Ktr. Groningen, 28-04-2010, nr. 400656/09-4221
ECLI:NL:RBGRO:2010:BM2838
- Instantie
Rechtbank Groningen (Kantonrechter)
- Datum
28-04-2010
- Zaaknummer
400656/09-4221
- LJN
BM2838
- Vakgebied(en)
Huurrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGRO:2010:BM2838, Uitspraak, Rechtbank Groningen, 28‑04‑2010; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 28‑04‑2010
Inhoudsindicatie
Partijen hebben een mondelinge huurovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten met betrekking tot aan aantal stalen rijplaten. Partijen hebben over het verzekeren van de rijplaten niets geregeld. De rijplaten zijn van de bouwplaats gestolen. In een dergelijke situatie dient naar de in het verkeer geldende opvattingen het risico van diefstal in beginsel voor rekening van de huurder te komen. De verhuurder is immers de zeggenschap over de rijplaten geheel kwijt en kan ook niet bewerkstelligen dat wordt voldaan aan door een verzekeringsmaatschappij mogelijk te stellen voorwaarden. De stelling dat het gebruikelijk is dat rijplaten door de verhuurder verzekerd worden en dat daarvoor een percentage wordt opgenomen in de huurprijs, is niet (voldoende) onderbouwd.
RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 400656/09-4221
Vonnis d.d. 28 april 2010
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X], gevestigd en kantoorhoudende te [adres],
eiseres, hierna [X] te noemen,
gemachtigde drs. S.M. van Meer, adviseur juridische zaken in dienst van Cumela Advies te Nijkerk,
tegen
[Y], h.o.d.n. Aannemingsbedrijf [Y], wonende [adres],
gedaagde, hierna [Y] te noemen,
gemachtigde mr. S.A.G. de Vries, te Leeuwarden.
PROCESGANG
Bij tussenvonnis van 14 oktober 2009, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, werd een comparitie van partijen gelast. De comparitie heeft plaatsgevonden op 30 november 2009. Partijen zijn deugdelijk vertegenwoordigd ter comparitie verschenen
Vervolgens is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak is vastgesteld op heden.
OVERWEGINGEN
1. De feiten
1.1. Als gesteld en erkend, dan wel niet (gemotiveerd) weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud van de overgelegde producties staat het volgende vast.
1.2. Partijen hebben omstreeks januari 2007 een mondelinge huurovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten met betrekking tot een aantal stalen rijplaten. Het huurbedrag voor de rijplaten bedroeg € 2,50 exclusief BTW per week.
1.3. Op 21 januari 2007 bleken 28 stuks rijplaten van de bouwplaats te zijn gestolen. De rijplaten waren niet tegen diefstal verzekerd.
1.4. Bij emailbericht van 4 april 2008 heeft [Y] de huur van de gestolen rijplaten opgezegd.
1.5. De gestolen rijplaten waren door [X] gehuurd van de firma [A] en vervolgens door [X] onderverhuurd aan [Y]. [A] heeft op 6 juni 2008 aan [X] een rekening terzake schadeloosstelling wegens diefstal van de 28 stuks rijplaten gestuurd ten bedrage van € 16.800,-- exclusief BTW.
1.6. Bij schrijven van 3 februari 2009 heeft de gemachtigde van [X] de huurovereenkomst eveneens opgezegd. [X] heeft in dit schrijven tevens aanspraak gemaakt op een vergoeding van de rijplaten ad € 1.000,-- per stuk.
2. De vordering
[X] vordert dat de kantonrechter [Y] veroordeelt bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om aan haar te betalen een bedrag van € 1.492,74 aan huurpenningen en € 28.000,-- aan vergoeding van de gestolen rijplaten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, subsidiair wettelijke rente over de hoofdsom van € 1.492,84 vanaf de vervaldatum van de facturen tot 2 maart 2009 ad € 41,61 alsmede vanaf 2 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, en de buitengerechtelijke invorderingskosten ten bedrage van € 952,--.
3. Standpunt van [X]
3.1. [X] baseert haar vordering op de stelling dat [Y] de huurpenningen verschuldigd is zolang de rijplaten niet zijn teruggeleverd. Zij heeft aan [Y] op 16 oktober 2008, 6 november 2008 en 24 december 2008 facturen gezonden maar deze zijn door [Y] niet voldaan. [X] heeft [Y] vervolgens de mogelijkheid gegeven om ofwel de huur te beëindigen en de rijplaten te vergoeden tegen een bedrag van € 1.000,-- per rijplaat, ofwel de huurovereenkomst door te laten lopen en de huurpenningen te voldoen. [Y] heeft de huurovereenkomst niet opgezegd en is dus gehouden de huurpenningen te betalen.
3.2. Omdat door [Y] noch de huurpenningen werden voldaan noch de rijplaten werden vergoed zag [X] zich gedwongen de vordering uit handen te geven aan haar gemachtigde.
Haar gemachtigde heeft namens [X] de huurovereenkomst opgezegd en [Y] gesommeerd de rijplaten uiterlijk 13 februari 2009 terug te leveren dan wel over te gaan tot afrekening van de rijplaten ad € 1.000,-- per stuk.
[X] heeft de vergoeding daarbij gebaseerd op hetgeen zij op haar specificatie omtrent vermissing heeft opgenomen, namelijk: "Indien vermist of Total-loss per plaat € 1.000,--".
Omdat, zo heeft [X] aangevoerd, zij deze bepaling standaard gebruikte bij de verhuur van rijplaten, dient deze bepaling als algemene voorwaarde te worden aangemerkt waaraan [Y] is gebonden. [X] heeft daarbij tevens aangevoerd dat [Y] ook nooit tegen deze bepaling heeft geprotesteerd zodat zij er op mocht vertrouwen dat [Y] hiermee instemde.
3.3. Het is in de branche niet gebruikelijk dat rijplaten worden verzekerd. Er rustte op haar dan ook geen verplichting om X van het niet verzekerd zijn van de platen op de hoogte te stellen.
Het had op de weg van [Y] gelegen om ter voorkoming van diefstal maatregelen te treffen. Daarbij komt dat [X] in verband met de vakantie nog aan [Y] gevraagd heeft of zij de rijplaten diende te verwijderen, waarbij zij [Y] nogmaals heeft gewezen op de kosten bij diefstal. Volgens [Y] was weghalen van de rijplaten niet nodig. In een situatie waarbij professionele partijen een huurovereenkomst sluiten voor onbepaalde tijd en er aan het gebruik van de rijplaten geen beperkingen zijn gesteld, komt het risico van diefstal in beginsel voor rekening van de huurder.
3.4. De rekening die [X] met betrekking tot de gestolen rijplaten van [A] heeft ontvangen is reeds door haar betaald.
4. Standpunt van [Y]
4.1. [Y] heeft verweer gevoerd tegen de vordering aanvoerende dat [X] zich ten onrechte op het standpunt stelt dat de huurovereenkomst niet is opgezegd en derhalve tot 3 februari 2009 doorloopt. Niet alleen is de overeenkomst door de aangifte van de diefstal geëindigd, [Y] heeft veiligheidshalve de overeenkomst per e-mailbericht van 4 april 2008 opgezegd.
4.2. [Y] heeft voorts aangevoerd dat zij in december 2007 bij [X] een offerte heeft gevraagd voor de huur van rijplaten, waarbij zij tevens om opgave van bijkomende kosten heeft verzocht. Vervolgens werd een offerte ontvangen waarop geen melding werd gemaakt van toepasselijke algemene voorwaarden, afwijkende bepalingen of het feit dat de platen niet verzekerd zouden zijn. Op basis van deze offerte werd de opdracht mondeling aan [X] gegund. Er zijn daarbij geen afwijkende verplichtingen overeengekomen. [Y] betwist nadrukkelijk dat partijen zijn overeengekomen dat bij vermissing van rijplaten een bedrag van € 1.000,-- per rijplaat vergoed diende te worden.
Het beroep van [X] op de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden dient te worden verworpen. In de offerte wordt in het geheel niet gerefereerd aan algemene voorwaarden. Aan [Y] is ook geen redelijke mogelijkheid geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen.
4.3. Anders dan [X] heeft gesuggereerd komt het risico van diefstal voor rekening van de verhuurder althans de eigenaar. Het is dus de verantwoordelijkheid van de eigenaar om dit te regelen. In juli 2008, na de diefstal, blijkt dat [X] met de juridisch eigenaar van de rijplaten, Aarnoudse, is overeengekomen dat zij het risico van diefstal zou overnemen. [Y] is nooit van deze afspraak op de hoogte gesteld en mocht er dan ook vanuit gaan dat de platen als gebruikelijk door [X] verzekerd waren. Als [X] had gewild dat het risico van diefstal bij [Y] kwam te liggen dan had zij daarvan op de offerte melding van moeten maken, hetgeen niet is gebeurd. [Y] heeft nadrukkelijk betwist dat het niet gebruikelijk is om rijplaten te verzekeren.
4.4. Alle verschuldigde huurpenningen zijn betaald. Mochten er rijplaten vergoed moeten worden, dan kan het niet zo zijn dat dit gebeurt op basis van nieuw voor oud.
5. Beoordeling
5.1. De vordering van [X] valt uiteen in twee gedeelten te weten betaling van huurtermijnen en vergoeding van de gestolen rijplaten.
5.2. Met betrekking tot de in rekening gebrachte huurtermijnen oordeelt de kantonrechter als volgt. [X] heeft ter comparitie verklaard dat zij de opzegging van [Y] van 4 april 2008 heeft ontvangen. [X] heeft echter aan [Y] meegedeeld dat de huur doorloopt tot het moment dat de rijplaten zijn geretourneerd. De kantonrechter deelt dit standpunt van [X] niet. De huurovereenkomst is door de opzegging van 4 april 2008 geëindigd. Dat [X] aanspraak maakt op huurtermijnen nadien, tot de platen zijn geretourneerd, laat onverlet dat de huurovereenkomst door opzegging is geëindigd. Niet gesteld noch gebleken is dat [Y] met een verlenging van de huurovereenkomst akkoord is gegaan.
5.3. Het voorgaande brengt mee dat [Y] na 4 april 2008 geen huur meer aan [X] is verschuldigd. Aangezien [X], blijkens de overgelegde facturen, huurbetaling vordert voor week 25 tot en met 52 van 2008 -een periode die valt na 4 april 2008- dient de vordering voor zover deze ziet op achterstallige huurtermijnen te worden afgewezen.
5.4. Partijen verschillen van mening over de vraag voor wiens rekening en risico de diefstal van de rijplaten dient te komen en op wiens weg het had gelegen om zich desgewenst tegen dit risico te verzekeren.
Vast staat dat partijen een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd hebben gesloten tegen een huurprijs van € 2,50 per plaat per week en dat aan de wijze waarop de platen dienden te worden gebruikt geen restricties waren verbonden. Partijen hebben met betrekking tot een verzekeringsplicht niets naders geregeld. In een dergelijke situatie dient naar de in het verkeer geldende opvattingen het risico van diefstal in beginsel voor rekening van de huurder te komen. De verhuurder is immers de zeggenschap over de rijplaten geheel kwijt en kan ook niet bewerkstelligen dat wordt voldaan aan door een verzekeringsmaatschappij mogelijk te stellen voorwaarden.
5.5. [Y] heeft weliswaar gesteld dat het gebruikelijk is dat de rijplaten door de verhuurder verzekerd worden en dat daarvoor een percentage wordt opgenomen in de huurprijs, maar deze stelling is verder niet (voldoende) onderbouwd. Een mededelingsplicht dat de platen niet verzekerd waren is in casu niet aanwezig. [Y] heeft ook niet naar het verzekerd zijn van de rijplaten geïnformeerd. Als zij dit belangrijk had gevonden dan had zij hiernaar dienen te informeren. Overigens is in de hoofdhuur het risico niet verplaatst (zoals ter comparitie verklaard) en dit had derhalve ook niet meegedeeld hoeven te worden.
5.6. Nu het risico van de diefstal voor rekening van [Y] dient te blijven is zij gehouden de schade die [X] door het niet retourneren van de rijplaten heeft geleden te vergoeden.
5.7. [X] wenst van [Y] een schadevergoeding van € 1.000,-- per rijplaat te ontvangen. [X] baseert dit bedrag op algemene voorwaarden die partijen zouden zijn overeengekomen. De kantonrechter zal [X] in deze stelling niet volgen. Het enkele feit dat op de facturen melding wordt gemaakt van een schadebedrag van € 1.000,-- en dat [Y] daar mogelijk geen bezwaar tegen heeft gemaakt, maakt niet dat van een algemene voorwaarde sprake is. Nu ook overigens niet is gebleken dat partijen een schadevergoeding van € 1.000,-- per gestolen rijplaat zijn overeengekomen, dient een vergoeding gebaseerd op dit bedrag te worden afgewezen.
5.8. [X] heeft van [A] een rekening ter zake schadeloosstelling wegens diefstal van de 28 stuks rijplaten ontvangen ten bedrage van € 16.800,-- exclusief BTW. De schade die [X] tengevolge van het niet retourneren van de rijplaten heeft geleden, wordt door de kantonrechter dan ook begroot op dit bedrag. Gesteld noch gebleken is dat [X] naast deze schadeloosstelling aan [A]nog meer schade heeft geleden.
5.9. Met betrekking tot de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten oordeelt de kantonrechter als volgt. Normaal gesproken worden verrichtingen voorafgaand aan het geding gezien als voorbereiding van de gedingstukken en instructie van de zaak en worden daarom niet afzonderlijk vergoed. De proceskostenveroordeling is dus in de regel bedoeld als vergoeding voor alle verrichtingen voorafgaand en tijdens de procedure.
De buitengerechtelijke incassokosten worden wél afzonderlijk toegewezen als er sprake is geweest van de volgende uitzondering: de verrichtingen voorafgaand aan het geding hebben bestaan uit een combinatie van (een) aanmaning(en) en het doen van (een) schikkingsvoorstel(len) of het daadwerkelijk voeren van schikkingonderhandelingen of andere correspondentie. Alleen in deze situatie is er plaats voor zowel een toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten als een proceskostenveroordeling.
Nu vast staat dat partijen reeds lange tijd hebben gecorrespondeerd om in onderling overleg uit de bovenstaande problematiek te komen is sprake van uitzonderlijke buitengerechtelijke activiteiten als hiervoor bedoeld. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen dan ook worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde BTW over de buitengerechtelijke kosten zal worden ontzegd, aangezien niet is gesteld dat deze voor [X] geen verrekenpost is.
5.10. [Y] dient als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
BESLISSING
De kantonrechter:
veroordeelt [Y] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [X] te betalen een bedrag van € 17.752,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 16.800,-- vanaf 2 maart 2009 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [Y] voorts in de kosten van de procedure, aan de zijde van [X] tot aan deze uitspraak begroot op € 72,25 aan explootkosten, € 208,-- aan vast recht en € 800,-- aan salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van den Noort, kantonrechter, en op 28 april 2010 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: mmv