CBb, 23-07-2009, nr. AWB 07/526
ECLI:NL:CBB:2009:BJ7014
- Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum
23-07-2009
- Zaaknummer
AWB 07/526
- LJN
BJ7014
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CBB:2009:BJ7014, Uitspraak, College van Beroep voor het bedrijfsleven, 23‑07‑2009; (Eerste aanleg - meervoudig, Proceskostenveroordeling)
Uitspraak 23‑07‑2009
Inhoudsindicatie
Partij(en)
College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 07/526 23 juli 2009
18050 Elektriciteitswet 1998
Uitspraak in de zaak van:
Stedin B.V. (voorheen: Eneco Netbeheer B.V.), te Rotterdam, appellante,
gemachtigden: mr. M.W.F. Oosterhuis en mr. R.W. de Vlam, beiden advocaat te Rotterdam,
tegen
de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, verweerder,
gemachtigde: mr. A.S.M.L. Prompers, werkzaam bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit,
waaraan voorts als partij deelneemt:
Windpark de Plaet B.V. (hierna: Windpark), te Middelharnis,
gemachtigden: A. Middelbos en D. Mol, directeuren van Windpark.
1. De procedure
Appellante heeft bij brief van 19 juli 2007, bij het College binnengekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 8 juni 2007.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante tegen zijn besluit van 22 augustus 2006, waarbij verweerder een klacht van Windpark op grond van artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: de Wet) gegrond heeft verklaard.
Bij beschikking ingevolge artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van 13 augustus 2007 heeft het College beslist dat de beperking van de kennisneming van bepaalde door verweerder overgelegde producties gerechtvaardigd is te achten.
Bij brief van 26 augustus 2007 heeft Windpark het College geen toestemming gegeven om uitspraak te doen mede op grond van de stukken waarvan zij op grond van artikel 8:29 Awb geen kennis kan nemen. De behandelende kamer van het College heeft van de stukken geen kennis genomen.
Bij brief van 4 oktober 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Op 19 februari 2009 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij partijen hun standpunten hebben doen toelichten.
2. De grondslag van het geschil
2.1
In de Wet was, ten tijde van belang, onder meer het volgende bepaald:
" Artikel 16
- 1.
De netbeheerder heeft in het kader van het beheer van de netten in het voor hem krachtens artikel 36 of 37 vastgestelde gebied tot taak:
(…)
- f.
op de grondslag van artikel 24 ten behoeve van derden transport van elektriciteit uit te voeren;
(…)
Artikel 24
- 1.
De netbeheerder is verplicht aan degene die daarom verzoekt een aanbod te doen om met gebruikmaking van het door hem beheerde net ten behoeve van de verzoeker transport van elektriciteit uit te voeren tegen een tarief en tegen andere voorwaarden die in overeenstemming zijn met de paragrafen 5 en 6 van dit hoofdstuk.
(…)
Artikel 26b
- 1.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de tariefstructuren en voorwaarden als bedoeld in de artikelen 27 en 31.
(…)
Artikel 29
- 1.
Het tarief waarvoor transport van elektriciteit zal worden uitgevoerd ten behoeve van afnemers, heeft betrekking op de ontvangst van elektriciteit door een afnemer, (…) of op het invoeden van elektriciteit door een afnemer, (…)
Artikel 31
- 1.
Met inachtneming van de in artikel 26b bedoelde regels zenden de gezamenlijke netbeheerders aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een voorstel voor de door hen jegens afnemers te hanteren voorwaarden met betrekking tot:
- a.
de wijze waarop netbeheerders en afnemers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het in werking hebben van de netten, het voorzien van een aansluiting op het net en het uitvoeren van transport van elektriciteit over het net,
(…)
Artikel 36
- 1.
De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit stelt de tariefstructuren en voorwaarden vast (…)
Artikel 41b
- 1.
Iedere netbeheerder zendt jaarlijks voor 1 oktober aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een voorstel voor de tarieven die deze netbeheerder ten hoogste zal berekenen voor de uitvoering van de taken genoemd in artikel 16, eerste lid, met inachtneming van:
(…)
- b.
de tariefstructuren vastgesteld op grond van artikel 36 of 37,
(…)
Artikel 41c
De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit stelt de tarieven, die kunnen verschillen voor de verschillende netbeheerders en voor onderscheiden tariefdragers, jaarlijks vast.
(…)
Artikel 51
- 1.
Een partij die een geschil heeft met een netbeheerder over de wijze waarop deze zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet uitoefent, dan wel aan zijn verplichtingen op grond van deze wet voldoet, kan een klacht bij de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit indienen.
(…)
- 3.
De beslissing van de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit is bindend.
(…)"
In de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit (gegeven krachtens artikel 26b van de Wet; Stcrt. 2005, 9; hierna: de Regeling) was, ten tijde van belang, onder meer het volgende bepaald:
" Artikel 3
In de tariefstructuren van het tarief waarvoor het transport van elektriciteit wordt verricht, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de wet, wordt:
(…)
- d.
aangegeven in welke gevallen en voor welke categorieën afnemers een transporttarief voor blindenergie in rekening wordt gebracht;
(…)"
Bij besluit van 30 september 1999 (Stcrt. 4 oktober 1999, nr. 190, p. 7; nadien gewijzigd) heeft verweerder op grond van artikel 36 van de Wet de TarievenCode Elektriciteit (hierna: TarievenCode) vastgesteld. Daarin was, ten tijde van belang, onder meer het volgende bepaald:
" 3.2.1
Het transporttarief dient ter dekking van de kosten van de door de netbeheerder beheerde infrastructuur voorzover deze kosten geen deel uitmaken van de aansluitkosten.
3.2.2
De kosten (…) worden ingedeeld in twee categorieën:
- a.
de transport-afhankelijke kosten, zijnde:
(…)
de kosten van inkoop van energie voor de dekking van netverliezen, het oplossen van transportbeperkingen en de handhaving van de spannings- en blindvermogenshuishouding;
(…)
- b.
de transport-onafhankelijke kosten, zijnde:
(…)
- 3.3.1.
De transporttarieven zijn:
(…)
- b.
het tarief voor het transport van blindenergie, beschreven in paragraaf 3.9.
- 3.9.1.
Voor verbruikers geldt een blindenergietarief indien de uitgewisselde blindenergie zoals bedoeld in 2.1.5.6 van de NetCode, uitgaat boven de bij de arbeidsfactor van 0,85 (inductief) of 1.0 (capacitief) behorende hoeveelheid. Als tariefdrager geldt de kvarh.
- 3.9.2.
Voor het blindenergietarief voor verbruikers worden twee tariefcategorieën gehanteerd:
- a.
verbruikers aangesloten op een spanningsniveau van MS en hoger
- b.
verbruikers aangesloten op een spanningsniveau lager dan MS.
- 3.9.3.
Voor productiemiddelen aangesloten op laagspanningsnetten geldt een blindenergietarief indien de uitgewisselde blindenergie zoals bedoeld in 2.4.1.2 van de NetCode, uitgaat boven de bij de arbeidsfactor van 0,90 (inductief) of 0,90 (capacitief) behorende hoeveelheid. Als tariefdrager geldt de kvarh.
- 3.9.4.
Voor de verrekening van de tussen netten onderling uitgewisselde blindenergie stellen de gezamenlijke netbeheerders een regeling vast die op een door hen te bepalen tijdstip in werking treedt."
Bij besluit van 12 november 1999 (Stcrt. 16 november 1999, nr. 221, p.8, nadien gewijzigd), heeft verweerder onder meer de voorwaarden als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onder a, van de Wet (NetCode) vastgesteld. Hierin was ten tijde van belang onder meer het volgende bepaald:
" 2.1.5.6
Indien de aangeslotene geen nadere contractuele afspraken heeft gemaakt met de netbeheerder daaromtrent, varieert de momentane arbeidsfactor voor de gehele elektrische installatie tussen 0,85 (inductief) en 1,0, tenzij sprake is van kortstondige afwijkingen en van perioden met zeer lage belasting.
2.5.4.1
Alle productie-eenheden met synchrone generator(en) of vermogenselektronische netkoppelingen zijn voorzien van en worden bedreven met een primaire spanningsregeling waarvan de spanningsstatiek instelbaar is tussen 0% en 10%. De netbeheerder kan op basis van de locale situatie voor productie-eenheden een cos phi-regeling eisen of toestaan.
2.5.4.2
Productie-eenheden aangesloten op netten met een spanningsniveau van 50 kV en hoger kunnen bedrijf voeren met een arbeidsfactor tussen 1,0 en 0,8 (inductief) gemeten op de generatorklemmen.
2.5.4.5
De beschikbare capaciteit aan blindvermogen op het aansluitpunt zowel voor het opnemen uit als het leveren aan het net wordt eenmalig vastgesteld."
- 2.2.
Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- -
Windpark is exploitant van windmolens.
- -
Windpark heeft een aansluiting op een 50 kV-net van appellante. Windpark voedt elektriciteit in via deze aansluiting.
- -
Windpark heeft bij brief van 6 juli 2004 aan verweerders rechtsvoorganger, de Dienst uitvoering en toezicht Energie (DTe) twee vragen gesteld, namelijk, kortgezegd, of de netbeheerder van een windmolenexploitant, aangesloten op een 50 kV-net, mag verlangen dat de elektriciteit wordt ingevoed op het net met een arbeidsfactor 1 en of appellante op de juiste wijze het tarief voor blindenergie in rekening brengt, door over het totaal aantal gemeten kvarh dat door de windmolens wordt geproduceerd blindenergie in rekening te brengen.
- -
DTe heeft bij brief van 13 september 2004 meegedeeld dat het antwoord op de eerste vraag bevestigend luidt. Ten aanzien van de tweede vraag werd opgemerkt:
" Op grond van de TarievenCode kan enkel aan verbruikers en niet aan producenten een blindenergietarief in rekening worden gebracht. U stelt dat uw netbeheerder echter zowel de door u veroorzaakte kvarh tijdens afname als productie in rekening brengt. (…)
Uit de door u verstrekte gegevens valt naar de mening van DTe op te maken dat het onwaarschijnlijk is dat de gemeten kvarh alleen is veroorzaakt tijdens afname van elektriciteit uit het net. Op grond hiervan lijkt het niet redelijk dat alle gemeten kvarh in rekening wordt gebracht. Aangezien blindlast in dit geval niet per energierichting wordt gemeten dienen de netbeheerder en afnemer een redelijke verdeling van de gemeten blindlast tussen afname en productie overeen te komen. Ik verzoek u hierover met de netbeheerder in overleg te treden. Over de tijdens invoeding veroorzaakte blindlast hoeft geen blindenergietarief te worden betaald."
- -
In de Tarieven- en Vergoedingsregeling Elektriciteit 2006 van appellante (hierna: TVE) is onder meer de volgende bepaling opgenomen:
" Artikel 6
(…)
- 13.
Indien en voorzover er door de afnemer blindenergie wordt afgenomen wordt de omvang van deze afname gemeten. Het gemeten blindverbruik in de verbruiksmaand wordt uitgedrukt in blindkilowatturen (kvarh). Voor het extra blindverbruik is de al dan niet producerende afnemer een vergoeding verschuldigd. Onder "extra blindverbruik" wordt in dit verband verstaan: het verbruik dat tijdens normaal- laaguren uitgaat boven het bij de arbeidsfactor van 0,85 behorende hoeveelheid uit het net opgenomen verbruik in kWh, ongeacht de hoeveelheid kvarh. Voor producerende afnemers geldt daarnaast als "extra blindverbruik" het verbruik dat tijdens normaal- en laaguren boven de, bij de arbeidsfactor van 1,0 behorende, hoeveelheid in het net teruggeleverde kWh uitgaat én de hoeveelheid kvarh groter dan 0,5% x productievermogen x aantal uren in de maand (30 dagen)."
- -
Op 27 april 2006 heeft Windpark op grond van artikel 51 van de Wet een klacht tegen appellante bij verweerder ingediend over het in rekening brengen van kosten voor blindverbruik aan producenten.
- -
Op 15 juni 2006 heeft verweerder Windpark en appellante gehoord.
- -
Bij besluit van 22 augustus 2006 heeft verweerder de klacht van Windpark gegrond verklaard. Verweerder heeft hierbij tevens verklaard dat artikel 6, dertiende lid, TVE buiten toepassing dient te blijven voor zover appellante op grond van deze bepaling juncto artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) een (schade)vergoeding voor blindverbruik bij producerende afnemers aangesloten op MS in rekening brengt.
- -
Bij brief van 3 oktober 2006 heeft appellante bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
- -
Op 12 januari 2007 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
- -
Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
- 3.
Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van appellante ongegrond verklaard. Verweerder heeft hiertoe, samengevat, het volgende overwogen.
Verweerder stelt vast dat de klacht van Windpark ziet op de vraag of appellante de grens van cos f = 1 mag stellen, zodanig dat aan het niet voldoen aan deze grens een financieel nadeel voor Windpark wordt verbonden. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat het gaat om een zuiver privaatrechtelijke aangelegenheid waarbij niet een bevoegdheid van verweerder op grond van de TarievenCode in het geding is, zodat het door Windpark aangebrachte geschil onder de reikwijdte van artikel 51 van de Wet valt. Verweerder acht zich derhalve bevoegd over het geschil te oordelen.
Het bij en krachtens de Wet bepaalde kent een uitputtende regeling voor het in rekening kunnen brengen van kosten voor blindverbruik. Uit de TarievenCode blijkt dat er voor is gekozen om een producerende afnemer aangesloten op een spanningsniveau van MS geen blindverbruik in rekening te brengen.
Appellante heeft aangevoerd dat sprake is van wanprestatie als Windpark niet voldoet aan de grens cos f = 1 en dat zij bij overschrijding van de grens een schadevergoeding in rekening brengt. Nu sprake is van een uitputtende regeling in een publiekrechtelijke regeling, is er echter geen ruimte om blindverbruik op privaatrechtelijke titel in rekening te brengen. Alleen al hierdoor is een beroep op wanprestatie niet aan de orde.
Overigens heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Windpark. De factuurregel ‘blindverbruik’ is naar zijn aard en uiterlijke verschijningsvorm een tarief voor blindverbruik. Appellante heeft aangegeven dat zij altijd op deze wijze blindverbruik factureert. Daar komt nog bij dat het bedrag dat appellante in rekening brengt gelijk is aan het gereguleerde tarief voor blindverbruik. Appellante heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de factuurregel anders geïnterpreteerd zou moeten worden dan het in rekening brengen van een tarief voor blindverbruik.
Appellante heeft een onduidelijk antwoord gegeven op de vraag of uit de door Windpark overgelegde factuur blijkt dat appellante in het onderhavige geval conform het civiele recht een schadevergoeding claimt voor wanprestatie. Verweerder leest artikel 6, dertiende lid, TVE als een aanvullende voorwaarde waarbij wordt aangegeven wat de financiële consequenties zijn van het overschrijden van de gestelde grens cos f = 1. Hierbij wordt wanprestatie of schadevergoeding niet als voorwaarde gesteld. Verweerder is dan ook van oordeel dat appellante ten onrechte een vergoeding voor blindverbruik in rekening brengt.
- 4.
Het standpunt van appellante
Appellante heeft, samengevat, het volgende aangevoerd.
Appellante heeft in de TVE voorschriften opgenomen die onder meer bepalen welke (financiële) consequenties het heeft, wanneer producerende afnemers voor blindlast de geldende arbeidsfactor niet handhaven op 1. De TVE maakt deel uit van de transportovereenkomst tussen Windpark en appellante. Windpark schiet tekort in de nakoming van de overeenkomst, omdat zij blijkens de meetgegevens niet binnen de geldende marges een blindlastfactor van cos f = 1 in acht neemt. De rechtsmacht in zaken betreffende verbintenissen uit overeenkomst is gelegen bij de civiele rechter. Verweerder is derhalve niet bevoegd hierover te oordelen en de klacht van Windpark is dan ook niet-ontvankelijk. DTe heeft met de brief van 13 september 2004 geoordeeld dat de eis van cos f = 1 overeenstemde met artikel 2.5.4.5 NetCode. Alleen dit oordeel valt binnen de bevoegdheid van verweerder.
Verweerder heeft de vraag of de eis cos f = 1 redelijk is, ten onrechte in het geschil betrokken. Uit de brief van 13 september 2004 en het verslag van de hoorzitting van 15 juni 2006 blijkt dat alle betrokken partijen hebben vastgesteld dat de vraag of de netbeheerder gerechtigd is om een arbeidsfactor van 1,0 op te leggen, bevestigend moet worden beantwoord en dat deze vraag geen onderdeel uitmaakte van het geschil. Door de klacht te herformuleren en daaraan de stelling te verbinden dat aan de grens geen financieel nadeel voor Windpark mag worden verbonden, handelt verweerder in strijd met artikel 7:11 Awb. De enige vraag die in deze procedure ter discussie staat is of appellante gerechtigd is een bedrag in rekening te brengen wegens overschrijding van de gestelde grens voor blindlast; die grens zelf staat niet ter discussie..
Het ontbreken van een tariefcategorie in de TarievenCode staat niet aan privaatrechtelijke afspraken in de weg. Het gaat hier om de niet-nakoming van een ingevolge de NetCode rechtmatig gestelde eis. Anders dan verweerder suggereert omvat de TarievenCode geen uitputtende regeling.
Noch de TarievenCode noch de Wet reguleert de privaatrechtelijke consequenties van het niet nakomen van contractuele verplichtingen. Bij afwezigheid van een dergelijke regulering kan de lacune alleen worden opgevuld met behulp van privaatrechtelijke normen en verplichtingen.
Ten onrechte gaat verweerder niet in op appellantes in bezwaar aangevoerde stelling, dat hij niet zonder nadere motivering kon besluiten dat in de TVE opgenomen voorwaarden onredelijk zijn. Dat is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.
Appellante bestrijdt dat zij met het opnemen van de factuurregel blindverbruik bij de aangeslotene de suggestie heeft willen wekken, dat zij voor blindverbruik een tarief in de zin van de TarievenCode in rekening brengt. Zij heeft duidelijk aangegeven waarop zij haar recht op deze vergoeding baseert.
Ten slotte lijkt verweerder ten onrechte van appellante te eisen dat zij moet aangeven hoe Windpark overschrijding van de grens cos f = 1 kan vermijden. Op grond van de meetdata staat de tekortkoming van Windpark vast.
- 5.
Het standpunt van Windpark
Windpark heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid een schriftelijke uiteenzetting over de zaak te geven. Zij heeft ter zitting haar standpunt, waarmee ze het bestreden besluit ondersteunt, toegelicht.
- 6.
De beoordeling van het geschil
- 6.1.
Uit artikel 24 van de Wet volgt dat de netbeheerder voor transport slechts een tarief in rekening mag brengen voor zover dit is opgenomen in een op grond van artikel 41c van de Wet ten aanzien van de netbeheerder genomen tariefbesluit. Het is de netbeheerder niet toegestaan naast dat tarief in een privaatrechtelijke overeenkomst nog een extra vergoeding in verband met dat transport overeen te komen; ook niet in het geval dat - naar de mening van de netbeheerder - sprake is van kosten, waarvoor in de TarievenCode geen voorziening is getroffen en waarvoor bijgevolg geen tarief is vastgesteld.
Dit zou immers afbreuk doen aan het systeem van tariefregulering dat is bedoeld om contractpartijen van de netbeheerder bescherming te bieden, nu zij vanwege het monopolie van de netbeheerder niet de mogelijkheid hebben met een andere partij te contracteren.
In het geval de netbeheerder van mening is dat voor bepaalde kosten ten onrechte geen tarief is vastgesteld, kan de netbeheerder pogen samen met de andere netbeheerders een voorstel tot wijziging van de TarievenCode aan verweerder voor te leggen, danwel verweerder te bewegen een wijziging van de TarievenCode te initiëren.
- 6.2.
Windpark is producent van elektriciteit en aangesloten op spanningsniveau MS op een net van appellante.
De kosten voor (het transport van) blindenergie voor producenten behoren blijkens artikel 3 van de Regeling en artikel 3.2.2 TarievenCode tot de kosten die worden gedekt door het transporttarief.
In paragraaf 3.9 van de TarievenCode is bepaald dat voor producenten aangesloten op spanningsniveau LS een tarief voor blindenergie geldt.
Voor producenten aangesloten op MS is geen blindenergietarief vastgesteld..
- 6.3.
Appellante heeft zich op het standpunt gesteld dat het bedrag dat zij bij Windpark in rekening brengt, niet gezien moet worden als een element van de vergoeding voor het transport, maar als een - tevoren gefixeerde - schadevergoeding wegens het niet nakomen van de ingevolge de NetCode rechtmatig gestelde eis cos f = 1.
Het College overweegt dienaangaande dat in artikel 6, dertiende lid, TVE, dat deel uitmaakt van de tussen Windpark als producent en appellante gesloten transportovereenkomst, is neergelegd dat een vergoeding is verschuldigd voor blindverbruik. In de formule voor de berekening daarvan wordt de arbeidsfactor (cos f) opgevoerd. Het artikel houdt op zichzelf niet de verplichting in om het afnemen van blindenergie binnen een bepaalde grens te houden, doch stelt slechts de prijs vast die voor het blindverbruik in het kader van de transportovereenkomst betaald moet worden.
Gelet op een en ander dient ervan te worden uitgegaan dat appellante aan Windpark op basis van artikel 6, dertiende lid, TVE een (element van een) transporttarief in rekening brengt.
Er is dan ook geen sprake van een vooraf gefixeerde schadevergoeding wegens wanprestatie, bestaande uit het niet inachtnemen van de afgesproken arbeidsfactor, doch van een element dat bij de vaststelling van het voor transport te betalen tarief in de berekening betrokken wordt.
Nu daarvoor in de TarievenCode geen grondslag bestaat, mag dit element niet in de berekening van de transportvergoeding betrokken worden.
- 6.4.
Uit het vorengaande blijkt dat sprake is van een geschil omtrent een tarief, tot het beslechten waarvan verweerder ingevolge artikel 51 van de Wet geroepen was. Het College ziet voorts geen grond voor het oordeel dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 7:11 Awb, nu deze grief is terug te voeren op het, naar uit vorenstaande blijkt, onjuiste standpunt van appellante dat het geschil tussen Windpark en appellante de (niet-)nakoming van de op zichzelf staande eis cos f = 1 zou betreffen.
- 6.5.
De conclusie van verweerder dat de klacht van Windpark gegrond is, is, gelet op hetgeen in 6.1 tot en met 6.3 overwogen is, juist.
- 6.6.
Op basis van de stukken van het dossier kan het College niet vaststellen of appellante contractueel aan Windpark de verplichting tot het inachtnemen van de arbeidsfactor cos f = 1 heeft opgelegd. Als dat zo is, hoeft het wettelijk systeem niet te verhinderen dat appellante de door wanprestatie, bestaande uit het niet inachtnemen daarvan, ontstaande schade op Windpark zou verhalen. De onderhavige procedure heeft echter geen betrekking op schade.
Gelet daarop overweegt het College dat de verklaring die verweerder in dictumonderdeel II van het besluit van 22 augustus 2006 heeft neergelegd, dat artikel 6, dertiende lid, TVE buiten toepassing dient te blijven voorzover appellante op grond van dit artikel juncto artikel 6:74 BW een (schade)vergoeding voor blindverbruik bij producerende afnemers aangesloten op MS in rekening brengt, de omvang van het geschil te buiten gaat.
In zoverre is het beroep gegrond en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. Zelf voorziend zal het College vaststellen, dat artikel 6, dertiende lid, TVE bij de berekening van de door Windpark te betalen transportvergoeding, buiten beschouwing dient te blijven.
- 6.7.
Het College acht ten slotte termen aanwezig om verweerder met toepassing van artikel 8:75 Awb te veroordelen in de proceskosten aan de zijde van appellante. Deze kosten worden op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op (beroepschrift 1 punt, bijwonen zitting 1 punt, wegingsfactor 1,5 voor een zware zaak, bij een waarde van € 322,-- per punt) berekend op € 966,--.
7. De beslissing
Het College:
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt het bestreden besluit, voorzover daarbij dictumonderdeel II van het besluit van 22 augustus 2006 is gehandhaafd;
- -
verklaart het bezwaar van appellante in zoverre gegrond;
- -
stelt dictumonderdeel II van het besluit van 22 augustus 2006 gewijzigd vast als volgt:
“ bepaalt dat artikel 6, dertiende lid, van de Tarieven en Vergoedingsregeling Elektriciteit 2006 bij de berekening van de door Windpark als producent te betalen transportvergoeding buiten beschouwing blijft”;
- -
bepaalt dat deze uitspraak treedt in plaats van het vernietigde besluit;
- -
veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 966,-- (zegge: negenhonderdzesenzestig
euro);
- -
bepaalt dat verweerder aan appellante het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,-- (zegge:
tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt.
Aldus gewezen door mr. W.E. Doolaard, mr. H.O. Kerkmeester en mr. M. Munsterman, in tegenwoordigheid van mr. I.C. Hof als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2009.
w.g. W.E. Doolaard I.C. Hof
De griffier is buiten staat de uitspraak te ondertekenen