Hof 's-Gravenhage, 25-04-2012, nr. 200.099.925/01
ECLI:NL:GHSGR:2012:BX3214, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
25-04-2012
- Zaaknummer
200.099.925/01
- LJN
BX3214
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2012:BX3214, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 25‑04‑2012; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ0293
Einduitspraak: ECLI:NL:GHAMS:2014:237
Cassatie: ECLI:NL:HR:2013:BZ0293, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
Uitspraak 25‑04‑2012
Inhoudsindicatie
Verzoek tot vervangende toestemming tot verhuizing naar Belgie. Rechtsmacht, bevoegdheid Nederlandse rechter. Kinderen wonen al geruime tijd in Belgie (sinds 2008); verdragsbepalingen.
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 25 april 2012
Zaaknummer : 200.099.925/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 11-6012
[appellante],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J.W. Pieters te Geleen,
tegen
[geintimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. A. Boumanjal te Utrecht.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord,
locatie ‘s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 4 januari 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 5 oktober 2011 van de rechtbank ‘s-Gravenhage.
De vader heeft op 9 februari 2012 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
- -
op 5 januari 2012 het originele beroepschrift en het dossier in eerste aanleg;
- -
op 8 februari 2012 een brief van diezelfde datum met bijlage.
Van de zijde van de raad is bij het hof op 17 januari 2012 een brief van 13 januari 2012 ingekomen, waarbij is medegedeeld dat de raad niet ter terechtzitting zal verschijnen.
De zaak is op 21 maart 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- -
moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- -
de vader, bijgestaan door mr. E.J. Coxon, een kantoorgenoot van zijn advocaat.
De hierna te noemen minderjarig [naam en naam] zijn in raadkamer gehoord.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is, voor zover in hoger beroep van belang, het verzoek van de moeder - strekkende tot vervangende toestemming om met na te noemen minderjarigen naar België te verhuizen - afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
- 1.
In geschil is de vervangende toestemming om met de minderjarigen:
- -
[naam], geboren [in] 1997 te [geboorteplaats] (hierna ook: [naam]) en
- -
[naam], geboren [in] 1998 te [geboorteplaats] (hierna ook: [naam]),
hierna tezamen te noemen: de minderjarigen, naar België te verhuizen.
- 2.
De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, alsnog de door haar verzochte vervangende toestemming om met de minderjarigen naar België te mogen verhuizen te verlenen en de kosten vallende op deze procedure te compenseren.
- 3.
De vader bestrijdt het beroep.
- 4.
De moeder is van mening dat de rechtbank ten onrechte, zonder deugdelijke motivering, haar verzoek tot vervangende toestemming om met de minderjarigen naar België te verhuizen, heeft afgewezen. Zij voert daartoe het volgende aan. De moeder en de minderjarigen verblijven sinds 2008 in België. De minderjarigen gaan in België naar school en zijn volledig opgenomen in hun omgeving. De minderjarigen willen in België blijven wonen. Hun belangen moeten in acht genomen worden. De vader heeft geen belang bij het handhaven van zijn bezwaar tegen de verhuizing, nu de afstand tot zijn woonplaats geen beletsel vormt voor contact met de minderjarigen. De moeder is dan ook van mening dat de bestreden beschikking moet worden vernietigd.
- 5.
De vader stelt zich, kort gezegd, op het standpunt dat de rechtbank op goede gronden het verzoek van de moeder heeft afgewezen. Hij is dan ook van mening dat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd.
Rechtsmacht
- 6.
Het hof zal allereerst (ambtshalve) de vraag beantwoorden of de Nederlandse rechter met betrekking tot het onderhavige geschil rechtsmacht toekomt.
- 7.
Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof gebleken dat de moeder de minderjarigen ongeoorloofd heeft meegenomen naar België, waar zij sinds 2008 feitelijk met de minderjarigen leeft en verblijft.
Toepasselijkheid van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1347/2000 (hierna: de Verordening Brussel IIbis)
- 8.
Op grond van artikel 10 van de Verordening Brussel IIbis, zijn in geval van ongeoorloofde overbrenging of niet doen terugkeren van een kind - voor zover in hoger beroep van belang - de gerechten van de lidstaat waar het kind onmiddellijk voor de ongeoorloofde overbrenging of niet doen terugkeren zijn gewone verblijfplaats had, bevoegd totdat het kind in een andere lidstaat een gewone verblijfplaats heeft verkregen.
- 9.
Vaststaat dat de minderjarigen voor de overbrenging naar België hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. Derhalve is dit hof, als gerecht van de lidstaat waar de minderjarigen onmiddellijk voor het ongeoorloofd niet doen terugkeren, hun gewone verblijfplaats hadden, bevoegd om naar Nederlands recht van het onderhavige verzoek kennis te nemen.
- 10.
Nu partijen gezamenlijk het gezag over de minderjarigen uitoefenen en de beproeving van een vergelijk tussen hen zonder resultaat is gebleven, dient in beginsel op basis van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) een zodanige beslissing te worden genomen als het hof in het belang van de minderjarigen wenselijk voorkomt. Bij een dergelijke beslissing dienen alle omstandigheden van het geval in acht te worden genomen, wat er in voorkomend geval ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen.
- 11.
Het hof komt echter niet toe aan de hiervoor bedoelde belangenafweging. Nu de moeder tot op heden nog geen uitvoering heeft gegeven aan verschillende rechterlijke uitspraken waarin de terugkeer van de minderjarigen naar Nederland is bevolen, is het hof, met de rechtbank, van oordeel dat het verzoek van de moeder strekkende tot vervangende toestemming om met de minderjarigen naar België te verhuizen, reeds om die reden dient te worden afgewezen. Dat sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden, zoals de moeder stelt, doet aan dit oordeel niet af. Het hof zal dan ook de bestreden beschikking bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
- 12.
Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Wildenberg, De Haan-Boerdijk en Fockema Andreae-Hartsuiker, bijgestaan door mr. Wijtzes als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 april 2012.