Rb. Amsterdam, 04-03-2009, nr. 387795
ECLI:NL:RBAMS:2009:BH6667
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
04-03-2009
- Zaaknummer
387795
- LJN
BH6667
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2009:BH6667, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 04‑03‑2009; (Bodemzaak, Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 04‑03‑2009
Inhoudsindicatie
Procesrecht, rolwaarneming; niet-ontvankelijkheid na niet voldoen aan vonnis met zekerheidstelling; verantwoordelijkheid advocaat voor handelingen op rol en kennisname gewezen vonnissen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 387795 / HA ZA 08-39
Vonnis van 4 maart 2009
in de zaak van
[A],
wonende te Seattle, Verenigde Staten van Amerika,
eiser,
advocaat eerst mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer, vervolgens mr. J. Stam, thans wederom
mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer,
tegen
de stichting
STICHTING GREENPEACE COUNCIL,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. T.C. Wiersma.
Partijen zullen hierna [A] en de Stichting genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
incidenteel vonnis tot zekerheidsstelling van 12 november 2008,
- -
akte in het incident zekerheidsstelling van de Stichting,
- -
de beslissing van de rolrechter dat het recht van [A] om te mogen concluderen voor antwoord akte in het incident is vervallen,
- -
rolbeslissing waarin het verzoek tot pleidooi van [A] is afgewezen.
1.2.
Vervolgens heeft de rolrechter de zaak verwezen voor vonnis.
1.3.
Bij incidenteel vonnis van 12 november 2008 heeft de rechtbank bepaald dat [A], op straffe van niet-ontvankelijkheid, binnen 4 weken na het vonnis zekerheid dient te stellen voor de betaling van de proceskosten waartoe zij veroordeeld zou kunnen worden door middel van het stellen van een bankgarantie tot een beloop van EUR 5.000,00.
De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 24 december 2008 voor antwoord. Op die rolzitting heeft de Stichting een akte genomen waarin zij vraagt om [A] niet-ontvankelijk te verklaren omdat zij niets meer van [A] vernam en geen bankgarantie of enige andere vorm van zekerheid ontving voor de proceskosten waartoe [A] in deze procedure veroordeeld zou kunnen worden.
[A] heeft de gelegenheid gekregen om daarop bij antwoord akte te reageren maar heeft dat niet gedaan, doch heeft om pleidooi gevraagd. Dat verzoek is bij rolbeslissing van 21 januari 2009 afgewezen waarna de rolrechter de zaak voor vonnis heeft verwezen om te beslissen over de ontvankelijkheid van eiser.
2. De beoordeling
2.1.
Vaststaat dat [A] niet heeft voldaan aan het stellen van zekerheid als bepaald in het vonnis van 12 november 2008, terwijl tevens niet binnen de termijn als bepaald in dat vonnis een verzoek tot verlenging is gedaan in de zin van artikel 616 lid 4 Rv. Dit betekent dat [A] in beginsel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
2.2.
[A] voert aan, zoals blijkt uit het verzoek om pleidooi, dat hij nimmer kennis heeft genomen van het vonnis van 12 november 2008. Hij doet een beroep op het feit dat bij de afschaffing van het procuraat door de rechtbank is gesteld dat bij de invoering daarvan enige soepelheid zal worden betracht De raadsman van [A] stelt daarbij dat het hem niet bekend was dat met de afschaffing van het procuraat ook de rolwaarneming zou worden afgeschaft en dat hij het incidenteel vonnis en daarna volgende roldata en rolstanden niet van zijn rolwaarnemer heeft doorgekregen.
De rechtbank overweegt als volgt. Op 12 november 2008 was mr. J. Stam advocaat in de onderhavige zaak, nadat hij zich op de rol van 16 april 2008 in plaats van mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer had gesteld. Het is de verantwoordelijkheid van de advocaat die zich in een procedure heeft gesteld om de rolstanden bij te houden. De rechtbank Amsterdam werkt al sinds 2004 met een elektronische rol, waarbij de rolstanden voor de advocatuur kenbaar zijn via het roljournaal. Sinds 1 mei 2008 zijn via het vernieuwde roljournaal de roldata en rolstanden van zaken bij de rechtbanken één of twee dagen na de rolzitting zichtbaar, en sinds 1 september 2008, de datum van afschaffing van het verplichte procuraat, kunnen B-formulieren alleen nog via het roljournaal worden ingediend. Van verplichte rolwaarneming, danwel de afschaffing daarvan, is geen sprake. Door de rechtbank Amsterdam en de Orde is via brieven, voorlichtingsbijeenkomsten en het Baliebulletin uitvoerig aandacht besteed aan het roljournaal en hoe het procederen na afschaffing van het procuraat praktisch in zijn werk zou gaan. De raadsman van [A] had derhalve kort na 12 november 2008 zelf in het roljournaal kunnen zien dat een vonnis gewezen was en naar welke rol de zaak verwezen was. De vonnissen van de rechtbank Amsterdam worden voor advocaten in het arrondissement Amsterdam – sinds jaar en dag - verspreidt via de mapjes bij de Centrale Balie, waarbij iedere advocaat zelf verantwoordelijk is voor leging van zijn eigen (kantoor) mapje. De rechtbank zendt vonnissen niet toe aan advocaten in Amsterdam. Het inschakelen van een rolwaarnemer geschiedt onder verantwoordelijkheid van de advocaat en maakt dit niet anders. Het is juist dat de rechtbank rond 1 september 2008 soepelheid heeft betracht, waar het ging om het insturen van B-formulieren, het niet tijdig beschikken over toegangscodes e.d. Onduidelijkheden in de afspraken tussen een advocaat en de rolwaarnemer vallen daar niet onder.
2.3.
Nu [A] niet heeft voldaan aan het incidenteel vonnis zal hij dan ook
niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.4.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de kosten voor het incident worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
2.5.
[A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in de hoofdzaak worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Stichting worden begroot op:
- -
vastrecht 4.784,00
Totaal EUR 4.784,00
3. De beslissing
De rechtbank
3.1.
verklaart [A] niet-ontvankelijk in zijn vordering,
3.2.
veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van de Stichting tot op heden begroot op EUR 4.784,00,
3.3.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.4.
verklaart dit vonnis voor het bepaalde onder 3.2. en 3.3. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C.A. Wildenburg en in het openbaar uitgesproken op
- 4.
maart 2009.