type:coll:
Rb. Overijssel, 05-06-2024, nr. C/08/288937 / HA ZA 22-417
ECLI:NL:RBOVE:2024:2983
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
05-06-2024
- Zaaknummer
C/08/288937 / HA ZA 22-417
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2024:2983, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 05‑06‑2024; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
ECLI:NL:RBOVE:2023:2461, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 28‑06‑2023; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
JERF Actueel 2024/255
ERF-Updates.nl 2024-0319
VEAN-ERF-Updates.nl 2024-0319
JERF Actueel 2023/264
ERF-Updates.nl 2023-0294
Uitspraak 05‑06‑2024
Inhoudsindicatie
Deze zaak gaat over twee nalatenschappen, over die van vader en die van moeder van eiseressen. Eiseressen beogen met hun vorderingen onder andere (meer) duidelijkheid te verkrijgen over de omvang en de samenstelling van het vermogen van hun vader dat hij heeft nagelaten, zodat tezijnertijd, bij overlijden van gedaagde, duidelijk is wat zij als opvolgend erfgenamen (‘verwachters’) in de nalatenschap van hun vader alsnog in ontvangst kunnen nemen en wat toebehoort aan het (afgescheiden) vermogen van gedaagde. Ook willen eiseressen dat, nu hun vader is overleden, hun (opeisbare) erfdeel in de nalatenschap van moeder wordt vastgesteld en wordt betaald door gedaagde. Gedaagde heeft zich verweerd tegen de vorderingen van eiseressen en heeft geconcludeerd tot afwijzing daarvan. De rechtbank zal een groot deel van de vorderingen van eiseressen toewijzen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/288937 / HA ZA 22-417
Vonnis in de hoofdzaak van 5 juni 2024
in de zaak van
1. [eiseres 1] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
2. [eiseres 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
eiseressen in de hoofdzaak,
verder te noemen [eiseressen] c.s.
advocaat mr. R.H.H. Schepers te Almelo,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verder te noemen [gedaagde] ,
advocaat mr. R.F. Kötter te Wierden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in het incident tussen partijen van 28 juni 2023
- de akte wijziging/vermeerdering eis met producties 17 tot en met 30
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 4
- de aanvullende productie 31 van [eiseressen] c.s.
- de akte vermeerdering eis met producties 32 tot en met 36
- de aanvullende producties 5 tot en met 8 van [gedaagde]
- de aanvullende productie 37 van [eiseressen] c.s.
- de mondelinge behandeling van 23 april 2024 ter gelegenheid waarvan beide advocaten spreekaantekeningen hebben overgelegd en de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis gevraagd. Het vonnis is bepaald op vandaag.
2. Waar gaat het over?
Deze zaak gaat – kort gezegd – over twee nalatenschappen, over die van vader en die van moeder van [eiseressen] c.s.. [eiseressen] c.s. beogen met hun vorderingen onder andere (meer) duidelijkheid te verkrijgen over de omvang en de samenstelling van het vermogen van hun vader dat hij heeft nagelaten, zodat tezijnertijd, bij overlijden van [gedaagde] , duidelijk is wat zij als opvolgend erfgenamen (‘verwachters’) in de nalatenschap van hun vader alsnog in ontvangst kunnen nemen en wat toebehoort aan het (afgescheiden) vermogen van [gedaagde] . Ook willen [eiseressen] c.s. dat, nu hun vader is overleden, hun (opeisbare) erfdeel in de nalatenschap van moeder wordt vastgesteld en wordt betaald door [gedaagde] . [gedaagde] heeft zich verweerd tegen de vorderingen van [eiseressen] c.s. en heeft geconcludeerd tot afwijzing daarvan.
De rechtbank zal een groot deel van de vorderingen van [eiseressen] c.s. toewijzen. Zij licht haar beslissing hieronder verder toe.
3. De vorderingen
3.1.
[eiseressen] c.s. vorderen, na toegestane wijziging/vermeerdering van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Ten aanzien van de nalatenschap van de heer [de erflater] (vader), geboren [geboortedatum 1] en overleden [overlijdensdatum 1] :
I voor recht verklaart dat betreffende de op de overlijdensdatum aanwezige banktegoeden een bedrag groot € 16.173,31 toebehoort aan het nagelaten vermogen van vader, alsmede een auto merk Renault Grand Scenic, een auto merk Mitsubishi Colt, twee elektrische fietsen, een laptop en een televisie;
II [gedaagde] veroordeelt om binnen vier weken na de betekening van het te wijzen vonnis een boedelbeschrijving te overleggen aan [eiseressen] c.s., opgemaakt bij notariële akte, inhoudende een uitvoerige omschrijving van de bezittingen en schulden van vader, op het moment van overlijden, derhalve [overlijdensdatum 1] , met inachtneming het gestelde hiervoor in de punten 25 en 26, en [gedaagde] veroordeelt om [eiseressen] c.s. voor deze beschrijving behoorlijk en tijdig dient op te roepen;
III [gedaagde] veroordeelt om binnen vier weken na de betekening van het te wijzen vonnis te overleggen een bewijs waaruit blijkt dat het vermogen van vader afgescheiden van het vermogen van gedaagde wordt geadministreerd;
IV [gedaagde] veroordeelt om binnen vier weken na de betekening van het te wijzen vonnis te overleggen een eerste, ondertekende en nauwkeurige opgaaf van de goederen die niet meer aanwezig zijn, van de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen, en van de voordelen die de goederen hebben opgeleverd die geen vruchten zijn, betreffende de periode [overlijdensdatum 1] tot en met [datum] , alles betreffende het vermogen van vader;
V [gedaagde] veroordeelt om voorts jaarlijks te overleggen een ondertekende en nauwkeurige opgaaf van de goederen die niet meer aanwezig zijn, van de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen, en van de voordelen die de goederen hebben opgeleverd die geen vruchten zijn, alsmede een bewijs van de afgescheiden administratie van het vermogen van vader, steeds betreffende de periode van
[overlijdensdatum 1] van het afgelopen jaar tot en met [datum] van het lopende jaar, telkens uiterlijk op 31 december van het lopende jaar, een en ander totdat het bezwaarde recht zal zijn geëindigd;
VI bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom van € 250,- zal verbeuren voor iedere dag dat [gedaagde] in gebreke blijft te voldoen aan het te wijzen vonnis, met een maximum van € 50.000,-;
VII primair:
- voor recht verklaart dat het recht van [gedaagde] als bezwaarde is geëindigd met ingang van 1 januari 2022 dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum;
- voor recht verklaart dat hetgeen [gedaagde] vanaf het einde van het vruchtgebruik heeft verteerd onrechtmatig is onttrokken aan het vermogen van [eiseressen] c.s.;
- [gedaagde] veroordeelt om binnen een week na het opmaken van de onder II tot en met V bedoelde stukken hetgeen onverteerd is gebleven in het bezit dient te stellen van [eiseressen] c.s. alsmede hetgeen onrechtmatig is onttrokken aan [eiseressen] c.s. te betalen;
subsidiair:
het beheer van het nagelaten vermogen toe kent aan [eiseressen] c.s. dan wel het
vruchtgebruik van dit nagelaten vermogen onder bewind stelt, onder benoeming van [eiseressen] c.s. gezamenlijk tot bewindvoerders en daarbij bepaalt dat de kosten voor de onderbewindstelling van het vruchtgebruik voor rekening van [gedaagde] komen;
VIII [gedaagde] veroordeelt om binnen één week na betekening van het te wijzen vonnis een bedrag groot € 15.000,- plus € 3.728,65, terug te boeken aan de ervenrekening met nummer [rekeningnummer 1] , onder behoorlijk bewijs van kwijting, welk bewijs dient te worden getoond aan [eiseressen] c.s. binnen dezelfde termijn;
Ten aanzien van de nalatenschap van mevrouw [de erflaatster] (moeder), geboren op [geboortedatum 2] en overleden op [overlijdensdatum 2] :
I voor recht verklaart:
- dat moeder op [overlijdensdatum 2] , behoudens de woning, een bedrag groot € 89.534,50 heeft nagelaten:
- dat het ingevolge haar testament ingestelde vruchtgebruik is geëindigd door het overlijden van vader op [overlijdensdatum 1] ;
- dat genoemd bedrag ad € 89.534,50, voor zover nodig krachtens
zaaksvervanging, als vruchtgebruik kapitaal met ingang van de dag van het te wijzen vonnis ter beschikking staat aan [eiseressen] c.s.,
II [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiseressen] c.s., binnen één week
na betekening van het te wijzen vonnis de aan hen toekomende vordering vanwege het
erfdeel van moeder ten bedrage van € 89.534,50, verhoogd met de wettelijke rente vanaf het
moment van beëindiging van het vruchtgebruik, te weten [overlijdensdatum 1] , dan wel een
door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag of ingangsdatum,
in de beide nalatenschappen alsmede primair en subsidiair:
met veroordeling van [gedaagde] in de door [eiseressen] c.s. gemaakte proceskosten.
Tevens hebben [eiseressen] c.s. bij akte vermeerdering van eis gevorderd dat
[gedaagde] wordt veroordeeld in de door hen gemaakte beslagkosten van
€ 848,10.
4. De feiten
Voor de beoordeling zijn de volgende feiten van belang.
4.1.
[eiseressen] c.s. zijn zussen. Zij zijn kinderen van [de erflaatster] , overleden op [overlijdensdatum 2] (hierna: moeder of erflaatster) en [de erflater] , overleden op [overlijdensdatum 1] (hierna vader of erflater). Moeder en vader waren in gemeenschap van goederen gehuwd.
4.2.
Moeder heeft in haar testament aan vader gelegateerd, in plaats van zijn erfdeel bij versterf, het levenslange vruchtgebruik van de gehele nalatenschap van moeder en ook het onroerend goed onder de verplichting in de nalatenschap in te brengen de som waarop het onroerend goed zal zijn gewaardeerd. [eiseressen] c.s. zijn erfgenamen in de nalatenschap van moeder.
4.3.
Enige tijd na het overlijden van moeder is erflater in 2010 gaan samenwonen met
[gedaagde] en zijn zij een geregistreerd partnerschap aangegaan. In hun partnerschapsvoorwaarden hebben erflater en [gedaagde] iedere gemeenschap van goederen uitgesloten.
4.4.
Erflater heeft in zijn testament een tweetrapsmaking opgenomen waarbij hij – kort gezegd – [gedaagde] tot enige erfgename heeft benoemd en heeft bepaald dat [eiseressen] c.s. pas erven van erflater op het moment dat [gedaagde] is overleden. [gedaagde] is in het testament ook benoemd tot executeur.
[gedaagde] heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard. De notaris heeft
[eiseressen] c.s. geïnformeerd over hun positie. [gedaagde] heeft de benoeming tot executeur aanvaard.
4.5.
Bij vonnis in het incident tussen partijen van 28 juni 2023 heeft de rechtbank op vordering van [eiseressen] c.s. bepaald dat, voor de duur van het geding, dat vonnis in de plaats treedt van de toestemming van [gedaagde] tot het verstrekken aan [eiseressen] c.s. van inzage en afschrift van alle bankafschriften van de Rabobank bankrekening met nummer [rekeningnummer 2] over de periode 7 april 2015 tot heden.
5. De beoordeling
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat een beoordeling van de vorderingen die [eiseressen] c.s. in deze procedure hebben ingesteld ten aanzien van de nalatenschap van hun vader en die van hun moeder, wordt bemoeilijkt doordat noch [gedaagde] op het moment van overlijden van vader, noch vader op het moment van het overlijden van moeder, een boedelbeschrijving heeft opgemaakt. Dat heeft als gevolg (gehad) dat de (afgescheiden) vermogens van zowel vader en [gedaagde] als de (afgescheiden) vermogens van vader en moeder (mogelijk) zijn vermengd. De beoordeling van de vorderingen in deze zaak vraagt dus om een beschouwing terug in de tijd.
5.2.
Met inachtneming van hetgeen beide partijen in deze procedure naar voren hebben gebracht, oordeelt de rechtbank over de verschillende (twist)punten en vorderingen als volgt.
5.3.
Tussen partijen is niet (langer) in geschil dat de beginstand van het vermogen van vader op het moment van overlijden ( [overlijdensdatum 1] ) € 105.707,81 was.
Vervolgens moet worden beoordeeld wat de herkomst van dit vermogen is en welk (resterend) bedrag er op de boedelbeschrijving ten tijde van het overlijden van vader ten aanzien van het nagelaten vermogen van vader zelf moet worden genoteerd.
5.4.
[eiseressen] c.s. stellen zich op het standpunt dat de omvang en de waarde van de nalatenschap van moeder € 89.534,50 bedraagt plus de helft van de waarde van de woning aan het adres [adres] (hierna: de woning). [eiseressen] c.s. zijn de erfgenamen in de nalatenschap van moeder. Ten aanzien van de woning was vader niets meer verschuldigd aan hen. Vader had het levenslang vruchtgebruik, maar mocht niet interen op het vermogen van moeder (en het evenmin vervreemden). Vader heeft door de jaren heen ingeteerd op zijn eigen vermogen. Het bedrag van € 16.173,31 dient als resterend bedrag aan eigen vermogen van vader te worden aangemerkt. Het bedrag aan resterend (vruchtgebruik)vermogen van
€ 89.534,50 behoort toe aan [eiseressen] c.s. uit hoofde van de nalatenschap van moeder en dient aan hen te worden betaald.
5.5.
[gedaagde] heeft het standpunt van [eiseressen] c.s. betwist en stelt zich op het standpunt dat [eiseressen] c.s. met de ontvangst van het bedrag van € 70.000,00 door ieder van hen bij de verkoop van de woning, hun erfdeel (dat in feite € 67.900,00 bedroeg) uit de nalatenschap van moeder al hebben ontvangen en dat het resterende vermogen aan vader toekwam. [gedaagde] verwijst naar het door haar als productie 1 bij conclusie van antwoord overgelegde e-mailbericht (die op initiatief van [gedaagde] is opgesteld) van de aan het notariskantoor [bedrijf] te [vestigingsplaats] verbonden kandidaat-notaris
mr. [naam 1] van 2 oktober 2023, dat onder meer een berekening inhoudt van de verkoop van het vruchtgebruik van vader van de nalatenschap van moeder.
omvang en waarde nalatenschap moeder
5.6.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de omvang en de waarde van de nalatenschap van moeder € 89.534,50 bedraagt plus de helft van de waarde van de woning, zijnde € 104.00,00 (½ x € 208.000,00, zijnde de verkoopprijs van de woning). Het erfdeel van ieder van [eiseressen] c.s. bedraagt derhalve € 96.767,25 (½ x
€ 89.534,50 + ½ x € 104.000,00). Het erfdeel van [eiseressen] c.s. in de nalatenschap van moeder was belast met vruchtgebruik, want vader had immers het levenslang vruchtgebruik van de nalatenschap van moeder. Hoewel moeder in haar testament heeft bepaald dat de waarde van de woning, althans haar aandeel daarin, moest worden ingebracht in de nalatenschap - hetgeen betekent dat een bedrag van € 104.000,00 zou moeten zijn ingebracht na verkoop van de woning (en niet € 208.000,00 of € 202.812,42 (na aftrek van kosten) zoals [eiseressen] c.s. stellen) -, is dat niet gebeurd. [eiseressen] c.s. hebben ieder na verkoop van de woning en aftrek van kosten een bedrag van € 70.000,00 ontvangen.
Vader heeft het restant van de opbrengst van de verkoop van de woning ad € 62.812,42 ontvangen. Op de afrekening van de notaris (mr. [naam 2] te [plaats] ) wordt geen omschrijving bij de betalingen genoemd.
5.7.
Partijen twisten over de duiding van de betaling van het bedrag van € 70.000,00 aan ieder van [eiseressen] c.s. [gedaagde] stelt zich, onder verwijzing naar het
e-mailbericht van mr. [naam 1] (productie 1 bij haar conclusie van antwoord), op het standpunt dat met de betaling van die bedragen de contante waarde van het bloot-eigendom ten tijde van de verkoop van de woning is uitgekeerd, rekening houdend met de daarvoor in de Successiewet gebruikelijke fiscale (leeftijd-)tabellen, hetgeen resulteert in een bedrag van 70% van € 97.000,00 = € 67.900,00. Dit benadert het betaalde bedrag van € 70.000,00. Daarmee heeft vader afstand gedaan van zijn recht van vruchtgebruik en is op dat moment het vruchtgebruik geëindigd. Het dan nog resterende vermogen, bestaande uit de eigen helft van vader van de huwelijksgoederengemeenschap en de afkoopwaarde van het vruchtgebruik, behoorde volledig toe aan vader. [eiseressen] . c.s.. [eiseressen] c.s. hebben het standpunt van [gedaagde] gemotiveerd betwist.
5.8.
De rechtbank overweegt als volgt.
Beide partijen stellen zich op het standpunt dat vader niet verplicht was om bij de verkoop van de woning afstand te doen van het vruchtgebruik van de nalatenschap van moeder. Partijen twisten echter over het antwoord op de vraag of vader daadwerkelijk afstand heeft gedaan van het vruchtgebruik in de nalatenschap van moeder (en of in zoverre aansluiting kan worden gezocht bij het e-mailbericht van mr. [naam 1] waarnaar [gedaagde] verwijst).
geen afstand vader vruchtgebruik nalatenschap moeder
5.9.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in de gegeven omstandigheden niet worden vastgesteld dat vader afstand heeft gedaan van zijn vruchtgebruik in de nalatenschap van moeder. Gesteld noch gebleken is dat er een daartoe vereiste onderhandse akte (voor roerende goederen) dan wel een daartoe vereiste notariële akte (voor onroerende goederen) is opgemaakt. In de leveringsakte van de woning wordt daarover in ieder geval niets vermeld. Uit het e-mailbericht van mr. [naam 1] , waarnaar [gedaagde] verwijst, kan weliswaar worden afgeleid dat de door hem weergegeven berekening vanuit de notariële praktijk geen ongebruikelijke berekening is, maar ook dat een andere berekening, benadering of zienswijze van berekening van het bedrag van € 70.000,00 mogelijk is: “Uiteraard is een andere berekening, benadering of zienswijze ook mogelijk.”
Mr. [naam 1] sluit zijn e-mailbericht af met de zin: “Wellicht is in het verkoopdossier van notaris [naam 2] nog terug te vinden hoe het bedrag van € 70.000 tot stand is gekomen?”. [gedaagde] heeft op dit punt geen aanvullende stukken in het geding gebracht. Uit het e-mailbericht van notarisklerk [naam 3] , dat [eiseressen] c.s. als productie 31 in het geding hebben gebracht en waarnaar [gedaagde] ook verwijst, kan evenmin worden afgeleid dat vader met de betaling van het bedrag van € 70.000,00 het vruchtgebruik heeft afgekocht.
5.10.
Niet kan dan ook worden vastgesteld dat vader met de betaling van € 70.000,00 aan ieder van [eiseressen] c.s. de contante waarde van de bloot-eigendom van de erfdelen van [eiseressen] c.s. in de nalatenschap van moeder heeft willen betalen en daadwerkelijk heeft betaald. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat het vruchtgebruik van vader van de nalatenschap van moeder niet is geëindigd ten tijde van verkoop van de woning.
Het vruchtgebruik van vader van de nalatenschap van moeder is eerst geëindigd op het moment dat vader is komen te overlijden, op [overlijdensdatum 1] .
5.11.
Dat betekent voor de beoordeling van de vorderingen in de nalatenschap van moeder het volgende.
Uitgaande van het erfdeel van [eiseressen] c.s. in de nalatenschap van hun moeder van ieder
€ 96.767,25 (zie hiervoor onder 5.6.), moet worden vastgesteld dat zij daarvan (ten tijde van de verkoop van de woning) ieder al een bedrag van € 70.000,00 hebben ontvangen.
Een bedrag van € 26.767,25, als zijnde resterend vruchtgebruikvermogen in de nalatenschap van moeder, thans (ten gevolge van het overlijden van vader) bloot eigendom, komt dan nog aan [eiseressen] c.s. toe. De rechtbank zal de gevraagde verklaringen voor recht afgeven met aanpassing van het bedrag in € 53.534,50 (2 x € 26.767,25) onder vordering I, derde opsommingsteken, en [gedaagde] veroordelen dit bedrag, verhoogd met de wettelijke rente vanaf het moment van het beëindigen van het vruchtgebruik, te weten
[overlijdensdatum 1] , aan [eiseressen] c.s. te betalen. De rechtbank zal daar een termijn van betaling van vier weken na betekening van dit vonnis aan verbinden.
restant nalatenschap vader
5.12.
Het voorgaande betekent dat er nog een bedrag van € 16.173,31 resteert aan vermogen van vader ten tijde van zijn overlijden op [overlijdensdatum 1] . Dat is het bedrag dat moet worden genoteerd als startpunt vermogen vader bij de tweetrapsmaking, trap 1.
Dat bedrag moet nadrukkelijk niet worden geduid als het bedrag dat [eiseressen] c.s. daadwerkelijk erven in de nalatenschap van vader (op het moment dat
[gedaagde] komt te overlijden), trap 2. Het standpunt van [gedaagde] dat de vordering van [eiseressen] c.s. om het bedrag van € 16.173,31 te noteren op de boedelbeschrijving ten titel van nagelaten vermogen van vader zelf, moet worden afgewezen omdat [gedaagde] het recht op vertering is toegekend (hetgeen juist is), lijkt daar wel vanuit te gaan en is in zoverre dan ook onjuist.
twee auto’s, twee elektrische fietsen, laptop en televisie
5.13.
Volgens [eiseressen] c.s. behoren ook twee auto’s, een Renault Grand Scenic en een Mitsubishi Gold, alsmede twee elektrische fietsen, een laptop en een televisie, tot het vermogen van vader ten tijde van zijn overlijden. Die goederen dienen eveneens te worden opgenomen in de boedelbeschrijving ten tijde van het overlijden van erflater, aldus [eiseressen] c.s.. [gedaagde] heeft zich hiertegen verweerd. Zij is bereid om de goederen op te laten nemen in de boedelbeschrijving, maar is het niet eens met de waardering/herkomst van de Mitsubishi Gold. Volgens haar hebben erflater en zij hun afzonderlijke auto’s ingeruild voor deze Mitsubishi Gold. De Renault Scenic is destijds gekocht door haar zoon en is ten gevolge van een ongeluk total loss geraakt, aldus [gedaagde] .
5.14.
De rechtbank oordeelt met inachtneming van de stellingen van partijen hierover als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat [gedaagde] op grond van artikel 3:225 BW een restitutieplicht heeft; zij dient de goederen tezijnertijd ter beschikking van de hoofdgerechtigde, [eiseressen] c.s., te stellen, dan wel de goederen die daarvoor door zaaksvervanging in de plaats zijn getreden. [gedaagde] dient dat dan ook te administreren.
[gedaagde] heeft (uiteindelijk) verklaard akkoord te gaan met het noteren van twee auto’s, twee elektrische fietsen, laptop en televisie in de boedelbeschrijving van de nalatenschap van vader, zodat de vordering van [eiseressen] c.s. in zoverre kan worden toegewezen. De rechtbank is voorts van oordeel dat [gedaagde] haar standpunt dat de Mitsubishi Gold is aangeschaft door haar en erflater door de inruil van haar auto en een auto van erflater, onvoldoende heeft onderbouwd. Zij heeft in dat kader geen enkel bewijsstuk overgelegd. De (waarde van de) Mitsubishi Gold maakt dus in zijn geheel onderdeel uit van het vermogen in de nalatenschap van vader ten tijde van zijn overlijden. De (waarde van de) Renault Scenic, dan wel de schade-uitkering ten gevolge van het total loss verklaren van de auto, valt eveneens geheel in het vermogen van vader ten tijde van zijn overlijden. Er is een aankoopbewijs van de auto overgelegd door [eiseressen] c.s., tussen partijen is niet in geschil dat al het aanwezige vermogen ten tijde van het overlijden van vader aan de zijde van vader is ontstaan en [gedaagde] heeft geen bewijs overgelegd van haar stelling dat haar zoon de auto heeft gekocht.
Hoewel de deurwaarder, die op verzoek van [eiseressen] c.s. ten laste van
[gedaagde] conservatoir beslag heeft gelegd op onder meer de inboedel, heeft geconstateerd dat één elektrische fiets en de laptop niet aanwezig waren, heeft
[gedaagde] ter zitting van 23 april 2024 verklaard dat ook de andere elektrische fiets en laptop nog aanwezig zijn.
boedelbeschrijving nalatenschap vader
5.15.
[eiseressen] c.s. blijven bij hun standpunt en vorderingen ten aanzien van het opstellen van een behoorlijke en volledige boedelbeschrijving, de jaarlijkse opgaaf en het bewijs van een aparte administratie. [gedaagde] heeft zich weliswaar op het standpunt gesteld dat zij met de door haar als productie 1 bij incidentele conclusie van antwoord overgelegde boedelbeschrijving, een deugdelijke boedelbeschrijving heeft overgelegd, maar dat standpunt kan niet worden gevolgd.
5.16.
Zoals de rechtbank in haar vonnis in incident al heeft overwogen, dient [gedaagde] , als bezwaarde erfgenaam (en tevens executeur) voor de verwachters, [eiseressen] c.s., een nauwkeurige beschrijving te maken van het vermogen van erflater na diens overlijden. In het testament heeft erflater het volgende bepaalt: “ De bezwaarde is verplicht zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen één jaar na mijn overlijden, bij notariële akte een beschrijving op te maken van de verkrijging. De verwachter(s) heeft / hebben het recht op een afschrift van die akte, alsmede op een afschrift van de successie-aangifte en bij behorende gegevens” en verder
“De bezwaarde is verplicht jaarlijks aan de verwachter een ondertekende, nauwkeurige opgave te zenden van de goederen die niet meer aanwezig zijn, van de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen, en van de voordelen die de goederen hebben opgeleverd en die geen vruchten zijn”. Van [gedaagde] mag dus worden verwacht dat zij de administratie van zowel haar eigen vermogen als dat van het bezwaarde vermogen (van erflater) doet. Dat is een verplichting die voortvloeit uit de wet en het testament, die op haar rust na (beneficiaire) aanvaarding van de nalatenschap. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft geoordeeld dient de boedelbeschrijving ten tijde van het overlijden van vader te worden uitgebreid met het noteren van twee auto’s, twee elektrische fietsen, laptop en televisie. Vordering II en, IV, V kunnen in zoverre worden toegewezen.
De rechtbank wijst vordering III af. [eiseressen] c.s. hebben niet nader onderbouwd wat het belang is bij deze vordering en evenmin op welke wijze [gedaagde] hieraan zou kunnen voldoen.
dwangsom
5.17.
De rechtbank ziet in de gegeven omstandigheden onvoldoende aanleiding om een dwangsom op te leggen. De rechtbank gaat er vanuit dat [gedaagde] gehoor geeft aan dit vonnis. Als dat niet zo mocht blijken te zijn, kunnen [eiseressen] c.s. zich met deze vordering weer wenden tot de rechtbank.
geen einde tweetrapsmaking
5.18.
[eiseressen] c.s. vorderen dat het recht van [gedaagde] is geëindigd omdat [gedaagde] vanaf januari 2022 zorgtoeslag ontvangt. [gedaagde] heeft zich gemotiveerd verweerd. In het testament van vader is bepaald dat het recht van de bezwaarde eindigt: “indien mijn echtgenote ter voorziening in haar levensonderhoud aanspraak maakt op een voorziening van overheidswege waarvoor een vermogenstoets wordt gehanteerd”. Naar het oordeel van de rechtbank kan de ontvangst door [gedaagde] van deze zorgtoeslag, die enkele tientjes per maand bedraagt, niet worden aangemerkt als een voorziening ten behoeve van het levensonderhoud van [gedaagde] . De primaire vorderingen onder VII zullen worden afgewezen.
geen beheer door [eiseressen] c.s. en geen onderbewindstelling
5.19.
Zoals de rechtbank in haar vonnis in incident ook al heeft overwogen, ziet zij in de gegeven omstandigheden geen aanleiding om de vergaande maatregel van bewind over het nagelaten vermogen van vader in te stellen, dan wel het beheer van het nagelaten vermogen aan [eiseressen] c.s. toe te kennen. De subsidiaire vordering onder VII zal eveneens worden afgewezen.
terugbetaling € 15.000,00?
5.20.
[eiseressen] c.s. stellen dat hen uit de van de accountant na de zitting van
28 maart 2023 ontvangen gegevens is gebleken dat [gedaagde] een bedrag van in totaal € 15.000,00 heeft geschonken aan haar kinderen en kleinkinderen, in respectievelijk maart en mei 2022. Dit terwijl al het vermogen afkomstig is uit hetgeen erflater aanbracht.
Deze schenkingen zijn volgens [eiseressen] c.s. in strijd met het bepaalde in artikel 3:215 lid 3 BW gedaan. [gedaagde] dient deze bedragen terug te betalen aan de nalatenschap, aldus [eiseressen] c.s..
[gedaagde] brengt daartegenin dat het kleine, niet bovenmatige schenkingen zijn en dat er geen uitzondering is genoemd in het testament ten aanzien van het doen van schenkingen door [gedaagde] .
5.21.
Partijen twisten erover of [gedaagde] bevoegd is bedragen uit het vermogen te schenken, zoals zij heeft gedaan. De rechtbank stelt vast dat de tweetrapsmaking in het testament van erflater aan [gedaagde] de bevoegdheid is toegekend de goederen van de nalatenschap te gebruiken en daarvan de vruchten te genieten, deze goederen te vervreemden en te verteren.
De bepalingen van vruchtgebruik zijn, in elk geval voor zover deze van regelend recht zijn, alleen van overeenkomstige toepassing voor zover de erflater in zijn testament niet anders heeft bepaald. Op grond van art. 3:215 lid 3 BW geldt dat de bezwaarde de goederen (waaronder ook gelden uit de nalatenschap behoren) voor gebruikelijke kleine geschenken mag bestemmen. Het gaat hier om een cumulatief vereiste (gebruikelijk én klein). Bij de vraag wat gebruikelijke kleine schenkingen zijn, kan aangesloten worden bij de gebruikelijke, niet bovenmatige giften van art. 1:88 lid 1 onderdeel b BW.
5.22.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
Een specifieke bepaling over schenken ontbreekt in het testament van erflater.
Dat betekent dat [gedaagde] niet bevoegd is andere dan gebruikelijke kleine schenkingen te doen ten laste van het bezwaarde vermogen. Gelet op hetgeen in de stukken en ter zitting naar voren is gekomen zijn de verhoudingen die erflater in zijn uiterste wil kennelijk wilde regelen dat [gedaagde] zolang zij leefde over het door erflater aan haar nagelaten vermogen kan beschikken en daarop ook mocht interen en dat na haar overlijden hetgeen dan nog van zijn vermogen resteerde voor zijn twee nog in leven zijnde kinderen, [eiseressen] c.s. was.
5.23.
De rechtbank neemt dan ook tot uitgangspunt dat de bepalingen ten aanzien van de tweetrapsmaking zo moeten worden uitgelegd dat [gedaagde] bevoegd was de goederen van de nalatenschap te gebruiken, de vruchten daarvan te genieten, deze goederen te vervreemden en te verteren, waarbij het doen van gebruikelijke kleine giften is toegestaan.
5.24.
[gedaagde] heeft in de maanden maart en mei 2022 bedragen van telkens € 1.000,00 - en in totaal een bedrag van € 15.000,00 - geschonken aan haar kinderen en kleinkinderen. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze bedragen niet worden aangemerkt als gebruikelijke én kleine giften. Ter zitting van 6 juni 2023 hebben beide partijen verklaard dat er geen schenkingstraditie bestond in de familie [eiseressen] .
Daarnaast zijn bedragen van telkens € 1.000,00, laat staan de bedragen bij elkaar opgeteld ter hoogte van € 15.000,00, in zijn algemeenheid, naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als kleine, niet bovenmatige, bedragen. Onweersproken is overigens dat het saldo van de bankrekening waarvan de schenkingen zijn gedaan behoorde tot het vermogen van erflater. [eiseressen] c.s. hebben immers onbetwist gesteld dat na de zitting van 28 maart 2023 tijdens de bespreking met de accountant duidelijk is geworden dat al het vermogen, met uitzondering van een kleine € 6.000,00, van erflater afkomstig is.
5.25.
Nu [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank niet bevoegd was deze schenkingen te doen, zij was immers slechts beperkt tot het doen van gebruikelijke en kleine giften, is zij schadeplichtig wat de geschonken bedragen betreft.
[gedaagde] dient deze bedragen terug te betalen aan de nalatenschap van vader en niet aan de ervenrekening zoals [eiseressen] c.s. hebben gevorderd.
terugbetaling € 3.728,65?
5.26.
Ook het bedrag van € 3.728,65, zijnde het bedrag dat [gedaagde] aan haar zoon heeft betaald in het kader van de ontvangen schade-uitkering van de verloren gegane Renault Scenic, dient in het kader van zaaksvervanging te worden gerestitueerd aan de nalatenschap van vader (zie hiervoor ook rechtsoverweging 5.14.).
5.27.
De rechtbank zal aan de terug te betalen bedragen een termijn van betaling van vier weken na betekening van dit vonnis aan verbinden.
beslagkosten
5.28.
Nu de vorderingen van [eiseressen] c.s. grotendeels worden toegewezen, en het gelegde conservatoire beslag in zoverre niet kan worden aangemerkt als een onterecht of onnodig gelegd beslag, zullen de gevorderde beslagkosten van € 848,10 worden toegewezen.
de proceskosten
5.29.
De rechtbank acht het redelijk om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
uitvoerbaarverklaring bij voorraad
5.30.
De toegewezen veroordelingen zullen uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. [eiseressen] c.s. kunnen het vonnis ook ten uitvoer leggen als hoger beroep is ingesteld.
6. De beslissing
De rechtbank
Ten aanzien van de nalatenschap van de heer [de erflater] (vader), geboren [geboortedatum 1] en overleden [overlijdensdatum 1] :
6.1.
verklaart voor recht dat betreffende de op de overlijdensdatum aanwezige banktegoeden een bedrag groot € 16.173,31 toebehoort aan het nagelaten vermogen van vader, almede een auto merk Renault Grand Scenic, een auto merk Mitsubishi Colt, twee elektrische fietsen, een laptop en een televisie,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen vier weken na de betekening van dit vonnis een boedelbeschrijving te overleggen aan [eiseressen] c.s., opgemaakt bij notariële akte, inhoudende een uitvoerige omschrijving van de bezittingen en schulden van vader, op het moment van overlijden, derhalve [overlijdensdatum 1] , met inachtneming het gestelde hiervoor in de punten 25 en 26, en [gedaagde] te veroordelen om [eiseressen] c.s. voor deze beschrijving behoorlijk en tijdig dienen te doen opgeroepen,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om binnen vier weken na de betekening van dit vonnis te overleggen een eerste, ondertekende en nauwkeurige opgaaf van de goederen die niet meer aanwezig zijn, van de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen, en van de voordelen die de goederen hebben opgeleverd die geen vruchten zijn, betreffende de periode [overlijdensdatum 1] tot en met [datum] , alles betreffende het vermogen van vader,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] om voorts jaarlijks te overleggen een ondertekende en nauwkeurige opgaaf van de goederen die niet meer aanwezig zijn, van de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen, en van de voordelen die de goederen hebben opgeleverd die geen vruchten zijn, alsmede een bewijs van de afgescheiden administratie van het vermogen van vader, steeds betreffende de periode van
19 november van het afgelopen jaar tot en met 19 november van het lopende jaar, telkens uiterlijk op 31 december van het lopende jaar, een en ander totdat het bezwaarde recht zal zijn geëindigd,
6.5.
veroordeelt [gedaagde] om binnen vier weken na betekening van dit vonnis week een bedrag groot € 15.000,- plus € 3.728,65, terug te boeken aan de nalatenschapsrekening, onder behoorlijk bewijs van kwijting, welk bewijs dient te worden getoond aan [eiseressen] c.s. binnen dezelfde termijn,
Ten aanzien van de nalatenschap van mevrouw [de erflaatster] (moeder), geboren op [geboortedatum 2] en overleden op [overlijdensdatum 2] :
6.6.
verklaart voor recht:
- dat moeder op [overlijdensdatum 2] , behoudens de woning, een bedrag groot € 89.534,50 heeft nagelaten;
- dat het ingevolge haar testament ingestelde vruchtgebruik is geëindigd door het overlijden van vader op [overlijdensdatum 1] ;
- dat het bedrag ad € 53.534,50, voor zover nodig krachtens zaaksvervanging, als vruchtgebruik kapitaal met ingang van vier weken na betekening van dit vonnis ter beschikking staat aan [eiseressen] c.s.,
6.7.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseressen] c.s., binnen vier weken
na betekening van dit vonnis de aan hen toekomende vordering vanwege het erfdeel van
moeder ten bedrage van € 53.534,50, verhoogd met de wettelijke rente vanaf het moment
van beëindiging van het vruchtgebruik, te weten [overlijdensdatum 1] ,
6.8.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseressen] c.s. van de beslagkosten ter hoogte van € 848,10,
6.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.10.
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
6.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op
5 juni 2024.
Uitspraak 28‑06‑2023
Inhoudsindicatie
Deze zaak gaat over een tweetrapsmaking in een testament. De rechtbank bepaalt dat gedaagde de inzage en afschrift van alle bankafschriften van het bankrekeningnummer van de erflater verstrekt aan de eisers. Partijen moeten verder de kosten van het rechtszaak zelf bijdragen. Het zaak zal weer op rol komen van 9 augustus 2023 voor conclusie op antwoord.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/288937 / HA ZA 22-417
Vonnis in incident van 28 juni 2023
in de zaak van
1. [eiseres 1] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
2. [eiseres 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
eiseressen in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
verder te noemen [eisers]
advocaat mr. R.H.H. Schepers te Almelo,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
verder te noemen [gedaagde] ,
advocaat mr. R.F. Kötter te Wierden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening met producties
- -
de incidentele conclusie van antwoord met producties
- -
de akte uitlating producties van [eisers]
- -
de aanvullende productie van [eisers]
- -
de aanvullende producties van [gedaagde]
- -
de mondelinge behandeling ter gelegenheid waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt
- -
de akte vermeerdering van eis met producties
- -
de voortgezette mondelinge behandeling, ter gelegenheid waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis gevraagd en bepaald in het incident.
2. Waar gaat het over?
Deze zaak gaat over een zogenaamde tweetrapsmaking in een testament, waarbij de partner tot enige en algeheel erfgenaam is benoemd (de bezwaarde) en alles wat de partner overhoudt na zijn/haar overlijden naar de kinderen van erflater (de verwachters) gaat.
[eisers] verwijten [gedaagde] dat zij telkens niet voldoet aan haar verplichting om hen (volledige) informatie te verschaffen over het verloop van het vermogen van hun vader (erflater) en over het aanwezige vermogen van erflater op datum overlijden. De door [gedaagde] wel verstrekte informatie laat zien dat er in de loop der jaren vermogen is weggevloeid terwijl daar geen verklaring voor is gegeven.
Om die reden vorderen [eisers] , hangende het geding, een aantal voorzieningen. [gedaagde] betwist het door [eisers] gestelde en gevorderde. De incidentele vorderingen moet volgens haar worden afgewezen, want zij heeft wel aan haar informatieverplichting voldaan.
3. De feiten
Voor de beoordeling van de vorderingen in het incident zijn de volgende feiten van belang.
3.1.
[eisers] zijn zussen. Zij zijn kinderen van [moeder van eisers] , overleden op [datum 1] (hierna: moeder) en [erflater] , overleden op
[datum 2] (hierna erflater).
3.2.
Enige tijd na het overlijden van moeder is erflater in 2010 gaan samenwonen met
[gedaagde] en zijn zij een geregistreerd partnerschap aangegaan. In hun partnerschapsvoorwaarden hebben erflater en [gedaagde] iedere gemeenschap van goederen uitgesloten.
3.3.
Erflater heeft in zijn testament een tweetrapsmaking opgenomen waarbij hij – kort gezegd – [gedaagde] tot enige erfgename heeft benoemd en heeft bepaald dat [eisers] pas erven van erflater op het moment dat [gedaagde] is overleden. [gedaagde] is in het testament ook benoemd tot executeur. [gedaagde] heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard. Tevens heeft zij de ruimschootsverklaring afgelegd. De notaris heeft [eisers] geïnformeerd over hun positie.
[gedaagde] heeft de benoeming tot executeur aanvaard.
4. De beoordeling in het incident
de vorderingen
4.1.
[eisers] vorderen, na akte vermeerdering van eis in het incident, dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad:
I.
Primair:
het vruchtgebruik over het bezwaarde nagelaten vermogen van [erflater] , geboren [geboortedatum] 1935 en overleden [datum 2] , bij voorraad onder bewind stelt, onder benoeming van [eisers] gezamenlijk tot bewindvoerders;
Subsidiair:
bepaalt dat het te wijzen vonnis in de plaats zal treden van de toestemming van
[gedaagde] tot het verstrekken aan [eisers] van inzage in en afschrift van alle bankafschriften bij de Rabobank bankrekening met nummer [rekeningnummer 1] , betreffende de periode 7 april 2015 tot heden;
Meer subsidiair:
[gedaagde] veroordeelt om binnen één week na de betekening van het te wijzen vonnis te overleggen alle bankafschriften en jaaroverzichten vanaf de jaren 2013 tot en met heden betreffende de bankrekening met nummer [rekeningnummer 1] , onder oplegging van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag dat zij in gebreke blijft te voldoen aan het vonnis, met een maximum van € 50.000,00;
II
bepaalt dat de kosten die hiermee gemoeid zijn ten laste komen van de nalatenschap van [erflater] voornoemd, overleden op [datum 2] ;
III
[gedaagde] beveelt om binnen één week na het wijzen van het vonnis terug te boeken aan de ervenrekening met nummer [rekeningnummer 2] de somma van
€ 15.000,00.
standpunt [eisers]
4.2.
[eisers] stellen – kort gezegd – dat zij als (opvolgend) erfgenamen recht en belang hebben bij informatie over de hoogte en de samenstelling van het vermogen van erflater. [gedaagde] is daartoe verplicht als bezwaarde erfgenaam en ook als executeur. [gedaagde] heeft een aantal stukken geproduceerd, maar deze voldoen niet aan de eisen die de wet en het testament van erflater daaraan oplegt. Voor [eisers] is nog steeds niet duidelijk of het door [gedaagde] opgegeven vermogen van erflater juist en volledig is. Na dagvaarding heeft [gedaagde] alsnog een boedelbeschrijving laten opstellen en deze baart nog meer zorgen. De ouders van
[eisers] hadden een sobere levensstijl. Na 2012, twee jaar na samenwoning erflater en [gedaagde] , zijn er enorme fluctuaties in het vermogen van erflater. Vanaf 2013 is opeens een enorme vermindering te zien van het vermogen. De gaten zijn te groot en de uitleg die [gedaagde] daarover geeft te summier. Er moet nader onderzoek plaatsvinden over het verloop van het vermogen van erflater. [gedaagde] laat keer op keer na [eisers] de gevraagde informatie te verschaffen over het vermogen van erflater. Ook eigener beweging verschaft [gedaagde] geen informatie over het vermogen van erflater. Tijdens de eerste mondelinge behandeling is de afspraak gemaakt dat [gedaagde] binnen twee weken na de zitting een machtiging zou ondertekenen zodat [eisers] de gewenste informatie zelf konden opvragen bij de bank.
Deze machtiging heeft [gedaagde] niet verstrekt. [gedaagde] komt haar verplichtingen wederom niet na. [eisers] hebben belang bij een spoedige voorziening bij voorraad, zoals gevorderd bij akte vermeerdering van eis, nu de bank mogelijk een bewaartermijn hanteert.
standpunt [gedaagde]
4.3.
[gedaagde] brengt daar – kort gezegd – tegenin dat er geen sprake is van ernstig tekortschieten. Na het overlijden van erflater heeft zij een ‘lijst van goederen ingebracht door de heer [erflater] ten tijde intrek aan [adres] ’ aan [eisers] beschikbaar gesteld, alsmede een tweetal bankafschriften met daarop het banksaldo op datum overlijden erflater. Verder heeft zij nog een toelichting verschaft over een auto en nog een aantal aangiftes en aanslagen IB toegezonden over de jaren 2008-2021. Er hoefde, vanwege het geringe vermogen, geen aangifte successie te worden gedaan.
De boedelbeschrijving is op 6 december 2022 door de notaris vastgelegd.
[gedaagde] heeft [eisers] alle bankafschriften verschaft die zij kan verkrijgen. De Rabobank heeft haar medegedeeld dat geen bankafschriften kunnen worden verschaft die ouder zijn dan zeven jaar voor het overlijden van erflater. Dat kan
[gedaagde] niet worden verweten. De Rabobank wilde niet meewerken aan de machtiging zoals deze door partijen ter zitting van maart 2023 waren overeengekomen. Er is geen aanleiding om het nagelaten vermogen onder bewind te stellen en [eisers] te benoemen tot bewindvoerders. Ook het overig gevorderde moet worden afgewezen.
oordeel rechtbank
ten aanzien van het onder I gevorderde
4.4.
[eisers] hebben voldoende processueel belang bij de incidentele vordering zoals gevorderd onder I. De gevraagde voorlopige voorziening hangt samen met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven (artikel 223 Rv). En dus moet worden beoordeeld of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigt. De rechtbank is van oordeel dat dat ten aanzien van het subsidiair gevorderde het geval is. Zij overweegt als volgt.
4.5.
Een tweetrapsmaking is een making onder ontbindende voorwaarde en een daarbij aansluitende making onder opschortende voorwaarde, waarbij het vermaakte of het onverteerde deel daarvan op het tijdstip van overlijden van de bezwaarde of een eerder tijdstip toekomt aan de verwachter, onder de voorwaarde dat de verwachter dit tijdstip overleeft (art. 4:141 BW).
4.6.
[eisers] willen (meer) informatie over het vermogen van erflater, hun vader. [gedaagde] is de bezwaarde erfgenaam (en tevens executeur) en dient daarom uit dien hoofde voor de verwachters ( [eisers] ) een nauwkeurige beschrijving te maken van het vermogen van erflater na diens overlijden. Dat is van belang om te kunnen vaststellen wat het vermogen van [gedaagde] is en wat van erflater is verkregen. Erflater en [gedaagde] hadden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten.
[eisers] willen voorkomen dat onduidelijk is wat de omvang en samenstelling van het vermogen zal zijn dat [gedaagde] als eigen vermogen nalaat en welk resterend vermogen van hun vader [eisers] als verwachters in ontvangst kunnen nemen. In het testament heeft erflater het volgende bepaalt: “ De bezwaarde is verplicht zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen één jaar na mijn overlijden, bij notariële akte een beschrijving op te maken van de verkrijging. De verwachter(s) heeft / hebben het recht op een afschrift van die akte, alsmede op een afschrift van de successie-aangifte en bij behorende gegevens” en verder “De bezwaarde is verplicht jaarlijks aan de verwachter een ondertekende, nauwkeurige opgave te zenden van de goederen die niet meer aanwezig zijn, van de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen, en van de voordelen die de goederen hebben opgeleverd en die geen vruchten zijn”. Van [gedaagde] mag dus worden verwacht dat zij de administratie van zowel haar eigen vermogen als dat van het bezwaarde vermogen (van erflater) doet. Dat is een verplichting die voortvloeit uit de wet en het testament, die op haar rust na (beneficiaire) aanvaarding van de nalatenschap.
4.7.
[gedaagde] heeft ter zitting van 28 maart 2023 de bereidheid uitgesproken mee te werken aan het verschaffen van meer informatie aan [eisers] .
Ter zitting hebben partijen afgesproken dat [gedaagde] binnen twee weken een machtiging zou ondertekenen, zodat [eisers] de gewenste informatie zelf zouden kunnen opvragen bij de Rabobank. [gedaagde] heeft echter geen gevolg gegeven aan die afspraak. [eisers] hebben daarop om een voortgezette mondelinge behandeling verzocht. Ter zitting van 6 juni 2023 heeft [gedaagde] gesteld dat zij nog steeds de volle medewerking wil verlenen, maar dat de Rabobank niet wil meewerken aan de machtiging. [gedaagde] heeft dat laatste echter niet onderbouwd. Bovendien is die medewerking voor het afgeven van de machtiging door [gedaagde] aan [eisers] de medewerking van de bank (nog) niet vereist.
4.8.
De rechtbank stelt vast dat het [eisers] nog gaat om informatie van bankrekening [rekeningnummer 1] over de periode vanaf 7 april 2015 tot
januari 2016. [eisers] hebben ter zitting van 6 juni 2023 namelijk verklaard de gegevens van die bankrekening vanaf januari 2016 wel te hebben ontvangen.
Volgens [gedaagde] heeft de Rabobank haar medegedeeld dat van die rekening over het jaar 2015 tot januari 2016 geen gegevens meer beschikbaar zijn, mogelijk omdat er geen mutaties zijn geweest. De rechtbank kan die stelling, bij gebrek aan onderbouwing, niet verifiëren.
4.9.
De rechtbank constateert dan ook dat [gedaagde] , ondanks haar uitgesproken bereidheid, haar medewerking niet heeft verleend aan de overeengekomen afgifte van de machtiging. [gedaagde] heeft ter zitting van 6 juni 2023 verklaard nog steeds haar volle medewerking te willen en zullen verlenen. De rechtbank zal de subsidiair gevorderde voorziening dan ook toewijzen in die zin dat deze zal worden toegewezen over de periode vanaf 7 april 2015 tot januari 2016.
4.10.
De rechtbank ziet in de gegeven omstandigheden geen aanleiding om de vergaande maatregel van bewind over het vermogen van erflater uit te spreken. De primaire vordering zal worden afgewezen.
ten aanzien van het onder II gevorderde
de kosten
4.11.
Nu [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd tegen de gevorderde bepaling dat de kosten die met de toewijzing van het gevorderde gemoeid zijn, ten laste komen van de nalatenschap en deze vordering voldoende samenhangt met de vorderingen in de hoofdzaak, zal de rechtbank deze vordering toewijzen.
ten aanzien van het onder III gevorderde
terugbetaling € 15.000,00?
4.12.
De rechtbank zal deze incidentele vordering afwijzen, nu deze niet voldoet aan de minimumvereisten van artikel 223 Rv. Deze vordering hangt niet samen met de vorderingen in de hoofdzaak. In de hoofdzaak is geen terugbetaling gevorderd van de gestelde gedane schenkingen ter hoogte van in totaal € 15.000,00. De vordering van [eisers] in het incident strekt er dan ook niet toe dat een voorschot wordt betaald op hetgeen in de hoofdzaak is gevorderd. De door partijen over deze vordering ingenomen standpunten zullen om die reden onbesproken blijven.
4.13.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De rechtbank
in het incident
5.1.
bepaalt, voor de duur van het geding, dat dit vonnis in de plaats treedt van de toestemming van [gedaagde] tot het verstrekken aan [eisers] van inzage in en afschrift van alle bankafschriften bij de Rabobank bankrekening met nummer
[rekeningnummer 1] , betreffende de periode 7 april 2015 tot heden;
5.2.
bepaalt dat de kosten die hiermee gemoeid zijn ten laste komen van de nalatenschap van erflater,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in de hoofdzaak
5.6.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 9 augustus 2023 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op
28 juni 2023.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 28‑06‑2023