NJ 2021/172
Wrakingsverzoek. Oordeel van hof om het verzoek tot wraking o.g.v. art. 513 lid 4 Sv buiten behandeling te laten, is niet zonder meer begrijpelijk.
HR 16-03-2021, ECLI:NL:HR:2021:370, m.nt. T. Kooijmans
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16 maart 2021
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
19/04540
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Noot
T. Kooijmans
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS269204:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:370, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑03‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:805, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑09‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑03‑2020
- Wetingang
Essentie
Wrakingsverzoek. Het oordeel van het hof om het verzoek tot wraking o.g.v. art. 513 lid 4 Sv buiten behandeling te laten, is niet zonder meer begrijpelijk.
Samenvatting
Het cassatiemiddel klaagt over de beslissing van het hof om het verzoek tot wraking ter terechtzitting in hoger beroep buiten behandeling te laten en niet in handen te stellen van de wrakingskamer. Aan de beoordeling van het cassatiemiddel laat de Hoge Raad met verwijzing naar NJ 2019/429, m.nt. T. Kooijmans een algemene beschouwing voorafgaan over wraking in strafzaken. Voorts overweegt de Hoge Raad het volgende. In ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.