Einde inhoudsopgave
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 7.50 Andere bijdragen
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2024
- Bronpublicatie:
18-04-2024, Stb. 2024, 109 (uitgifte: 30-04-2024, kamerstukken: 36478)
- Inwerkingtreding
01-09-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-06-2024, Stb. 2024, 154 (uitgifte: 12-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
1.
Bij ministeriele regeling kan worden bepaald dat het instellingsbestuur een andere bijdrage dan bedoeld in de artikelen 7.43 tot en met 7.49b bij een aspirant-student of student in rekening kan brengen voor kosten die:
- a.
verband houden met de inschrijving;
- b.
voortvloeien uit de bijzondere aard van de opleiding;
- c.
verband houden met de inschrijving voor een tentamen na de reguliere inschrijfperiode van dit tentamen, bedoeld in artikel 7.13, tweede lid, onder j; of
- d.
direct verband houden met het verstrekken van een vervangend getuigschrift of een vervangende verklaring als bedoeld in artikel 7.11a, eerste lid.
2.
Bij ministeriele regeling wordt vastgesteld op welke kostensoorten het eerste lid betrekking heeft en kan worden vastgesteld welk bedrag ten hoogste in rekening kan worden gebracht en voor welke kostensoorten het instellingsbestuur een kosteloos alternatief biedt.
3.
Het instellingsbestuur treft voorzieningen voor de financiële ondersteuning van degenen die tot één van de groepen van personen, bedoeld in artikel 2.2 van de Wet studiefinanciering 2000 behoren dan wel de Surinaamse nationaliteit bezitten, en voor wie de bijdrage, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a tot en met b, een onoverkomelijke belemmering vormt.
4.
Indien het instellingsbestuur een bijdrage, als bedoeld in het eerste lid, in rekening brengt stelt hij regels vast over de bijdrage en over de financiële ondersteuning, bedoeld in het derde lid.