Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2009/132/EG houdende bepaling van de werkingssfeer van artikel 143, onder b) en c), van Richtlijn 2006/112/EG met betrekking tot de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde voor de definitieve invoer van bepaalde goederen
Artikel 48
Geldend
Geldend vanaf 30-11-2009
- Bronpublicatie:
19-10-2009, PbEU 2009, L 292 (uitgifte: 10-11-2009, regelingnummer: 2009/132/EG)
- Inwerkingtreding
30-11-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-10-2009, PbEU 2009, L 292 (uitgifte: 10-11-2009, regelingnummer: 2009/132/EG)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Omzetbelasting / In- en uitvoer
Europees belastingrecht (V)
1.
Voor goederen die speciaal zijn ontworpen voor onderwijs aan en tewerkstelling of verbetering van de maatschappelijke positie van blinden en andere lichamelijk of geestelijk gehandicapten, wordt vrijstelling verleend wanneer die goederen:
- a)
worden ingevoerd door instellingen of organisaties wier voornaamste activiteit het onderwijs aan of de begeleiding van gehandicapten is en die van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten toestemming hebben om deze voorwerpen met vrijstelling in te voeren, en
- b)
gratis en zonder enige commerciële bijbedoeling van de gever aan een dergelijke instelling of organisatie worden gezonden.
2.
De vrijstelling is van toepassing op specifieke reserveonderdelen, onderdelen of hulpstukken, bestemd voor de betrokken voorwerpen, alsmede op gereedschap voor het onderhoud, de controle, het ijken of het herstellen van die voorwerpen, voor zover deze reserveonderdelen, onderdelen of hulpstukken of gereedschap tegelijkertijd met deze voorwerpen worden ingevoerd, of, indien zij op een later tijdstip worden ingevoerd, herkenbaar zijn als bestemd voor voorwerpen die eerder met vrijstelling van rechten zijn ingevoerd of die voor de vrijstelling in aanmerking kunnen komen wanneer deze voor de bedoelde reserveonderdelen, onderdelen of specifieke hulpstukken en het bedoelde gereedschap wordt aangevraagd.
3.
De goederen waarvoor vrijstelling wordt verleend mogen voor geen andere doeleinden worden aangewend dan voor opvoeding van en gebruik door blinden en andere gehandicapten of voor de verbetering van hun maatschappelijke positie.