Zie Van Dorst, Cassatie in strafzaken, achtste druk, p. 48 e.v.
HR, 22-03-2016, nr. 13/01623
ECLI:NL:HR:2016:457
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22-03-2016
- Zaaknummer
13/01623
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:457, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑03‑2016; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:122, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2016:122, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑02‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:457, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2016-0155
Uitspraak 22‑03‑2016
Inhoudsindicatie
Art. 395.2 Sv (opmaken pv van de tz) en 395a.1 Sv (stempelvonnis). De verdachte heeft binnen drie maanden na de uitspraak van de Ktr beroep in cassatie ingesteld. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat het vonnis geen vonnis betreft a.b.i. 410a.1 Sv, heeft de Ktr ten onrechte volstaan met een door hem gewaarmerkte aantekening a.b.i. art. 395a.1 Sv. Het verzuim pv op te maken a.b.i. 395.2.ahf onder c Sv leidt tot nietigheid van het onderzoek ttz en van de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak.
Partij(en)
22 maart 2016
Strafkamer
nr. S 13/01623
DAZ/SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van de Rechtbank Almelo, sector Kanton, locatie Almelo, van 7 oktober 2011, nummer 08/130077-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, opdat de zaak op de bestaande dagvaarding opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat het proces-verbaal van de terechtzitting met daarin de aantekening van het vonnis zoals voorgeschreven in art. 395, tweede lid, Sv, ten onrechte niet is opgemaakt.
2.2.
Tot de aan de Hoge Raad gezonden stukken behoren:
(i) een gewaarmerkte aantekening als bedoeld in art. 395a, eerste lid, Sv (een zogenoemd stempelvonnis) inhoudende dat de verdachte op 7 oktober 2011 door de Kantonrechter in de Rechtbank Almelo, sector kanton Almelo, ter zake van "overtreding van het bepaalde in artikel 2:44 lid 1 Algemene Plaatselijke Verordening Rijssen/Holten" schuldig is verklaard zonder oplegging van straf of maatregel;
(ii) een akte als bedoeld in art. 451, eerste lid, Sv inhoudende dat op 7 oktober 2011 door de verdachte - naar de Hoge Raad verstaat - beroep in cassatie is ingesteld tegen voormeld vonnis.
2.3.
Voor de beoordeling van het middel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:
- art. 395, tweede lid aanhef en onder c, (oud) Sv:
"Het vonnis wordt in het proces-verbaal der terechtzitting aangetekend op de wijze door de Minister van Justitie te bepalen
(...)
c. indien een gewoon rechtsmiddel tegen het vonnis is aangewend, tenzij het aanwenden van het rechtsmiddel meer dan drie maanden na de uitspraak is geschied of sprake is van een vonnis als bedoeld in artikel 410a, eerste lid."
- art. 395a, eerste lid, Sv:
"Behoudens het bepaalde in artikel 395, tweede lid, (...) blijft het opmaken van het proces-verbaal der terechtzitting achterwege en wordt de uitspraak binnen tweemaal vier en twintig uur op een aan het dubbel van de dagvaarding te hechten stuk aangetekend. De aantekening wordt door de kantonrechter gewaarmerkt."
- art. 404, tweede en vierde lid, Sv:
"2. Tegen de vonnissen betreffende overtredingen, door de rechtbank als einduitspraak of in de loop van het onderzoek gegeven, staat hoger beroep open voor de officier van justitie bij het gerecht dat het vonnis heeft gewezen, en voor de verdachte die niet van de gehele telastlegging is vrijgesproken, tenzij terzake in de einduitspraak:
a. met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel werd opgelegd, of
b. geen andere straf of maatregel werd opgelegd dan een geldboete tot een maximum - of, wanneer bij het vonnis twee of meer geldboetes werden opgelegd, geldboetes tot een gezamenlijk maximum - van € 50.
(...)
4. Tegen de in het tweede lid, onder a en b, bedoelde vonnissen waartegen geen hoger beroep openstaat, staat evenmin beroep in cassatie open, tenzij zij een overtreding betreffen van een verordening van een provincie, een gemeente, een waterschap of een met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen ingesteld openbaar lichaam."
- art. 410a, eerste lid, Sv:
"Ingeval hoger beroep openstaat en is ingesteld tegen een vonnis betreffende uitsluitend een of meer overtredingen of misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van niet meer dan vier jaren is gesteld, waarbij geen andere straf of maatregel is opgelegd dan een geldboete tot een maximum - of, wanneer bij het vonnis twee of meer geldboetes werden opgelegd, geldboetes tot een gezamenlijk maximum - van € 500, wordt het ingestelde hoger beroep slechts ter terechtzitting aanhangig gemaakt en behandeld indien zulks naar het oordeel van de voorzitter in het belang van een goede rechtsbedeling is vereist."
2.4.
Ingevolge de aanhef van art. 395, tweede lid, (oud) Sv dient het vonnis van de Kantonrechter in het proces-verbaal van de terechtzitting te worden aangetekend op de wijze door de Minister van Justitie te bepalen. Van die verplichting tot aantekening van het vonnis in het proces-verbaal van de terechtzitting is ingevolge hetgeen in dat artikellid onder c is vermeld uitgezonderd een vonnis waartegen meer dan drie maanden na de uitspraak een rechtsmiddel is ingesteld en een vonnis als bedoeld in art. 410a, eerste lid, Sv.
2.5.
De verdachte heeft binnen drie maanden na de uitspraak van de Kantonrechter beroep in cassatie ingesteld tegen het vonnis. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat het vonnis niet kan worden aangemerkt als een vonnis als bedoeld in art. 410a, eerste lid, Sv nu tegen het vonnis geen hoger beroep open staat, heeft de Kantonrechter ten onrechte volstaan met het doen opmaken van een door hem gewaarmerkte aantekening als bedoeld in art. 395a, eerste lid, Sv. Het in art. 395, tweede lid aanhef en onder c, (oud) Sv bedoelde proces-verbaal ontbreekt bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken. Naar aanleiding van een door de raadsman op de voet van art. IV lid 3 van het Procesreglement Strafkamer Hoge Raad gedaan verzoek is bij de desbetreffende sector van de Rechtbank nadere informatie ingewonnen. Op grond van die informatie moet worden aangenomen dat is verzuimd een proces-verbaal op te maken. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en van de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
2.6.
Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, sector Kanton, opdat de zaak op de inleidende dagvaarding opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 maart 2016.
Conclusie 09‑02‑2016
Inhoudsindicatie
Art. 395.2 Sv (opmaken pv van de tz) en 395a.1 Sv (stempelvonnis). De verdachte heeft binnen drie maanden na de uitspraak van de Ktr beroep in cassatie ingesteld. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat het vonnis geen vonnis betreft a.b.i. 410a.1 Sv, heeft de Ktr ten onrechte volstaan met een door hem gewaarmerkte aantekening a.b.i. art. 395a.1 Sv. Het verzuim pv op te maken a.b.i. 395.2.ahf onder c Sv leidt tot nietigheid van het onderzoek ttz en van de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak.
Nr. 13/01623 Zitting: 9 februari 2016 | Mr. A.E. Harteveld Conclusie inzake: [verdachte] |
1. De Rechtbank Almelo heeft bij vonnis van 7 oktober 2011 de verdachte ter zake van "overtreding van het bepaalde in artikel 2:44, eerste lid, Algemene Plaatselijke Verordening Rijssen/Holten" (kort gezegd: het vervoeren van inbrekerswerktuigen) schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
2. De verdachte heeft op 7 oktober 2011 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de Kantonrechter. In de aantekening mondeling arrest van 7 maart 2013 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, het volgende overwogen:
“De kantonrechter te Almelo heeft bij vonnis waarvan beroep toepassing gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Nu op grond van artikel 404, tweede lid, sub a van het Wetboek van Strafvordering tegen een dergelijk vonnis geen rechtsmiddel openstaat, zal verdachte in het door hem ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. Nu het [te]lastegelegde feit een overtreding van een Algemene Plaatselijke Verordening betreft, staat cassatie bij de Hoge Raad der Nederlanden open. Het dossier zal daarom naar de Hoge Raad worden verzonden.
beslissing:
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.”
3. Een preliminair punt is hoe de beslissing van het Hof moet worden gelezen. In het dictum van ’s Hofs beslissing is weliswaar de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in zijn hoger beroep uitgesproken, maar uit de daarvoor weergegeven overweging blijkt overduidelijk dat het Hof tot een conversie van het (verkeerde) rechtsmiddel wilde komen. Dat is een beslissing “sui generis”, er op neer komende dat de rechter “verstaat” dat het juiste rechtsmiddel is ingesteld – hier dus beroep in cassatie en niet hoger beroep. Een niet-ontvankelijkverklaring op het (foutief) ingestelde rechtsmiddel behoort daarbij niet te worden uitgesproken.1.Naar aanleiding van een conversiebeslissing behoeft ook niet nog eens het juiste rechtsmiddel te worden ingesteld, de behandeling door de juiste rechterlijke instantie volgt (als het goed is) ‘vanzelf’, aangezien de conversiebeslissing gepaard gaat met het insturen van de processtukken naar het bevoegde gerecht. Hier dus: de Hoge Raad de Nederlanden, alwaar de stukken ook inderdaad zijn binnengekomen en waar de afwikkeling geschiedt als ware van meet af aan het juiste rechtsmiddel – zijnde beroep in cassatie - ingesteld. Het lijkt mij, gelet op dit “systeem”, dat bevredigend functioneert, dat de niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in het hoger beroep als een kennelijke misslag moet worden beschouwd en verbeterd zal kunnen worden gelezen – dus als ongeschreven kan worden beschouwd.
4. Bij het voorgaande behoort nog de constatering dat het Hof geheel en al terecht heeft overwogen dat niet hoger beroep, maar cassatie het juiste rechtsmiddel was, gelet op de einduitspraak van de Rechtbank Almelo. Hoger beroep tegen dat vonnis stuit af op art. 404, tweede lid, onder a Sv maar cassatieberoep is wel mogelijk, zo stelt het vierde lid van dat artikel, aangezien het vonnis een overtreding van een verordening van een gemeente betreft. Voorts moet ik opmerken dat de behandeling van het cassatieberoep om te betreuren administratieve redenen veel te lang stil heeft gelegen.
5. Namens de verdachte heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, een middel van cassatie voorgesteld.
6. Het middel klaagt dat het proces-verbaal van de terechtzitting met daarin de aantekening van het vonnis zoals voorgeschreven in art. 395, tweede lid, Sv, ten onrechte niet is opgemaakt.
7. De bestreden uitspraak is aangetekend op de wijze als voorzien in art. 395a, eerste lid, Sv.
8. Volgens art. 395a, vierde lid, Sv in verbinding met art. 395, tweede lid aanhef en onder c, Sv dient een vonnis van de Kantonrechter, indien binnen drie maanden na de uitspraak van dit vonnis een gewoon rechtsmiddel wordt aangewend, te worden aangetekend in het proces-verbaal van de terechtzitting op een wijze als door de Minister van Justitie te bepalen. In dit geval heeft de verdachte binnen drie maanden, op 7 oktober 2011, hoger beroep ingesteld tegen het bestreden vonnis van 7 oktober 2011. Dat tegen dat vonnis geen hoger beroep heeft opengestaan maar beroep in cassatie, doet daaraan niet af. Aangenomen moest immers worden dat de verdachte tegen het bestreden vonnis het rechtsmiddel heeft willen aanwenden dat daartegen volgens de wet openstond. Bij de stukken van het geding bevindt zich enkel een aantekening mondeling vonnis van de Kantonrechter van 7 oktober 2011. Een proces-verbaal van de terechtzitting bevindt zich niet bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken.2.
9. De Kantonrechter had, in aanmerking genomen hetgeen hiervoor is overwogen, niet mogen volstaan met een aantekening als bedoeld in art. 395a Sv, het zogenaamde stempelvonnis. Bedoeld verzuim brengt mee dat, nu niet kan worden vastgesteld of de in art. 80, tweede lid, RO bedoelde vormen zijn nageleefd, het bestreden vonnis niet in stand kan blijven en terugwijzing moet volgen.3.
10. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
11. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, opdat de zaak op de bestaande dagvaarding opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG