Rb. Noord-Holland, 26-06-2018, nr. C/15/273016 / JU RK 18-719
ECLI:NL:RBNHO:2018:5668
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
26-06-2018
- Zaaknummer
C/15/273016 / JU RK 18-719
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2018:5668, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 26‑06‑2018; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
PFR-Updates.nl 2018-0200
Uitspraak 26‑06‑2018
Inhoudsindicatie
De vader heeft een geschil voorgelegd met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling en verzoekt de rechtbank in goede justitie een omgangsregeling met de kinderen vast te leggen. Aan de vader is een contactverbod met de moeder en de kinderen opgelegd voor de duur van vijf jaar, tenzij in het kader van een omgangsregeling waarbij de gezinsvoogd betrokken is. Volgens de vader wordt door de GI een te strikte uitleg gegeven aan het woord ‘betrokken’ in het dictum van het arrest van het Hof en zou het niet betekenen dat de komende vijf jaar omgang begeleid door de GI dient plaats te vinden. De omgang zou ook kunnen worden begeleid door het netwerk van de vader, een en ander in overleg met de GI. Het verzoek van de vader, inhoudende het vastleggen van een regeling waarin wordt toegewerkt naar een onbegeleide omgangsregeling met de kinderen, is door het arrest van het Hof thans niet aan de orde. Voor zover het dictum, waarin het contactverbod is opgelegd, al ruimte zou bieden voor enige onduidelijkheid met betrekking tot de taken en de rol van de gezinsmanager door het gebruik van de term ‘daarbij betrokken’, blijkt uit de overweging van het Hof de mogelijkheden voor omgang tussen de kinderen en de vader.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Sectie Familie & Jeugd
Zittingsplaats: Haarlem
zaakgegevens : C/15/273016 / JU RK 18-719
datum uitspraak: 26 juni 2018
beschikking geschillenregeling ex. artikel 1:262b BW
in de zaak van
[de vader] , hierna te noemen de vader,
wonende te [plaats] ,
advocaat mr. B.J. de Groot, kantoorhoudende te Haarlem,
betreffende
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [minderjarige] ,
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [minderjarige] ,
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, hierna te noemen de GI,
gevestigd te Haarlem,
[de moeder] , hierna te noemen de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat mr. A. Krim, kantoorhoudende te Haarlem.
Het procesverloop
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de vader van 17 april 2018, ingekomen bij de griffie op 17 april 2018;
- de brief, met bijlagen, van de zijde van de vader van 3 mei 2018, ingekomen bij de griffie op 3 mei 2018;
- de brief, met bijlagen, van de zijde van de moeder van 17 mei 2018, ingekomen bij de griffie op 18 mei 2018;
- de brief van de GI van 22 mei 2018, ingekomen bij de griffie op 23 mei 2018.
Op 12 juni 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat voornoemd;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [medewerker GI] en mevrouw [medewerker GI] .
De feiten
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] , [minderjarige] en [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van de kinderrechter van 30 september 2016 zijn [minderjarige] , [minderjarige] en [minderjarige] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling is verlengd en nog voortduurt tot 30 september 2018.
Het verzoek
De vader heeft een geschil voorgelegd met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Daarbij verzoekt de vader de rechtbank in goede justitie een omgangsregeling met de kinderen vast te leggen, inhoudende dat wordt toegewerkt naar een regeling dat de kinderen bij de vader zullen verblijven elke woensdag uit school tot 19:15 uur, alsmede ten minste een kind bij toerbeurt bij de vader zal verblijven van zaterdag 12:00 uur tot zondag 20:30 uur, althans een zodanige regeling als de rechtbank juist en redelijk acht.
De vader stelt – kort gezegd – dat sinds 2017 sprake was van een omgangsregeling met de kinderen. Door het niet goed verlopen van het laatste bezoek in 2017, heeft de GI aangegeven een gesprek met vader aan te willen gaan alvorens een nieuwe regeling zou worden vastgesteld. Bij brief van 12 februari 2018 heeft de vader een voorstel gedaan ten aanzien van een omgangsregeling. Vervolgens heeft de GI op 14 maart 2018 zelf een omgangsregeling opgesteld, geheel het tegenovergestelde van wat eerder door de GI is voorgesteld aan de vader. De vader zou met deze regeling onder andere de kinderen nog slechts uitsluitend onder begeleiding mogen zien en de kinderen zouden het bezoek mogen afzeggen. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 21 februari 2018 (parketnummer 23-004620-16) uitspraak gedaan in de strafzaak van de vader, waarbij is bepaald dat de vader gedurende vijf jaar op geen enkele wijze contact met zijn kinderen mag hebben, tenzij in het kader van een omgangsregeling waarbij de gezinsvoogd betrokken is.
Volgens de vader wordt door de GI een te strikte uitleg gegeven aan het woord ‘betrokken’ in het dictum van het arrest van het hof. Voorts blijkt nergens uit dat de regeling dient te worden beperkt tot zes contactmomenten onder begeleiding van de GI voor de komende twaalf maanden.
De vader is in cassatie gegaan van de uitspraak van het Hof. Deze zaak dient nog.
Ter zitting heeft de advocaat naar voren gebracht dat de vader een omgangsregeling wil die het belang van de kinderen dient. Tijdens de contactmomenten met de oma vaderszijde vragen de kinderen naar de vader en ook de vader wil zijn kinderen zien. Echter, de vader staat niet achter bezoekmomenten met de kinderen in aanwezigheid van de gezinsmanager en in een kleine kamer. Een omgangsregeling voor de duur van twaalf maanden geeft de vader een beklemd gevoel en is niet in het belang van de kinderen. In de beslissing van het hof staat niet vermeld dat de komende vijf jaar omgang begeleid door de GI dient plaats te vinden. De omgang zou volgens de vader ook kunnen worden begeleid door het netwerk van de vader, een en ander in overleg met de GI.
Voorts heeft de advocaat van de vader ter zitting verzocht tot benoeming van een bijzondere curator die de belangen van de kinderen kan behartigen, dan wel een kindergesprek te lasten om de kinderen in de gelegenheid te stellen hun mening ten aanzien van de omgangsregeling met hun vader kenbaar te maken.
Het standpunt van belanghebbenden
De GI heeft bij brief van 22 mei 2018 aangevoerd dat het voor de kinderen van groot belang is dat duidelijkheid en voorspelbaarheid komt ten aanzien van de contacten met de vader. De kinderen zijn lange tijd blootgesteld aan onveiligheid en onrust, waar zij veel last van ervaren. De onveiligheid moet stoppen en de aangeboden begeleide bezoekregeling is op dit moment het meest wenselijk.
Ter zitting heeft de GI naar voren gebracht dat de regeling is opgesteld vanuit het belang van de kinderen. De GI is sinds twee jaar betrokken bij het gezin, waarbij is gezien dat de vader zijn eigen belangen voorop zet. Dit zorgt constant voor problemen, onveiligheid en onduidelijkheid. Een vooraf vastgelegde omgangsregeling voor de komende twaalf maanden geeft de kinderen de duidelijkheid waar zij aan toe zijn. In deze periode zal worden bekeken of de vader in staat is zich te houden aan afspraken. Op dit moment is het niet aan de orde om de bezoekmomenten onbegeleid te laten plaatsvinden. Ook de kinderen hebben aan zowel de gezinsmanager, als bij het KJTC en de Raad voor de kinderbescherming aangegeven contact te willen met de vader, maar enkel in bijzijn van de gezinsmanager.
Ten aanzien van het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzonder curator dan wel het inlasten van een kinderverhoor, stelt de GI dat dit niet in het belang van de kinderen is. Zij hebben aan de gezinsmanager aangegeven geen behoefte meer te hebben aan meer gesprekken over de huidige situatie. Zij zijn uitvoerig gehoord door het KJTC en de Raad voor de kinderbescherming, waarbij zij steeds dezelfde mening naar voren brengen. Dit is ook terug te vinden in de raadsrapportage. Een kindergesprek is derhalve niet van toegevoegde waarde op het geschil.
Door en namens de moeder is ter zitting naar voren gebracht dat zij zich aansluit bij het standpunt van de GI. De vader zet zijn eigen belangen voorop en heeft geen inzicht in hetgeen de kinderen hebben meegemaakt door het handelen van de vader. Ondanks de gebeurtenissen, is de moeder bereid mee te werken aan de begeleide omgangsregeling. Het is voor de vader echter niet mogelijk gebleken zich te houden aan afspraken. De kinderen hebben ook aan de moeder aangegeven alleen in het bijzijn van de gezinsmanager de vader te willen zien. Ook willen zij nog niet bij de vader slapen. De regeling van de vader is wat de moeder betreft een eindstation, waarvoor hij eerst zal moeten laten zien zich aan afspraken te kunnen houden. Gelet hierop dienen de verzoeken van de vader te worden afgewezen.
De beoordeling
In artikel 262b BW is bepaald dat geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen, voor zover niet vallend onder de reikwijdte van het klachtrecht als bedoeld in artikel 4.2.1 van de Jeugdwet, aan de kinderrechter kunnen worden voorgelegd. De kinderrechter neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van [minderjarige] , [minderjarige] en [minderjarige] wenselijk voorkomt. Alvorens te beslissen beproeft zij een vergelijk tussen betrokkenen.
Er is sprake van een geschil tussen betrokkenen omtrent de omgangsregeling van [minderjarige] , [minderjarige] en [minderjarige] en de vader. De kinderrechter heeft ter zitting een vergelijk tussen de betrokkenen beproeft, maar stelt vast dat overeenstemming tussen betrokkenen niet mogelijk is omdat de vader niet kan instemmen met welke vorm van begeleide omgang dan ook.
De kinderrechter zal daarom de volgende beslissing nemen die zij in het belang van [minderjarige] , [minderjarige] en [minderjarige] wenselijk acht.
In het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 21 februari 2018, heeft het hof onder andere overwogen:
‘Ter bescherming van het slachtoffer en haar kinderen zal het hof overgaan tot oplegging van de maatregel uit artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht in de vorm van een hieronder nader te omschrijven gebieds- alsmede contactverbod voor de duur van vijf jaar. Het hof zal bij het opleggen va deze maatregel rekening houden met de mogelijkheid tot begeleid contact tussen de kinderen van het slachtoffer en de verdachte enerzijds en de verdachte anderzijds, indien dat contact in overleg met én onder begeleiding van de gezinsvoogd wenselijk en uitvoerbaar is.’
Het verzoek van de vader, inhoudende het vastleggen van een regeling waarin wordt toegewerkt naar een onbegeleide omgangsregeling met de kinderen, is door het arrest van het hof thans niet aan de orde. Voor zover het dictum, waarin het contactverbod is opgelegd, al ruimte zou bieden voor enige onduidelijkheid met betrekking tot de taken en de rol van de gezinsmanager door het gebruik van de term ‘daarbij betrokken’, blijkt uit de hiervoor reeds geciteerde overweging van het hof klip en klaar op welke wijze het hof mogelijkheden ziet voor omgang tussen de kinderen en de vader, te weten in overleg met én onder begeleiding van de gezinsmanager.
Gelet op de standpunten van de vader, de moeder en de GI, is de kinderrechter van oordeel dat een bezoekregeling zoals deze door de vader is verzocht niet mogelijk is.
De kinderrechter gaat er daarbij van uit dat het hof zich bij het nemen van deze beslissing terdege rekenschap heeft gegeven van de belangen van de kinderen.
Het belang van de kinderen dient voorop te staan. De kinderen hebben baat bij rust en duidelijkheid en de strijd tussen de vader en de GI omtrent de omgangsregeling kan de ontwikkeling van de kinderen schaden.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat het verzoek tot benoeming van een bijzonder curator dient te worden afgewezen. De mening van de kinderen ten aanzien van een al dan niet onbegeleide omgangsregeling met de vader is in het voorliggend geschil niet van belang voor de beslissing van de kinderrechter, nu deze enkel ziet op de vraag of er sprake kan zijn van onbegeleide omgang. Derhalve heeft het benoemen van een bijzonder curator op dit moment geen meerwaarde. Ten overvloede merkt de kinderrechter op dat, net als door de GI is gesteld, de mening van de kinderen al duidelijk uit de raadsrapportage naar voren is gekomen.
De kinderrechter zal beslissen als na te melden.
De beslissing
De kinderrechter:
Wijst af het verzoek tot vaststelling van de omgangsregeling;
Wijst af het verzoek tot benoeming van een bijzonder curator;
Verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Goossens kinderrechter, in tegenwoordigheid van K.S. Versteegen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2018. | ||