 is ten laste gelegd. De handelingen die verdachte daartoe heeft verricht en die de rechtbank, behoudens hetgeen hiervoor onder 4.1 is omschreven, redengevend oordeelt voor deze conclusie zijn de volgende.
Bloedonderzoek
Van verdachte is, nadat hij op 24 mei 2010 is overgebracht naar het Universitair Medisch Centrum te Utrecht, bloed afgenomen. In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] is gerelateerd dat verdachte voor het afnemen van zijn bloed toestemming heeft verleend. Ten overstaan van de rechter-commissaris heeft deze verbalisant zijn verklaring bevestigd en verklaard dat hij verdachte op de vraag of van hem bloed mocht worden afgenomen ‘ja’ heeft zien knikken. Het resultaat van de analyse van het bloed door het Nederlands Forensisch Instituut bedraagt 1,08 milligram ethanol per milliliter bloed. Rekening houdend met het tijdsverloop tussen het ongeval en het tijdstip van de bloedafname heeft het NFI berekend dat het bloed van verdachte op het moment van het ongeval tussen 1,60 en 2,0 milligram ethanol per millimeter bloed bevatte.
De enkele stelling van verdachte dat hij zich niet kan herinneren dat hem toestemming voor de bloedafname is gevraagd, maakt naar het oordeel van de rechtbank de bloedafname en het daarop volgende bloedonderzoek niet onrechtmatig. Voorts zijn er geen gebreken die aan het gebruik als bewijsmiddel in de weg staan. Het verweer op dit punt wordt daarom verworpen.
Snelheid
Door de politie is vastgesteld dat verdachte, als bestuurder van de Volkswagen Lupo, heeft gereden met een snelheid tussen de 83 en 128 km/u waar ter plaatse 50 km/u was toegestaan. Op grond van nader onderzoek is deze vaststelling bevestigd door het Nederlands Forensisch Instituut.
Door rood
Door de getuige [getuige] is bij de politie verklaard dat hij op 24 mei 2010 op de Brailledreef te Utrecht op de rechterrijbaan stil stond voor een rood verkeerslicht en dat hij zag dat een zwarte auto hem op de linkerrijbaan passeerde. [getuige] heeft voorts verklaard dat hij heeft gezien dat op het moment dat een Renault Twingo op de kruising reed deze vol in de rechterzijkant is geraakt door de zwarte auto. Hij heeft gezien dat het verkeerslicht pas enkele seconden na de botsing op groen sprong.
Opzet of schuld
De hiervoor door de rechtbank op basis van de wettige bewijsmiddelen vastgestelde feiten en omstandigheden wijzen uit dat verdachte onder invloed van een zeer aanzienlijke hoeveelheid alcohol in zijn bloed een auto heeft bestuurd. Daarbij komt dat hij reed met een veel te hoge snelheid en een rood licht negeerde. Het was weliswaar nacht, maar er bevonden zich meer auto’s op de weg. Op de kruising, rechts voor verdachte, stond een auto stil voor rood. Verdachtes rijgedrag is uitgemond in een verkeersongeval ten gevolge waarvan twee slachtoffers zijn komen te overlijden en één slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen. Uit deze wijze van rijden volgt naar het oordeel van de rechtbank zonder meer dat de verdachte zich op hoogst onverantwoorde en roekeloze wijze in het verkeer heeft gedragen. Dit rechtvaardigt echter niét de conclusie dat verdachte opzet op de dood of het letsel van de slachtoffers heeft gehad, welke conclusie zou betekenen dat hij ten minste "willens en wetens" de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij een ongeval met dodelijke afloop zou veroorzaken.
De rechtbank overweegt dat bij een ongeval als in de onderhavige zaak het risico bestaat dat niet alleen een ander maar ook de veroorzaker van het ongeval zelf om het leven komt. Op basis van het rijgedrag van de verdachte kan niet worden vastgesteld dat de verdachte zo duidelijk onverschillig was over de afloop van zijn gedragingen dat daarin een aanvaarding van de kans op de dood van de slachtoffers of op zijn eigen dood ligt besloten; andersoortig bewijs van die aanvaarding van de mogelijkheid van een heftige botsing waardoor een ander dan wel hijzelf het leven zou verliezen ontbreekt. Dat verdachte een aanzienlijke hoeveelheid alcohol had genuttigd voordat hij ging autorijden en dat hij vlak voor het verkeersongeval met veel te hoge snelheid reed en door rood licht reed, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
Nu naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 primair is tenlastegelegd, behoort de verdachte daarvan te worden vrijgesproken.
Medeschuld van [slachtoffer 1]
De rechtbank overweegt hieromtrent dat in zijn algemeenheid gesteld kan worden dat de eventuele aanwezigheid van medeschuld aan de zijde van het slachtoffer, schuld aan de zijde van de verdachte niet opheft. Dit kan in extreme situaties anders zijn, maar de rechtbank is van oordeel dat zich een dergelijke situatie hier zeer zeker niet voordoet.
De hoeveelheid THC die in het bloed van [slachtoffer 1] is aangetroffen is, zo is door het Nederlands Forensisch Instituut vastgesteld, niet van invloed geweest op zijn rijvaardigheid. Op basis van de inhoud van het dossier is niet vast te stellen of [slachtoffer 1] door een rood verkeerslicht is gereden. Al zou dit zo zijn geweest, dan heft dit naar het oordeel van de rechtbank de schuld van verdachte niet op. Het verweer van de verdediging strekkende tot de eigen schuld dan wel medeschuld van het slachtoffer [slachtoffer 1] wordt daarom verworpen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
- 1.
subsidiair
op 24 mei 2010 te Utrecht als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, kruising Loevenhoutsedijk en de Brailledreef en de Taagdreef, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,
- -
met een snelheid hoger dan de ter plaatse maximaal toegestane snelheid van 50 kilometer per uur een kruising op te rijden, en
- -
terwijl voor hem, verdachte, een verkeerslicht op rood stond (en verdachte derhalve door rood licht reed), en
- -
terwijl hij, verdachte, bovendien onder invloed was van alcoholhoudende drank, en
- -
vervolgens nog steeds met zeer hoge snelheid aan te rijden tegen een zijkant van een personenauto (blauwe Renault Twingo), waardoor anderen, genaamd [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] werden gedood;
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, en terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat hij een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden;
- 2.
subsidiair
op 24 mei 2010 te Utrecht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg kruising Loevenhoutsedijk met de Brailledreef en met de Taagdreef, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,
- -
met een snelheid hoger dan de ter plaatse maximaal toegestane snelheid van 50 kilometer per uur een kruising op te rijden, en
- -
terwijl voor hem, verdachte, een verkeerslicht op rood stond (en verdachte derhalve door rood licht reed), en
- -
terwijl hij, verdachte, bovendien onder invloed was van alcoholhoudende drank, en
- -
vervolgens nog steeds met zeer hoge snelheid aan te rijden tegen een zijkant van een personenauto (blauwe Renault Twingo), met daarin gezeten onder meer voornoemde [slachtoffer 1],
waardoor een ander genaamd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een zware hersenschudding en een gekneusde long en een klaplong en een scheur in het heilig-staartbeen en een fractuur van een onderarm, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, en terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat hij een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden;
- 3.
op 24 mei 2010 te Utrecht, als bestuurder van een voertuig (een personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte
van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid,
aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,08 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat
in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood
en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel onderdeel b, van deze wet, en terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige
een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft
overschreden;
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van deze wet, en terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft
overschreden;
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van tien jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, voor zover de officier van justitie in de vervolging kan worden ontvangen, vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten. Indien de rechtbank toch tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten komt, heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie gevorderde straf exorbitant hoog is en dat bij de oplegging van een vrijheidsbenemende straf kan worden volstaan met de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte dit ongeval nooit heeft gewild en inmiddels bezig is de schade af te handelen. Ook dient de door de verdediging gestelde medeschuld van [slachtoffer 1] in de strafmaat te worden verdisconteerd, aldus de verdediging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie van 24 augustus 2010, de inhoud van de door de verdediging ingebrachte rapporten van E.F.J. Wasmann, psychiater, d.d. 21 juli 2010 en P.R. Lageveen, maatschappelijk werker, d.d. 29 juli 2010, evenals met de vordering van de officier van justitie.
Verdachte heeft op roekeloze wijze een auto bestuurd en een verkeersongeval veroorzaakt waarbij twee doden en één zwaargewonde te betreuren vielen. De rechtbank rekent het verdachte in het bijzonder aan dat hij een auto is gaan besturen, nadat hij – stevig – alcohol had gedronken, met veel te hoge snelheid heeft gereden en door rood licht is gereden. Dit terwijl hij reeds eerder is veroordeeld voor het rijden onder invloed. Verdachte was niet alleen wat deze veroordeling betreft een gewaarschuwd mens, maar ook gezien de talloze op zijn naam geregistreerde verkeersovertredingen, die voornamelijk betrekking hebben op het overschrijden van de maximum snelheid.
Het leed dat door het ongeval bij de nabestaanden van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] is veroorzaakt is groot en onherstelbaar, hetgeen ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaringen die ter terechtzitting door de rechtbank zijn voorgelezen. De slachtoffers waren jonge mannen, die volop in het leven stonden. Het is duidelijk dat geen enkele straf het leed van de nabestaanden zal kunnen verzachten.
Het ongeval heeft ook grote gevolgen gehad voor [slachtoffer 1]. Niet alleen is hij zelf zwaar gewond geraakt bij het ongeval, maar hij moet ook het verlies van zijn vrienden dragen. Van mogelijke medeschuld, die een matigende werking op de strafmaat zou moeten hebben, is de rechtbank op geen enkele manier gebleken.
Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat gelet op het roekeloze rijgedrag (met veel te hoge snelheid gereden en door rood licht gereden), het alcoholgebruik door verdachte en de ernst van de gevolgen van het ongeval (twee doden en een zwaargewonde) niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren. Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal de rechtbank tevens aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen motorrijtuigen te besturen voor de maximale duur van 10 jaren.
7. De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijk opgelegde ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 3 juni 2008, ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- -
spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- -
verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- -
spreekt verdachte vrij van wat telkens meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- -
verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5.1 genoemde strafbare feiten oplevert;
- -
verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- -
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vijf jaren;
- -
bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Bijkomende straffen
- -
veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 10 jaren;
Vordering tenuitvoerlegging
- -
gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 3 juni 2008 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 13/726344-07 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Krol, voorzitter, mr. Z.J. Oosting en mr. P.W.G. de Beer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 december 2010.