Artikel 8:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Rb. Midden-Nederland, 03-04-2023, nr. UTR 23/681
ECLI:NL:RBMNE:2023:1498
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
03-04-2023
- Zaaknummer
UTR 23/681
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2023:1498, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 03‑04‑2023; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Proceskostenveroordeling)
Uitspraak 03‑04‑2023
Inhoudsindicatie
Beroep niet tijdig; belastingdienst toeslagen; geen beslissing op aanvraag herbeoordeling kinderopvang; gegrond; bestuurlijke dwangsom; geen reden om af te wijken van een termijn van twaalf weken; 12 weken; proceskostenvergoeding; 0,5
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/681
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2023 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] (Chilli), eiseres
(gemachtigde: mr. S. el Kaddouri),
en
Belastingdienst/Toeslagen, verweerder
(gemachtigde: mr. [A] ).
Inleiding
Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 20 december 2021 om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
Op 24 februari 2023 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Overwegingen
1. Het beroep is ingediend bij de rechtbank Limburg, die het vervolgens heeft doorgestuurd naar de rechtbank Midden-Nederland. Deze laatste rechtbank is namelijk de bevoegde rechtbank om op het beroep van eiseres te beslissen.1.
2. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.2.
3. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.3.Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.4.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Bij brief van 28 december 2022, ontvangen door verweerder op 30 december 2022, is verweerder in gebreke gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken daarna, te weten bij brief van 8 februari 2023, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek.
5. Het beroep is kennelijk gegrond.
Verweerder moet alsnog een besluit nemen
6. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.5.Verweerder heeft gemotiveerd verzocht om een langere termijn, namelijk dertien weken.6.Verweerder heeft uiteengezet dat de procedure die hij volgt bij de herbeoordelingen deze termijn rechtvaardigt.
7. De rechtbank is van oordeel dat de beslistermijn van twee weken voor verweerder te kort is, gezien het grote aantal aanvragen en de complexiteit van de herbeoordelingen en verweerders uitleg over het besluitvormingsproces. Gelet op wat verweerder heeft aangevoerd is er volgens de rechtbank sprake van een bijzonder geval.
8. Omdat de rechtbank ziet dat verweerder om verschillende termijnen heeft verzocht in voorgaande soortgelijke zaken zonder dat de onderbouwing een voldoende verklaring geeft voor dit verschil, heeft de rechtbank besloten om zelf een vaste termijn te bepalen in reactie op verweerders verzoeken in dergelijke zaken. De rechtbank verleent verweerder in principe een termijn van twaalf weken vanaf de datum van het verweerschrift om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid om daarvan af te wijken in voorliggende gevallen.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak van de termijn van twaalf weken af te wijken. Verweerder moet daarom uiterlijk 19 mei 2023 een beslissing bekendmaken. Om te voorkomen dat verweerder een rechterlijke dwangsom verbeurt zonder dat hij daaraan iets kan doen, bepaalt de rechtbank dat de termijn van twaalf weken wordt verlengd met de periode die eiseres de termijn van zes weken voor het indienen van een zienswijze bij verweerder overschrijdt.
10. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde beslistermijn overschrijdt.7.Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. Dit is het uitgangspunt voor dit soort zaken en de rechtbank ziet geen reden om hier in dit geval van af te wijken.
Bestuurlijke dwangsom
11. Eiseres heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden.8.
12. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet formeel in een besluit vastgesteld, maar slechts in zijn verweerschrift de hoogte van de nog toe te kennen dwangsom berekend.De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op het maximale bedrag van € 1.442,-, omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is.
Proceskosten en griffierecht
13. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 418,50.
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk 19 mei 2023 alsnog een besluit bekend te maken met dien verstande dat deze termijn wordt geacht verlengd te zijn met de periode die eiseres de zes weken voor het indienen van een zienswijze bij verweerder overschrijdt;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50;- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van N. Dayerizadeh, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 april 2023.
De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen. | rechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 03‑04‑2023
Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
Artikelen 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.