Hof 's-Hertogenbosch, 10-09-2021, nr. 20-002715-19
ECLI:NL:GHSHE:2021:3050
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
10-09-2021
- Zaaknummer
20-002715-19
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2021:3050, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 10‑09‑2021; (Hoger beroep, Op tegenspraak)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:267
Uitspraak 10‑09‑2021
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd in verband met ingesteld cassatieberoep.
Parketnummer : 20-002715-19
Uitspraak : 10 september 2021
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 22 augustus 2019, in de strafzaak met parketnummer 03-131287-19 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘medeplegen van opzettelijk waren, waarop een merk waarop een ander recht heeft is nagebootst of waren die valselijk hetzelfde uiterlijk vertonen als een model waarop een ander recht heeft, in voorraad hebben’ veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een taakstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de teruggave aan de rechthebbende(n) zal gelasten van de inbeslaggenomen personenauto’s en smartphone en de onttrekking aan het verkeer zal gelasten van de inbeslaggenomen sleutel.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken. Voorts heeft de raadsman zich geschaard achter het standpunt van de advocaat-generaal dat de teruggave aan de rechthebbende(n) dient te worden gelast van de inbeslaggenomen smartphone.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, met:
- -
verbetering en aanvulling van de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen;
- -
uitzondering van de bewijsoverweging;
- -
uitzondering van de door de politierechter opgelegde straffen en
- -
aanvulling van een beslissing op de inbeslaggenomen goederen.
Verbetering en aanvulling van de bewijsmiddelen
Het hof verbetert en vult aan de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen, in die zin dat:
- -
in het opschrift van bewijsmiddel A op pagina 6 van het vonnis paginanummer 49 wordt vervangen door paginanummer 48;
- -
in bewijsmiddel A op pagina 6 van het vonnis de merknaam ‘Dolce Gabana’ wordt vervangen door ‘Dolce & Gabbana’ en de merknaam ‘Monclair’ wordt vervangen door ‘Moncler’;
- -
in bewijsmiddel D op pagina 8 van het vonnis in de zin ‘In beslaggenomen werd schoeisel, kleding en petten’ de woorden ‘en petten’ komen te vervallen;
- -
in bewijsmiddel G op pagina 9 van het vonnis de merknaam ‘Moncier’ wordt vervangen door ‘Moncler’;
- -
in bewijsmiddel G op pagina 10 van het vonnis de merknaam ‘Disquared2’ wordt vervangen door ‘Dsquared2’;
- -
aan de bewijsmiddelen wordt toegevoegd bewijsmiddel H, het in de wettelijke vorm door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden hoofdagent van politie Eenheid Limburg, opgemaakte proces-verbaal van aanhouding van de verdachte, als weergegeven op de pagina’s 177 en 178 van het digitale dossier, inhoudende, voorzover tot het bewijs gebezigd, het navolgende relaas – zakelijk weergegeven -:
Op 16 november 2018 hielden wij op de locatie [adres] , binnen de gemeente [gemeente] , als verdachte aan:
VerdachteAchternaam: [achternaam verdachte]Voornaam: [voornaam verdachte]Geboren : [geboortedatum]Geboorteplaats : [geboorteplaats]Adres: [adres]Postcode plaats: [postcode en plaats behorend bij adres]
BinnentredenWij traden met toestemming van de bewoner binnen in de woning [adres] , binnen de gemeente [gemeente] .
Bewijsoverweging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken. Daartoe is – zoals verwoord in de pleitnota – aangevoerd dat niet met voldoende zekerheid vast staat dat het merendeel van de inbeslaggenomen zaken vervalst was ten tijde van het aantreffen daarvan. Niet valt dan ook uit te sluiten dat het niet om vervalste producten ging. Ook kan niet worden bewezen dat de verdachte beschikkingsmacht had over de aangetroffen spullen en wetenschap had van het vervalste karakter daarvan, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
De politierechter heeft het proces-verbaal van determinatie d.d. 29 november 2018 tot het bewijs gebezigd. Het hof verenigt zich met die bewijsvoering en overweegt dat voormeld proces-verbaal op hun belofte is opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , die zijn aangewezen als Vraagbaak Intellectueel Eigendomsrecht voor het herkennen en determineren van goederen welke vermoedelijk inbreukmakend zijn. De verbalisanten hebben in het proces-verbaal, onder verwijzing naar bijgevoegde foto’s, per categorie uitvoerig gemotiveerd op basis waarvan wordt geconcludeerd dat sprake is van namaak. Het hof ziet geen aanleiding aan de juistheid en betrouwbaarheid van die bevindingen en de daaruit getrokken conclusies te twijfelen. Daarbij weegt het hof voorts mee dat de (aard en hoeveelheid van de) geconstateerde verschillen met goederen van de originele merken substantieel afwijken van hetgeen bij reguliere productiefouten kan worden verondersteld. Bovendien is algemeen bekend dat, vanwege behoud van kwaliteit, naamsbekendheid en marktaandeel, de merken uit het duurdere marktsegment waarvan hier sprake is er alles aan zullen doen om te voorkomen dat afgekeurde partijen in de handel komen.
Op basis van het voorgaande acht het hof geenszins aannemelijk dat de aangetroffen goederen afgekeurde partijen waren. Het hof stelt vast dat sprake is van waren waarop een merk waarop een ander recht had was nagebootst of die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als een model waarop een ander recht had.
Met betrekking tot de beschikkingsmacht van de verdachte over de goederen en haar wetenschap van de valsheid daarvan overweegt het hof als volgt. Op 15 november 2018 is het grote aantal goederen al dan niet verpakt in dozen in verschillende verblijven verspreid door de hele woning van de verdachte aangetroffen. Voorts is in de woonkamer een papier aangetroffen met daarop vermeld een aantal goederen en de omschrijving daarvan. De inhoud van dat papier is deels te relateren aan de aangetroffen (hoeveelheid) goederen. Ook werd een briefje aangetroffen waarop stond vermeld: “Kapot, gaatje nek. Retour. Kan niet worden gemaakt”. Die omstandigheden duiden erop dat geen sprake is van een momentopname. Het hof stelt daarom vast dat de verdachte de beschikkingsmacht heeft gehad over de in haar woning aangetroffen goederen en wetenschap heeft gehad van de valsheid daarvan. De omstandigheid dat de verdachte ten tijde van het aantreffen van de goederen niet in de woning aanwezig was, maakt dat niet anders. Bij zijn oordeel heeft het hof voorts betrokken dat de verdachte zich in haar verhoor door de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg heeft beroepen op haar zwijgrecht en daarmee geen redelijke, ontzenuwende verklaring heeft gegeven voor de hiervoor weergegeven redengevende omstandigheden. Het hof acht dan ook bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde feit.
Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
Op te leggen sancties
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de ernst van het feit heeft het hof bij zijn oordeel betrokken dat het bewezenverklaarde handelen van de verdachte in relatie staat tot de handel in valse merkkleding. Die handel betreft een illegale economische activiteit waarvan de rechthebbenden op de merken schade ondervinden en die de legaal verkopende bedrijven omzetschade toebrengt.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het haar betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 18 juni 2021. Daaruit blijkt dat zij eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie, maar niet eerder onherroepelijk tot straf is veroordeeld ter zake van een soortgelijk delict. Uit voormeld uittreksel volgt evenwel dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Alles afwegende acht het hof – met de politierechter en zoals gevorderd door de advocaat-generaal – oplegging van een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand passend en geboden. Het hof zal de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering brengen op de duur van de op te leggen taakstraf. Voorts is het hof – anders dan de politierechter en de advocaat-generaal – van oordeel dat aan de voorwaardelijke gevangenisstraf een proeftijd van 2 jaren dient te worden verbonden.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Redelijke termijn
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in hoger beroep in deze zaak als volgt. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaren nadat hoger beroep is ingesteld.
Het hof stelt vast dat bij akte van 29 augustus 2019 namens de verdachte hoger beroep is ingesteld. Het hof doet bij arrest van heden – 10 september 2021 – einduitspraak. Aldus is einduitspraak gedaan na het verstrijken van twee jaren en is de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM met ongeveer twee weken overschreden.
Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de opgelegde straf. Geen vermindering wordt toegepast indien het gaat om een geheel voorwaardelijke straf en evenmin indien het gaat om een straf waarvan het onvoorwaardelijk gedeelte minder beloopt dan 100 uren in geval van een taakstraf. In het onderhavige geval wordt derhalve volstaan met de vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, van het EVRM.
Beslag
Het hof zal de teruggave aan [medeverdachte] gelasten van de onder hem inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven smartphone en de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee personenauto’s en een sleutel.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de door de politierechter opgelegde straffen en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan [medeverdachte] van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een smartphone, BQ, [lettercijfercombinatie] , goednummer [goednummer 1] .
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een personenauto, Renault Megane Scenic, kenteken [kenteken 1] , goednummer [goednummer 2] ;
- een personenauto, Volkswagen Caddy, kenteken [kenteken 2] , goednummer [goednummer 3] ;
- een sleutel, Vag, MPS, goednummer [goednummer 4] .
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. B. Stapert, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. H.N. Brouwer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Karsdorp, griffier,
en op 10 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. H.N. Brouwer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.