Einde inhoudsopgave
Verdrag van Genève betreffende de behandeling van krijgsgevangenen, van 12 Augustus 1949
Artikel 37
Geldend
Geldend vanaf 21-10-1950
- Bronpublicatie:
12-08-1949, Trb. 1951, 74 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-10-1950
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-08-1949, Trb. 1951, 74 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Wanneer krijgsgevangenen niet beschikken over de bijstand van een aangehouden geestelijke der strijdkrachten of van een krijgsgevangen bedienaar van hun eredienst, zal, op verzoek van de belanghebbende krijgsgevangenen, een geestelijke die hun eigen dan wel een aanverwant geloof belijdt, of, bij gebreke daarvan, een daartoe bekwame leek, indien zulks uit confessioneel oogpunt mogelijk is, worden aangewezen om deze taak te vervullen. Deze aanwijzing, welke onderworpen is aan de goedkeuring van de gevangenhoudende Mogendheid, zal geschieden met instemming van de gemeenschap der betrokken krijgsgevangenen en, waar nodig, met goedkeuring van de plaatselijke geestelijke overheid van dezelfde geloofsbelijdenis. De aldus aangewezene moet zich gedragen naar alle voorschriften, door de gevangenhoudende Mogendheid vastgesteld in het belang van de orde en tucht en de militaire veiligheid.