Einde inhoudsopgave
Wet ter Bescherming Koopvaardij
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2022
- Bronpublicatie:
01-12-2021, Stb. 2022, 2 (uitgifte: 04-01-2022, kamerstukken: 35811)
15-05-2019, Stb. 2019, 186 (uitgifte: 07-06-2019, kamerstukken: 34558)
- Inwerkingtreding
01-02-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-2021, Stb. 2022, 3 (uitgifte: 04-01-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
22-12-2021, Stb. 2022, 3 (uitgifte: 04-01-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de wet (15-05-2019, Stb. 186).
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Wapens en munitie
Politierecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Onze Minister beslist op een verzoek van de scheepsbeheerder om toestemming als bedoeld in artikel 3, tweede lid.
2.
De toestemming kan slechts worden verleend indien een transport voor militaire bescherming in aanmerking komt maar deze niet of niet binnen redelijke termijn kan worden geboden door Onze Minister van Defensie, of indien naar het oordeel van Onze Minister:
- a.
aanvaarding van militaire bescherming zou nopen tot aanpassing van de beoogde vaarroute van meer dan een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal zeemijlen; of
- b.
aanvaarding van militaire bescherming zou leiden tot een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen percentage extra kosten ten opzichte van de kosten voor particulier maritiem beveiligingspersoneel.
3.
De toestemming wordt per transport verleend aan de scheepsbeheerder.
4.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld betreffende het verzoek om toestemming, bedoeld in het eerste lid, en de weigeringsgronden.
5.
De voordracht voor een krachtens dit artikel vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.