Zie het bestreden arrest, rov. 4.1.1–4.1.2.
HR, 10-06-2011, nr. 10/01306
ECLI:NL:HR:2011:BP9995
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-06-2011
- Zaaknummer
10/01306
- Conclusie
Mr. E.M. Wesseling-van Gent
- LJN
BP9995
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BP9995, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑06‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BP9995
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2009:BQ6600, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:PHR:2011:BP9995, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 25‑03‑2011
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHSHE:2009:BQ6600
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BP9995
- Vindplaatsen
Uitspraak 10‑06‑2011
Inhoudsindicatie
(Art. 81 RO). Procesrecht. Executiegeschil over uitvoerbaar bij voorraad verklaard ontruimingsvonnis.
10 juni 2011
Eerste Kamer
10/01306
DV/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.K. van der Brugge,
t e g e n
1. GEMEENTE DRIMMELEN,
2. COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE DRIMMELEN,
beide zetelende te Made, gemeente Drimmelen,
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en de Gemeente.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 206282/KG ZA 09-390 van de voorzieningenrechter te Breda van 11 augustus 2009;
b. het arrest in de zaak HD 200.041.430 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 22 december 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de Gemeente is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 1 april 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 10 juni 2011.
Conclusie 25‑03‑2011
Mr. E.M. Wesseling-van Gent
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Eiseres]
tegen
- 1.
de gemeente Drimmelen
- 2.
het college van B & W van de gemeente Drimmelen
Deze zaak — betreffende een executiegeschil — leent zich voor een verkorte conclusie.
1.1
Verweerster in cassatie onder 1, de gemeente, heeft bij huurovereenkomst van 5 april 2007 een woonwagenstandplaats gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats] verhuurd aan [betrokkene 1]. [Betrokkene 1] is de schoonvader van eiseres tot cassatie, [eiseres].
[Eiseres], die aanvankelijk de standplaats huurde maar deze begin 2007 heeft verlaten, is in de zomer van 2008 met haar dochtertje gaan wonen in de woonwagen van [betrokkene 1]1..
1.2
Bij ontruimingsvonnis van 24 juni 2009 heeft de kantonrechter te Breda de tussen de gemeente en [betrokkene 1] gesloten huurovereenkomst ontbonden en [betrokkene 1] veroordeeld de woonwagenstandplaats te ontruimen en te verlaten met al de zijnen en al het zijne. Het ontruimingsvonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard2..
1.3
[Eiseres] heeft bij inleidende dagvaarding van 20 juli 2009 in kort geding gevorderd dat het de gemeente wordt verboden de woonwagenstandplaats te ontruimen. Bij vonnis van 11 augustus 2009 heeft de voorzieningenrechter deze vordering afgewezen.
1.4
[Eiseres] is, onder aanvoering van drie grieven, van dit vonnis in hoger beroep gekomen bij het gerechtshof 's‑Hertogenbosch. Bij arrest van 22 december 2009 heeft het hof de uitspraak waarvan beroep bekrachtigd.
1.5
[Eiseres] is tijdig3. van dit arrest in cassatie gekomen.
1.6
Het cassatiemiddel, dat zeven paragrafen bevat, is gericht tegen rechtsoverweging 4.4.2, waarin het hof als volgt heeft geoordeeld:
‘Naar het oordeel van het hof heeft [eiseres] de beweerde schending van de algemene beginselen niet alleen onvoldoende onderbouwd, maar bovendien leiden haar stellingen, indien al juist, niet tot de conclusie dat de gemeente zich bij uitvoering van de ontruiming schuldig maakt aan misbruik van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het tegen [betrokkene 1] en de zijnen gewezen ontruimingsvonnis. Bij de toetsing of ontruimingsexecutie ontoelaatbaar is, geldt immers voormeld misbruikcriterium, onverschillig of [betrokkene 1] en de toetsing of — zoals hier — de executant een overheidslichaam is. De tenuitvoerlegging van de ontruimingsverplichting kan niet worden belemmerd met onderhavig beroep op schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Bovendien miskent [eiseres] met haar betoog dat de door de kantonrechter uitgesproken (ontbinding en) veroordeling tot ontruiming in dit executiegeschil een gegeven is dat niet opnieuw ter discussie en beoordeling staat.’
1.7
Het middel richt zich onder 1–3 tegen het oordeel van het hof omtrent de maatstaf voor toetsing van de rechtmatigheid van de executie. Het middel neemt daarbij tot uitgangspunt dat aan de (tweede en derde volzin van de) hiervoor geciteerde overweging de rechtsopvatting ten grondslag ligt dat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet van toepassing zijn in ontruimingsexecutiegeschillen tussen een overheidslichaam als executant en derden die zich zonder recht of titel tegenover het overheidslichaam in de woonruimte bevinden en klaagt vervolgens dat deze rechtsopvatting onjuist is. Volgens het middel dient de rechter in een dergelijk executiegeschil tussen deze derden en het overheidslichaam in beginsel aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te toetsen wanneer de derden in rechte een deugdelijk beroep op de schending hiervan hebben gedaan.
1.8
De klacht faalt.
Zoals het hof in rechtsoverweging 4.3.1 terecht en in cassatie onbestreden heeft overwogen, heeft de rechter in een executiegeschil over een uitvoerbaar bij voorraad verklaard ontruimingsvonnis — zoals in het onderhavige geval — slechts tot taak de toelaatbaarheid van de wijze van executie te beoordelen aan de hand van de voor misbruik van executiebevoegdheid geldende criteria.
Het middel vermeldt niet dat en op welke wijze de stellingen van [eiseres] leiden tot de conclusie dat de gemeente zich bij uitvoering van de ontruiming schuldig maakt aan misbruik van haar bevoegdheid tot tenuitvoerlegging. Het hof heeft de regel dat privaatrechtelijk handelen van bestuursorganen mede aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is onderworpen4., mitsdien niet miskend.
1.9
Het middel richt zich onder 4–7 tegen de eerste volzin van de hiervoor geciteerde rechtsoverweging 4.4.2 en klaagt allereerst (onder 5, paragraaf 4 bevat geen klacht) dat het oordeel van het hof dat het betreffende ontruimingsvonnis werd gewezen tegen [betrokkene 1] en de zijnen onbegrijpelijk dan wel onvoldoende is gemotiveerd. De door het hof genoemde ‘de zijnen’ zijn volgens het middel nooit procespartij geweest en genoemd vonnis werd niet gewezen tegen ‘de zijnen’.
1.10
Nu vaststaat dat [eiseres] in de door [betrokkene 1] gehuurde woonwagen woonde, omvat het tussen [betrokkene 1] en de gemeente gewezen ontruimingsvonnis met betrekking tot woonwagenstandplaats, mede het ontruimen en het verlaten van de woonwagen door [eiseres] als een van ‘de zijnen’ van [betrokkene 1]. Niet vereist is dat het ontruimingsvonnis tegen [eiseres] als procespartij is gewezen.
1.11
Het middel klaagt voorts (onder 6 en 7) dat het oordeel van het hof dat [eiseres] de beweerde schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur onvoldoende heeft onderbouwd, onvoldoende dan wel onbegrijpelijk is gemotiveerd, omdat het hof — samengevat — voorbij is gegaan aan essentiële stellingen van [eiseres].
1.12
De onderdelen missen belang, nu het hof in rechtsoverweging 4.4.2 tevens heeft geoordeeld dat de stellingen van [eiseres], indien al juist, niet tot de conclusie leiden dat de gemeente zich bij uitvoering van de ontruiming schuldig maakt aan misbruik van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het tegen zijnen gewezen ontruimingsvonnis en tegen dit oordeel vergeefs wordt opgekomen (zie hiervoor onder 1.8).
1.13
Nu het middel in zijn geheel faalt, dient het cassatieberoep te worden verworpen. Dit kan m.i. met gebruikmaking van art. 81 RO.
2. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 25‑03‑2011
Zie het bestreden arrest, rov. 4.1.3.
De cassatiedagvaarding is uitgebracht op 16 februari 2010.
Art. 3:14 BW; art. 3:1 lid 2 Awb; vaste rechtspraak, zie o.m. HR 7 mei 2005, LJN AO3860 (NJ 2005, 23).