ABRvS, 12-11-2014, nr. 201309217/1/R4
ECLI:NL:RVS:2014:4044
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
12-11-2014
- Zaaknummer
201309217/1/R4
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2014:4044, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 12‑11‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 12‑11‑2014
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 26 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Van Heemskerckstraat" vastgesteld.
201309217/1/R4.
Datum uitspraak: 12 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Citeq B.V., gevestigd te Groningen,
appellante,
en
de raad van de gemeente Groningen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Van Heemskerckstraat" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft Citeq beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
Citeq heeft haar zienswijze daarop naar voren gebracht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 september 2014, waar Citeq, vertegenwoordigd door [directeur], bijgestaan door mr. A.A. Westers, advocaat te Groningen, en de raad, vertegenwoordigd door J. Dallinga, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan ziet op het als Encehaterrein aangeduide terrein ten westen van de binnenstad van Groningen, begrensd door het Hoendiep, de Admiraal de Ruyterlaan, de Van Heemskerckstraat en de spoorlijn Groningen-Sauwerd. Het terrein ligt braak sinds de beëindiging van de industriële functie van het terrein van de Noordelijke Chemicaliën Handel (NCH). Door het plan krijgt het grootste deel van het terrein de bestemming "Wonen - Uit te werken".
3. Citeq betoogt dat de woonbestemming niet verenigbaar is met haar farmaceutische bedrijven, Citeq en Sulfateq, gevestigd op de percelen 5 en 5a aan de Admiraal de Ruyterlaan. Volgens haar wordt in het plan ten onrechte ervan uitgegaan dat, bij toepassing van de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2009 (hierna: VNG-brochure), een afstand van 30 meter tussen de bedrijven en de woonbebouwing voldoende is om een goed woon- en leefklimaat te garanderen bij een onbelemmerde voortzetting van haar bedrijf. Zij betoogt dat in het bedrijf grondstoffen voor farmaceutisch gebruik worden geproduceerd, hetgeen een activiteit is die past in milieucategorie 4, waarbij een geïndiceerde afstand van 300 meter in acht moet worden genomen. In ieder geval is de kwalificatie "gemengd gebied" volgens Citeq niet terecht en moet tenminste een afstand van 50 meter in acht worden genomen.
Zij betoogt voorts dat zij alleen nog uitbreidingsmogelijkheden heeft aan de achterzijde van haar percelen en dat zij door het plan onaanvaardbaar in haar ontwikkelingsmogelijkheden wordt beperkt. Citeq wijst op de uitspraak van de Afdeling van 9 januari 2008, nr. 200701620/1 inzake het geschil tussen dezelfde partijen met betrekking tot het bestemmingsplan "Kostverloren, Zeeheldenbuurt en Badstratenbuurt". De Afdeling heeft in die zaak het plandeel dat zag op het gebied van het thans bestreden plan vernietigd, onder andere omdat onvoldoende rekening was gehouden met de belangen van de bedrijfsvoering en eventuele uitbreidingsmogelijkheden van Citeq.
3.1. De raad betoogt dat in het bedrijf verschillende activiteiten plaatsvinden die op grond van de VNG-brochure in verschillende milieucategorieën zijn te plaatsen. De activiteit met de zwaarste categorie is "Farmaceutische productfabrieken; formulering en afvullen geneesmiddelen". Deze activiteit past in milieucategorie 3.1, met bijbehorende richtafstand van 50 meter. Aangezien het hier een gemengd gebied betreft, kan de richtafstand volgens de VNG-brochure met een stap verkleind worden. De raad heeft daarom in de uitwerkingsregels de eis opgenomen dat een afstand van 30 meter tussen de woonbebouwing en de farmaceutische bedrijven in acht dient te worden genomen.
3.2. In artikel 5, tweede lid, van de planregels is onder meer de volgende uitwerkingsregel gesteld:
Burgemeester en wethouders werken de in lid 5.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels.
(…)
g. De afstand tussen de bebouwing en de bedrijven aan de Admiraal de Ruyterlaan 5 en 5a dient 30 meter te zijn, gerekend vanaf de perceelsgrens van deze bedrijven. Deze afstand kan kleiner zijn in overleg met de betreffende bedrijven en op basis van een onafhankelijk milieukundig advies terzake.
3.3. Voor de percelen waarop de bedrijven van Citeq zijn gevestigd geldt het bestemmingsplan Kostverloren, Zeeheldenbuurt en Badstratenbuurt. Op grond van dit bestemmingsplan zijn ter plaatse bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 toegelaten. Op basis van het overgangsrecht kan Citeq haar bedrijf voortzetten. Blijkens de door Citeq genoemde uitspraak van de Afdeling was ten tijde van de vaststelling van dat plan niet in geschil dat de bedrijven van Citeq wat betreft milieugevolgen tot categorie 3 gerekend kunnen worden. In zoverre is de door de raad gehanteerde categorie in overeenstemming met het voor Citeq geldende planologische regime.
Ten aanzien van de stelling van Citeq dat zij grondstoffen voor geneesmiddelen produceert en daarom op grond van de VNG-brochure moet worden aangemerkt als een farmaceutische grondstoffenfabriek, waarvoor een afstand van 300 meter tot woonbebouwing is voorgeschreven, overweegt de Afdeling als volgt. De in de VNG-brochure opgenomen afstanden zijn indicatief en kunnen gemotiveerd worden toegepast. Citeq heeft geen feiten naar voren gebracht op grond waarvan aannemelijk is dat de activiteiten die in haar bedrijven worden verricht daadwerkelijk milieugevolgen meebrengen die nopen tot het aanhouden van een afstand van 300 meter tot gevoelige functies. Het enkele feit dat zij een grondstof voor geneesmiddelen produceert, verplicht niet tot het aanhouden van een afstand waarvoor, gelet op de milieugevolgen van haar activiteiten, geen noodzaak bestaat.
Het plangebied maakt een klein woongebied mogelijk, grenzend aan een spoorweg en wegen en aan een gebied waarin woningen, bedrijven en een onderwijsinstelling zijn gevestigd. Gelet daarop kon de raad uitgaan van gemengd gebied en in redelijkheid de daarbij behorende richtafstanden hanteren.
Gelet op het voorgaande is er geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen verenigbaar is met een ongestoorde voortzetting van de bedrijfsvoering van Citeq.
Citeq heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat uitbreidingsmogelijkheden als gevolg van de voorziene ontwikkeling verloren gaan. De bedrijven liggen nabij een school en een woonwijk. Gelet daarop en gelet op het bestemmingsplan Kostverloren, Zeeheldenbuurt en Badstratenbuurt zijn deze mogelijkheden in de bestaande situatie reeds beperkt. De door Citeq genoemde uitspraak geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Anders dan in het bestemmingsplan dat in die zaak in geschil was, zijn in het thans bestreden plan regels opgenomen inzake milieuzonering, waardoor Citeq ervan verzekerd is dat de woonbebouwing slechts op afstand van haar bedrijven mag worden gerealiseerd.
4. Citeq betoogt dat het plangebied ongeschikt is voor de bestemming wonen. Zij wijst er op dat rekening moet worden gehouden met de milieugevolgen van een spoorweg, een vierbaans ringweg, een transformatorstation en haar farmaceutische bedrijven.
Voorts wijst Citeq op de talrijke in de uitwerkingsregels opgenomen beperkingen, die voorschrijven dat een autoverkeersontsluiting, een beperkte bouwhoogte, een ecologische verbinding langs het Hoendiep, een afstand tot het transformatorstation van 50 meter en een verantwoording groepsrisico externe veiligheid bij de uitwerking moeten worden in acht genomen. Ook staat volgens Citeq verontreiniging van de bodem in de weg aan verwezenlijking van de beoogde woonbestemming. In verband hiermee is het plan volgens Citeq economisch niet uitvoerbaar.
4.1. Ingevolge artikel 8:69a van de Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond, dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
4.2. Het belang van Citeq is gelegen in een ongestoorde voortzetting van haar bedrijf. Normen die betrekking hebben op hetgeen een goede ruimtelijke ordening vereist uit het oogpunt van een goed woon- en leefklimaat beschermen zowel het belang van bewoners bij dit woon- en leefklimaat als de belangen van betrokken bedrijven bij een ongestoorde uitoefening van hun bedrijf. Voor zover Citeq wijst op de milieugevolgen die in het woongebied kunnen worden ondervonden vanwege haar bedrijven beroept zij zich op normen die mede tot bescherming van haar belangen dienen. Zoals hiervoor werd overwogen, is er evenwel geen aanleiding voor het oordeel dat de voorziene woonbestemming, gelet op de uitwerkingsregels, tot dusdanige belemmeringen voor Citeq zal leiden dat de raad in redelijkheid niet tot deze bestemming had kunnen besluiten. Voor zover Citeq wijst op de gevolgen van de overige voorziene functies ingevolge de uitwerkingsregels en de milieugevolgen van de spoorweg, de ringweg en het transformatorstation alsmede de bodemgesteldheid, betreft dit aspecten van een goede ruimtelijke ordening die niet strekken tot de bescherming van haar belang. Het betoog van Citeq kan in zoverre niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
4.3. Ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid van het plan overweegt de Afdeling dat de beperkingen die voortkomen uit bodemverontreiniging, veiligheidszones en geluidbelasting in de planopzet zijn meegenomen, en dat voor het oordeel dat het plan door deze beperkingen niet uitvoerbaar is geen aanleiding bestaat.
Het betoog faalt.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Postma, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Postma
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2014
539.