De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/26.1.1:26.1.1 De dwangsomveroordeling
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/26.1.1
26.1.1 De dwangsomveroordeling
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS375536:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Gezien zijn functie als executiemiddel is de dwangsomveroordeling in principe onlosmakelijk verbonden aan het object van executie: de hoofdveroordeling. De accessoiriteit is in dit opzicht al uitgebreid aan de orde gekomen waar ik het preventief en definitief karakter van de dwangsom besprak. Aldaar kwam aan de orde dat de rechter bij de vaststelling van de dwangsomveroordeling geheel gericht behoort te zijn op de vraag welke subsidiaire geldveroordeling het naleven van de hoofdveroordeling zoveel mogelijk verzekert.
De vraag of de dwangsom zijn functie als executiemiddel vervult, bleek in het tweede deel een belangrijk gezichtspunt op basis waarvan wordt beoordeeld of ten aanzien van het definitief karakter van de aanvankelijk opgelegde dwangsom een beperking moet worden aangenomen. Een begrenzing van het definitief karakter waarborgt zowel de preventieve werking van de dwangsom als het behoud van zijn accessoir karakter. Wanneer de hoofdveroordeling onmogelijk kan worden nagekomen of deze zich niet voor gedwongen tenuitvoerlegging leent, is voor toepassing van de dwangsom geen plaats. Ook wanneer de oorspronkelijke uitspraak waarin hoofd- en dwangsomveroordeling zijn vastgelegd wordt vernietigd, is het lot van de dwangsomveroordeling noodzakelijkerwijs aan dat van de hoofdveroordeling verbonden.
Wat het accessoir karakter van de dwangsomveroordeling in formeel opzicht betreft, moet op grond van de jurisprudentie van de Hoge Raad worden aangenomen dat de dwangsomveroordeling in een afzonderlijk geding kan worden gevorderd, al kan uit de Gemeenschappelijke Memorie van Toelichting een tegengestelde visie worden afgeleid. Hoe dan ook moet de dwangsomveroordeling steeds op een hoofdveroordeling betrekking hebben, gezien zijn functie als dwangmiddel en zijn accessoir karakter als zodanig.
Uit de jurisprudentie blijkt voorts dat wanneer in hoger beroep grieven tegen de hoofdveroordeling zijn aangevoerd, dit meebrengt dat ook de dwangsomveroordeling opnieuw in hoger beroep kan worden beoordeeld, ook als tegen die dwangsom-veroordeling geen grieven zijn gericht. Het accessoir karakter van de dwangsom brengt in dit geval mee dat de dwangsomveroordeling ook in processueel opzicht het lot van de hoofdveroordeling volgt; de Hoge Raad laat dit zelfs - zonder het Benelux-Gerechtshof te raadplegen - boven regels van nationaal procesrecht prevaleren.