Conc.: 1449
Rb. Noord-Holland, 28-03-2018, nr. C/15/254346 / HA ZA 17-83
ECLI:NL:RBNHO:2018:11947
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
28-03-2018
- Zaaknummer
C/15/254346 / HA ZA 17-83
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2018:11947, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 28‑03‑2018; (Bodemzaak)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2023-1146
VAAN-AR-Updates.nl 2023-1146
Uitspraak 28‑03‑2018
Inhoudsindicatie
toelating tot onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/254346 / HA ZA 17-83
Vonnis van 28 maart 2018
in de zaak van
de vereniging
VERENIGING NEDERLANDS CABINEPERSONEEL VNC,
gevestigd te Amstelveen,
eiseres,
advocaat mr. M.A. Visser te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TUI AIRLINES NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Schiphol-Rijk,
gedaagde,
advocaat mr. P.H.E. Voûte te Amsterdam.
Partijen zullen hierna VNC en TUI genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 28 maart 2018
- -
het proces-verbaal van comparitie van 12 februari 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Ingevolge artikel 1.3 van de statuten van VNC heeft VNC als doel het behartigen van de persoonlijke- en groepsbelangen van haar leden. VNC tracht dat doel onder meer te bereiken door op te treden als partij bij de onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden met verscheidene luchtvaartmaatschappijen. VNC heeft thans circa 6500 leden onder het cabinepersoneel.
2.2.
Bij brief van de advocaat van VNC aan TUI van 21 februari 2011 heeft VNC verzocht om toegelaten te worden tot de zelfstandige cao-onderhandelingen voor cabinepersoneel. TUI heeft bij brief van haar advocaat van 11 maart 2011 afwijzend op dat verzoek gereageerd.
2.3.
VNC heeft TUI daarop in rechte betrokken en gevorderd dat TUI VNC erkent en aanvaart als gesprekspartner en partij in het collectief overleg over een nieuw af te sluiten cao voor cabinepersoneel en dat TUI VNC zal uitnodigen en toelaten tot dat overleg.
2.4.
Op 1 febrauri 2012 vond de comparitie van partijen bij de rechtbank Den Haag plaats. Tijdens deze comparitie hebben partijen besloten om het geschil middels mediation op te lossen en de procedure daartoe aan te houden.
2.5.
De mediation is succesvol geweest en TUI heeft daarop haar vordering ingetrokken. Aan het eind van de mediation hebben partijen de navolgende gezamenlijke verklaring opgesteld:
“In 2011 is VNC een rechtszaak tegen Arkefly (de rechtsvoorgangster van TUI, toevoeging rechtbank) gestart. Partijen zijn toen met elkaar in overleg gegaan onder leiding van een mediator. Aan dat overleg heeft ook de OC (dat is de Onderdeelcommissie van de Ondernemingsraad van TUI, toevoeging rechtbank) van Arkefly deelgenomen.
De verhoudingen tussen de partijen zijn behoorlijk verbeterd doordat partijen goed met elkaar hebben gesproken in de mediation. Hierdoor is begrip ontstaan voor elkaars standpunten en belangen. Partijen vinden dat de mediation succesvol is afgerond en de rechtszaak wordt ingetrokken.
Arkefly hecht er waarde aan om met alle partijen die de belangen behartigen van het corps goede contacten te onderhouden waarbij het uitgangspunt blijft dat de OC overlegpartner voor arbeidsvoorwaarden is. Arkefly en VNC zien het belang in van contact met elkaar om te bespreken wat er speelt binnen het corps en zij zullen dat contact voortzetten.”
2.6.
Bij e-mail van 25 september 2015 aan TUI heeft de pursergroep, bestaande uit circa 60 pursers, een aantal knelpunten, waaronder de disbalans tussen werk en privé, roosterwijzigingen en hoge werkdruk aan boord, uiteengezet.
2.7.
Bij brief van 16 oktober 2016 heeft VNC aan TUI onder meer medegedeeld:
“er doet zich een situatie voor waarbij een aantal van uw medewerkers zich wil laten bijstaan door VNC. Terugkomend op de mediation, heeft destijds Arkefly aangegeven dat zij met alle partijen goede contacten wil onderhouden, dus VNC gaat er dan ook vanuit dat TUI dit thans ook nog nastreeft. Noch daargelaten dat het een vrije keuze is van het personeel om te bepalen wie haar vertegenwoordigt / bijstaat in het werkoverleg. Wij zullen dan ook onze leden op 30 november a.s. en op 2 december a.s. bijstaan (…)”
2.8.
Bij brief van 27 oktober 2015 heeft TUI VNC daarop geantwoord dat:
“het betreft hier werkoverleg zoals u in uw brief van 16 oktober jl. ook aangeeft. Bij werkoverleg zien wij geen reden voor aanwezigheid van anderen dan onze medewerkers.”
en bij brief van 10 november 2015:
“in mijn beleving zijn deze managers uitstekend in staat hun zorgen over te brengen en met ons te bediscussiëren. Het kan niet zo zijn dat buitenstanders bij dit soort besprekingen aanwezig zijn.”
2.9.
De Ondernemingsraad van TUI, waarin ook werknemers van het onderdeel TUI Fly worden vertegenwoordigd, bestaat in totaal uit zeventien leden. In maart 2009 heeft de Ondernemingsraad ex artikel 15 van de Wet op de Ondernemingsraden een Onderdeelscommissie Cabine Zaken ArkeFly ingesteld. Deze commissie behandelt voor de Ondernemingsraad de aangelegenheden voor het cabinepersoneel van TUI. Daarnaast heeft de commissie de bevoegdheid tot het voeren van overleg daarover met het management van TUI.
2.10.
De Onderdeelcommissie bestaat thans uit 8 leden, welke worden benoemd uit de Ondernemingsraad. Thans zijn 7 leden van de commissie werkzaam in de cabine. Eén commissielid is tevens lid van VNC.
2.11.
Op de arbeidsrelatie tussen TUI en haar cabinepersoneel is geen cao van toepassing.
3. Het geschil
3.1.
VNC vordert voor recht te verklaren dat TUI jegens VNC onrechtmatig handelt door VNC niet toe te laten tot het arbeidsvoorwaardelijk overleg dat bij TUI plaatsvindt, met veroordeling van TUI in de kosten van het geding.
3.2.
TUI voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
VNC stelt dat TUI, door te weigeren VNC toe te laten tot het arbeids-voorwaardelijk overleg, onrechtmatig jegens haar handelt. TUI handelt, aldus VNC, in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betamelijk is door geheel voorbij te gaan aan de wens van haar werknemers om VNC tot dat overleg toe te laten.
4.2.
Bij de beoordeling van de vraag of de weigering van TUI om VNC toe te laten tot het arbeidsvoorwaardelijk overleg al dan niet onrechtmatig is stelt de rechtbank voorop dat in het Nederlandse (contracten)recht het beginsel van contractsvrijheid geldt. Dat houdt onder meer in dat een contractspartij in beginsel vrij is om zelf te bepalen wie haar contractspartij zal zijn en dat geen partij in beginsel gehouden kan worden om een bepaalde partij als contractspartij te aanvaarden.
4.3.
Dat beginsel kan uitzondering lijden indien met het besluit om een partij als contractspartij te weigeren een norm of regel geschonden wordt of het besluit dermate onzorgvuldig is dat als gevolg van dat besluit de belangen van betrokkenen (in casu de VNC-leden) zodanig worden getroffen of veronachtzaamd dat dit volgens ongeschreven recht in strijd is met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betamelijk is.
4.4.
Bij deze beoordeling is van belang dat tussen partijen vast staat dat binnen TUI een Onderdeelcommissie actief is die (collectieve) aangelegenheden voor het cabinepersoneel behandelt en de bevoegdheid heeft om overleg daarover te voeren met de directie van TUI. VNC heeft ter comparitie desgevraagd verklaard dat zich onder de leden van de Onderdeelcommissie thans één VNC-lid bevindt.
4.5.
VNC heeft ter comparitie verklaard dat de essentie van haar vordering is gelegen in de wens van haar leden om de expertise van VNC in te zetten in de contacten met TUI.
4.6.
Ofschoon de rechtbank deze wens van de werknemers van TUI begrijpt, valt niet in te zien dat de belangen van de werknemers niet reeds voldoende worden gewaarborgd door het feit dat TUI een Onderdeelcommissie heeft ingesteld. Vast staat dat één van de leden van die commissie lid is van VNC. De expertise van VNC kan (waar de kennis van de commissie ontbreekt of tekortschiet) uiteraard altijd – eventueel extern – worden ingeroepen en kan worden meegenomen binnen de Onderdeelcommissie. De stelling van VNC dat TUI het haar onmogelijk maakt om haar leden in arbeidsrechtelijke vraagstukken bij te staan wordt dan ook verworpen, temeer nu VNC in haar dagvaarding zelf heeft gesteld dat zij door TUI wel als gesprekspartner wordt toegelaten in individuele gevallen.
4.7.
Dat de Onderdeelcommissie op zich als een effectief orgaan kan worden beschouwd waarmee de belangen van de werknemers van TUI op zich voldoende worden gewaarborgd, wordt geïllustreerd door het feit dat de commissie in staat is geweest om met de directie van TUI tot een verbeterde werk- en rusttijdenregeling voor de werknemers te komen. Ook blijkt dat uit het feit dat TUI en de Onderdeelcommissie de knelpunten, zoals verwoord in de brief van de pursergroep van 24 september 2015, hebben weten weg te nemen.
4.8.
Dat overigens ook VNC destijds kennelijk van mening was dat de Onderdeelcommissie als een voldoende effectief orgaan moest worden beschouwd blijkt uit de verklaring van VNC en de rechtsvoorgangster van TUI, zoals hiervoor onder 2.5 van de vaststaande feiten geciteerd, waarin beide partijen hebben verklaard dat de Onderdeelcommissie overlegpartner voor arbeidsvoorwaarden is. Weliswaar heeft VNC ter comparitie verklaard dat TUI éénzijdig heeft gesteld dat het arbeidsvoorwaardelijk overleg enkel met de commissie zou plaatsvinden en dat VNC zich daar niet aan heeft gebonden, maar VNC heeft zich door de verklaring gezamenlijk af te leggen daar kennelijk aan geconformeerd. Bovendien is niet gebleken dat VNC tegen de juistheid op dit punt van de verklaring heeft geklaagd.
4.9.
De stelling van VNC dat het cabinepersoneel van TUI de Onderdeelcommissie niet als onafhankelijk van TUI ziet is, mede in het licht van hetgeen hiervoor werd overwogen, onvoldoende onderbouwd zodat aan deze stelling voorbij zal worden gegaan. VNC heeft nagelaten concrete voorbeelden te geven van situaties waarin de Onderdeelcommissie blijk heeft gegeven van onvoldoende onafhankelijkheid ten opzichte van TUI.
4.10.
De verwijzing naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 1 april 2009, waarin het kortgezegd onder meer ging om erkenning als vakbond, baat VNC niet omdat niet is gebleken dat VNC voldoende representatief is in de zin van de Aanbevelingen van de Kring van Kantonrechters om van het onder 4.2 vermelde uitgangspunt af te wijken. Volgens Aanbeveling 3.7 kan een vakbond pas als representatief worden aangemerkt indien zij 25%, danwel 20%, van de werknemers vertegenwoordigt. Tussen partijen staat vast dat TUI thans circa 450 cabinemedewerkers heeft, waarvan volgens TUI 64 lid zijn van VNC. Het betoog van VNC dat alleen de medewerkers in vaste dienst meetellen verwerpt de rechtbank, nu de Aanbevelingen dat onderscheid niet maken. Ook indien wordt uitgegaan van het door VNC gestelde ledental van 75, leid dat tot de slotsom dat VNC niet voldoende representatief is.
4.11.
Evenzeer faalt het beroep van VNC op het bepaalde in artikel 27, derde lid, van de Wet op de Ondernemingsraden, nu dat artikellid uitgaat van de situatie dat binnen de onderneming een cao van toepassing is, terwijl dat in het geval van TUI en haar cabinepersoneel niet het geval is.
4.12.
Hetgeen hiervoor werd overwogen leidt de rechtbank tot de slotsom dat de belangen van het cabinepersoneel moeten worden geacht voldoende te worden gewaarborgd door de Onderdeelcommissie. Aan de wens van de VNC-leden om de arbeidsrechtelijke expertise van VNC in te zetten kan worden tegemoetgekomen. De weigering van TUI om VNC toe te laten tot het arbeidsvoorwaardelijk overleg kan onder deze omstandigheden dan ook niet als strijdig met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betamelijk is worden beschouwd en is daarmee niet onrechtmatig. Het cabinepersoneel heeft voldoende mogelijkheden om te worden gehoord en gebleken is dat TUI, handelend als goed werkgever, klachten vanuit de organisatie daadwerkelijk oppakt en waar nodig – samen met de Onderdeelcommissie - tot een oplossing probeert te komen. Van belang daarbij is ten slotte nog dat TUI zich ook bereid heeft verklaard om met VNC informeel contact te blijven onderhouden.
4.13.
De vordering van VNC zal derhalve worden afgewezen.
4.14.
VNC zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van TUI worden begroot op:
- griffierecht 618,00
- salaris advocaat 904,00 (2 punt × tarief II € 452,00)
Totaal € 1.522,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt VNC in de proceskosten, aan de zijde van TUI tot op heden begroot op € 1.522,00, met bepaling dat – indien deze kosten niet binnen veertien dagen na heden zijn voldaan – daarover vanaf de vijftiende dag na heden wettelijke rente is verschuldigd;
5.3.
veroordeelt VNC in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat VNC niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Wouters en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2018.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 28‑03‑2018