Einde inhoudsopgave
Wet publieke gezondheid
Artikel 5 [Taak B&W in jeugdgezondheidszorg]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2020
- Bronpublicatie:
20-02-2019, Stb. 2019, 119 (uitgifte: 20-03-2019, kamerstukken: 34878)
- Inwerkingtreding
01-07-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-06-2020, Stb. 2020, 166 (uitgifte: 17-06-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Corona (V)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Jeugdbeleid (V)
Openbare orde en veiligheid / Crisismanagement
1.
Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg.
2.
Ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taak draagt het college van burgemeester en wethouders in ieder geval zorg voor:
- a.
het op systematische wijze volgen en signaleren van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van jeugdigen en van gezondheidsbevorderende en -bedreigende factoren,
- b.
het ramen van de behoeften aan zorg,
- c.
de vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen, met uitzondering van het perinatale onderzoek op phenylketonurie (PKU), congenitale hypothyroïdie (CHT) en adrenogenitaal syndroom (AGS),
- d.
het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding,
- e.
het formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen.
3.
Het college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat bij de uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, gebruik wordt gemaakt van:
- a.
de gegevens uit het register onderwijsdeelnemers, bedoeld in artikel 4 van de Wet register onderwijsdeelnemers,
- b.
digitale gegevensopslag, onder bij regeling van Onze Minister te stellen eisen aan de daarbij te gebruiken software, voor zover het gaat om vastleggen van patiëntgegevens als bedoeld in artikel 7:454 van het Burgerlijk Wetboek.
4.
Het college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat het bestand met de gegevens uit het register onderwijsdeelnemers, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, uiterlijk één maand na verkrijging wordt vernietigd.
5.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de werkzaamheden, bedoeld in het tweede lid.