Einde inhoudsopgave
Belastingregeling voor het Koninkrijk
Artikel 36 [Bijstand bij invordering]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1965
- Bronpublicatie:
28-10-1964, Stb. 1964, 425 (uitgifte: 26-11-1964, kamerstukken: 7181 )
- Inwerkingtreding
01-01-1965
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-1964, Stb. 1964, 528 (uitgifte: 01-01-1964, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Inlichtingenuitwisseling en wederzijdse bijstand
1.
Elk van de landen verleent — op verzoek — aan elk van de andere landen bijstand bij de invordering van belastingen geheven ten behoeve van laatstbedoeld land of een staatkundig onderdeel daarvan, daaronder begrepen de daarmede in verband staande rente, kosten en niet door de strafrechter opgelegde boeten en verhogingen.
2.
Het verzoek om bijstand wordt door de Minister van Financiën van het betrokken land gericht tot de Minister van Financiën van het land waaraan het verzoek wordt gedaan.
Het verzoek dient vergezeld te gaan van:
- a.
de executoriale titel tegen degene te wiens laste invordering wordt verzocht;
- b.
een verklaring omtrent het al of niet onherroepelijk vaststaan van de belastingschuld;
- c.
een verklaring omtrent de mogelijkheden tot invordering op het grondgebied van het land dat het verzoek doet;
- d.
andere stukken en gegevens welke van nut kunnen zijn.
3.
De betekening van de executoriale titel, het bevel tot betaling en de tenuitvoerlegging geschieden door een door de Minister van Financiën van het land waaraan het verzoek is gedaan aangewezen ambtenaar overeenkomstig de in dat land van kracht zijnde voorschriften met betrekking tot door die Minister van Financiën als soortgelijk aangemerkte belastingschulden. Zolang geen verklaring is ingekomen dat de belastingschuld onherroepelijk vaststaat, beperkt dat land zich tot maatregelen om de inning van de belastingschuld te verzekeren.
4.
De belastingschulden worden in het land waaraan het verzoek is gedaan, niet als bevoorrechte schulden beschouwd.
5.
Het land waaraan het verzoek is gedaan, is niet verplicht:
- a.
aan het verzoek te voldoen indien de mogelijkheden tot invordering op het grondgebied van het land dat het verzoek heeft gedaan, niet zijn uitgeput;
- b.
over te gaan tot een maatregel indien een soortgelijke maatregel niet toegelaten is in het land dat het verzoek heeft gedaan.
6.
De niet-verhaalbare kosten van invordering worden vergoed door het land dat het verzoek heeft gedaan.