ABRvS, 13-03-2019, nr. 201804497/1/A3
ECLI:NL:RVS:2019:767
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
13-03-2019
- Zaaknummer
201804497/1/A3
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2019:767, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 13‑03‑2019; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 13‑03‑2019
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 15 juli 2015 heeft het college het verzoek van [appellant] om inschrijving van zijn geboorteakte in de Basisregistratie personen (hierna: Brp) afgewezen.
201804497/1/A3.
Datum uitspraak: 13 maart 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amersfoort,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 13 april 2018 in zaak nr. 17/4548 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort.
Procesverloop
Bij besluit van 15 juli 2015 heeft het college het verzoek van [appellant] om inschrijving van zijn geboorteakte in de Basisregistratie personen (hierna: Brp) afgewezen.
Bij besluit van 22 september 2017 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 april 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 februari 2019, waar [appellant], bijgestaan door mr. L. Sinoo, advocaat te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Knoops, advocaat te Amersfoort, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] heeft verzocht om inschrijving van zijn Togolese geboorteakte, Volet No 1 (Souch), in de Brp. Daarbij heeft hij een uittreksel geboorteakte overgelegd dat is afgegeven op [2002] bij uitspraak nr. 4917/96 van het Tribunal de 1ére Instance de Sokodé (Togo). Het college heeft de inschrijving geweigerd omdat uit onderzoeken blijkt dat beide documenten zeer waarschijnlijk niet zijn opgemaakt en afgegeven door de bevoegde instanties.
De uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft overwogen dat de onderzoeken door het bureau Documenten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst en het verificatieonderzoek eenduidige bevindingen bevatten over het door eiser aangeleverde uittreksel van zijn geboorteakte en andere stukken. De omstandigheid dat bureau Documenten niet heeft kunnen vaststellen of de documenten inhoudelijk juist zijn, leidt niet tot de conclusie dat het college de geboorteakte in de Brp moet registreren. Ook is het verificatieonderzoek zorgvuldig uitgevoerd. Het college heeft daarom voldaan aan de vergewisplicht. [appellant] heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat hij in bewijsnood verkeert om een contra-expertise te laten uitvoeren. Bureau Documenten wordt gefinancierd door de rijksoverheid en niet door de gemeente Amersfoort. Dat voor het uitvoeren van een onderzoek een financiële bijdrage wordt gevraagd, maakt niet dat moet worden geoordeeld dat sprake is van ongelijkheid tussen de partijen die moet worden gecompenseerd. De geboorteakte voldoet niet aan de eisen. Daarom kan het feit dat de Italiaanse autoriteiten een huwelijksakte op die geboorteakte hebben gebaseerd, niet leiden tot de conclusie dat het college de registratie van de geboorteakte niet mocht weigeren, aldus de rechtbank.
Het hoger beroep van [appellant]
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte geen deskundige heeft benoemd om de betrouwbaarheid en authenticiteit van de documenten te beoordelen. Zijn stelling dat het bijna onmogelijk is om een deskundige te vinden voor een contraexpertise werd door het college niet betwist. Toch is de rechtbank daaraan voorbij gegaan. De onderzoeken van de ambassade en het Bureau Documenten zijn gebaseerd op het onderzoeksformulier van het verficatieonderzoek. Dit formulier bevat tegenstrijdigheden. Het college mocht het besluit niet baseren op deze informatie. Bovendien zijn het documentenonderzoek en het verificatieonderzoek door het college betaald, waardoor te meer aanleiding bestond voor de rechtbank om een deskundige te benoemen. [appellant] wijst hierbij op de uitspraak van de Afdeling van 30 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1674, waarin is geoordeeld dat in beginsel sprake is van een ongelijke positie in de procedure ten opzichte van het bestuursorgaan. Daarnaast heeft het college ten onrechte niet onderzocht waarom de geboorteakte in Italië wel is geaccepteerd en heeft het college niet gemotiveerd waarom die akte vervolgens wel in de brp kan worden ingeschreven, maar de geboorteakte niet. De rechtbank heeft onvoldoende gewicht toegekend aan het paspoort dat door de Togolese autoriteiten is afgegeven op basis van de geboorteakte, aldus [appellant].
Had de rechtbank een onafhankelijke deskundige moeten benoemen?
4. [appellant] betoogt dat het college niet heeft betwist dat het niet mogelijk is om een deskundige te vinden voor een contraexpertise en dat de rechtbank daarom een deskundige had moeten benoemen. Uit de aantekeningen van het verhandelde ter zitting van de rechtbank blijkt dat het college wel heeft betwist dat het onmogelijk is om een deskundige te vinden voor een contraexpertise. Het betoog van [appellant] kan reeds om die reden niet slagen. De uitspraak van 30 juni 2017 betreft geen vergelijkbaar geval. In die zaak ging het om een medisch bureau dat tot taak had medisch advies aan het bestuursorgaan uit te brengen. Daarom werd overwogen dat in beginsel sprake was van een niet gelijke positie in de procedure. De vergelijking met die zaak gaat niet op omdat bureau Documenten van de IND niet ten dienste staat van het college. Er is ook geen gezagsverhouding tussen bureau Documenten en het college. Dat het college als opdrachtgever heeft betaald voor het advies, maakt dat niet anders, omdat dat ook voor iedere particuliere opdrachtgever zou gelden. Ook overigens is er geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van bewijsnood. [appellant] is meerdere malen in de gelegenheid gesteld om in een vroeg stadium van de procedure de bevindingen van het bureau Documenten te betwisten. Ter zitting is komen vast te staan dat [appellant] van die gelegenheid ook gebruik heeft gemaakt en deskundigen heeft geraadpleegd die de echtheid van de documenten konden beoordelen. Dat het lastig is om een deskundige te vinden die ook kan beoordelen of de vorm en opmaak van de documenten overeenkomen met wat gebruikelijk is in Togo, leidt niet tot de conclusie dat [appellant] onvoldoende gelegenheid heeft gehad om in voldoende mate weerwoord te bieden aan de onderzoeken. De rechtbank behoefde geen aanleiding te zien voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige. Het betoog van [appellant] slaagt niet.
Mocht het college het besluit op de onderzoeken baseren?
5. De documentenonderzoeken zijn op verzoek van het college door het bureau Documenten uitgevoerd in mei en augustus 2013. Daarna is op verzoek van het college een verificatieonderzoek uitgevoerd dat heeft geleid tot een verslag van 24 september 2014. Omdat bij de eerdere documentenonderzoeken geen expliciete conclusies waren verbonden aan het jugement supplétif, heeft het college dit document opnieuw laten onderzoeken. Dit heeft geleid tot de verklaring van onderzoek van 17 januari 2017. Anders dan [appellant] stelt, zijn de documentenonderzoeken niet allemaal gebaseerd op het verificatieonderzoek. Dit blijkt al uit de data van de verklaringen. Verder blijkt uit de verklaring van onderzoek uit 2017 dat de documenten en de inhoud ervan opnieuw zijn beoordeeld. Ook zijn ze vergeleken met de inhoud van de eerder overgelegde documenten en de uitkomsten van alle eerdere onderzoeken. Zijn betoog dat het onderzoeksformulier van het verificatieonderzoek tegenstrijdigheden bevat en niet betrouwbaar is, leidt daarom niet tot de conclusie dat het college niet mocht uitgaan van de betrouwbaarheid van de documentenonderzoeken.
6. Over het betoog van [appellant] dat de geboorteakte door buitenlandse autoriteiten wel is geaccepteerd en dat het college daarnaar onderzoek had moeten doen, wordt het volgende overwogen. Op grond van Nederlands recht moet een Italiaanse akte, zoals de huwelijksakte van [appellant], worden geaccepteerd als die naar Italiaans recht geldig is. Dit geldt in beginsel evenzeer voor het paspoort dat is afgegeven door de Togolese autoriteiten. Daarbij kan het college derhalve geen gewicht toekennen aan de vraag op welke documenten die aktes zijn gebaseerd. Dat deze officiële documenten door het college zijn geaccepteerd, kan daarom niet leiden tot de conclusie dat de geboorteakte ook moet worden geaccepteerd. Het standpunt van [appellant] dat op het college een onderzoeksplicht rust om uit te vinden welke overwegingen ten grondslag hebben gelegen aan de beslissingen van de buitenlandse autoriteiten om de geboorteakte te accepteren, acht de Afdeling te verstrekkend. Het betoog van [appellant] slaagt niet.
Conclusie en slotoverwegingen
7. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college in redelijkheid de registratie van de geboorteakte van [appellant] heeft kunnen weigeren.
8. Het hoger beroep van [appellant] is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen, griffier.
w.g. Borman w.g. Kuggeleijn-Jansen
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2019
545.