Einde inhoudsopgave
Richtlijn en kader voor strafvordering jeugd en adolescenten, inclusief strafmaten Halt (2021R001)
9 Algemene uitgangspunten strafmaten.
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2021
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van de Staatscourant.
- Bronpublicatie:
22-01-2021, Stcrt. 2021, 2578 (uitgifte: 22-01-2021, regelingnummer: 2021R001)
- Inwerkingtreding
01-02-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-01-2021, Stcrt. 2021, 2578 (uitgifte: 22-01-2021, regelingnummer: 2021R001)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
Jeugdstrafrecht (V)
De leeftijd en ontwikkeling van de jeugdige speelt bij het bepalen van de strafmaat in het jeugdstrafrecht een belangrijke rol. Zie hiervoor de hierboven onder 1 beschreven uitgangspunten per leeftijdsgroep. Bij het bepalen van de strafmaat wordt rekening gehouden met de leeftijd: voor 12 en 13-jarigen wordt een matiging toegepast van het aantal uren werkstraf.
Strafverhoging bij recidive of strafverzwarende omstandigheden bestaat niet enkel uit meer uren taakstraf, maar zo mogelijk uit gedragsbeïnvloeding door andere strafmodaliteiten. Zie hiervoor de paragraaf zwaardere en ernstige delicten, meer- en veelplegers.
In het jeugdstrafrecht wordt wat betreft strafmaat geen onderscheid gemaakt naar de aard van het daderschap noch naar de mate van uitvoering van het delict. Art 77gg Sr schrijft voor dat de straffen voor poging, voorbereiding, deelneming en medeplichtigheid dezelfde zijn als die voor het voltooide misdrijf.
Met bepaalde factoren wordt rekening gehouden als strafverzwarende omstandigheid, dit betreft:
- –
Agressie en geweld tegen medewerkers met een publieke taak (of hun familie) of personen met een functie of rol met enige vorm van gezag omkleed;
- –
Kwetsbare slachtoffers, diegenen die door leeftijd, lichamelijk of verstandelijke beperkingen dan wel door sociaal- culturele omstandigheden in een positie van afhankelijkheid verkeren t.o.v. hun directe omgeving of slachtoffers die ‘burgermoed’ tonen, bijvoorbeeld door te proberen geweld te verhinderen;
- –
Discriminatoire motieven bij ingrijpende delicten of discriminatoire aspecten bij uitlatingen;
- –
Recidive
Letsel
Als mogelijk gevolg van een geweldsdelict speelt letsel een belangrijke rol. Het slachtoffer en/of de benadeelde ervaart het delict als ernstiger naarmate de aard van het letsel ernstiger is, hieraan wordt een strafverzwarende invloed toegekend. Als toelichting geldt het volgende:
- –
Licht letsel, zoals blauw oog, bloedneus, tand door de lip, lichte kneuzingen of lichte ontvellingen; maar ook letsel voor de behandeling waarvan doorgaans de hulp van een eerstelijns arts wordt ingeroepen, zoals wonden waarvoor, uit cosmetisch oogpunt minder ernstige, hechtingen nodig zijn, een lichte hersenschudding, zwaardere kneuzingen of ontvellingen.
- –
Zwaarder letsel, voor de behandeling waarvan een medisch specialist nodig is. Letsel dat als regel niet wordt begrepen in art. 82 Wetboek van Strafrecht, zoals gebitsschade, gebroken neus, jukbeen of sleutelbeen, littekens in het gezicht of een zware hersenschudding.
Wapengebruik
Indien bij mishandeling, openlijke geweldpleging of bedreiging een wapen wordt gehanteerd om dit delict een grotere impact te geven wordt dit strafverzwarend meegewogen. Naarmate de globale gevaarzetting van het wapen groter is, is de dreigende werking voor het slachtoffer groter. Bij geweldsdelicten vergroot het de kans op groter letsel. Een zwaardere sanctie is daardoor geïndiceerd.
- –
Slag- of stootwapen. Dit omvat wapens als wapenstok en boksbeugels e.d, maar ook overige voor bedreiging/mishandeling geschikte voorwerpen/wapens. Bij mishandeling worden een kopstoot en gegooide voorwerpen met deze categorie gelijkgesteld.
- –
Steekwapen, of een als zodanig aan te merken voorwerp. Naast messen, dolken of priemen kan hier ook gedacht worden aan schroevendraaiers en scharen.
Indien gebruik wordt gemaakt van een verboden wapen dient het bezit daarvan tevens te worden vervolgd met het oog op onttrekking aan het verkeer van het wapen.
- –
(Nep)vuurwapens behoeven geen nadere beschrijving.
Voor elke € 50 van de te betalen geldboete wordt 1 dag vervangende jeugddetentie gevorderd.
Voor elke 2 uur taakstraf wordt 1 dag vervangende jeugddetentie gevorderd. Bij een negatieve terugmelding van de taakstraf wordt direct de omzetting in vervangende jeugddetentie gelast.
In de strafmaattabel wordt als omrekenfactor voor iedere 2 uur taakstraf € 10 euro geldboete gehanteerd.