NJ 1923, p. 839
Vordering tot schadevergoeding op te maken bij staat. Schade-elementen. Plicht van den rechter. Nieuwe principale weer in hooger beroep bij concl. na enquête. Grief tegen een overweging of tegen een beslissing ?
HR 04-05-1923, ECLI:NL:HR:1923:190
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
4 mei 1923
- Magistraten
Mrs. Fentener v. Vlissingen, Segers, Hesse, Kosters en Ort
- Zaaknummer
[04051923/NJ_1923,_p._839]
- Conclusie
Mr. Noyon
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS149787:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1923:190, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑05‑1923
- Wetingang
(Rv art. 343-358, 398-429, 612.)
Essentie
Vordering tot schadevergoeding op te maken bij staat. Schade-elementen. Plicht van den rechter. Nieuwe principale weer in hooger beroep bij concl. na enquête. Grief tegen een overweging of tegen een beslissing ?
Samenvatting
Onjuist is de stelling, dat, bij een vordering tot schadevergoeding, op te maken bij staat, de rechter zich eerst bij de staatprocedure met de schade-elementen heeft in te laten. Tegen de bij dagvaarding gestelde schade-elementen heeft een gedaagde zich dan ook aanstonds te verweren, indien hij verweer wil voeren en hij kan daarmede niet wachten tot de vereffeningsprocedure, welke door den rechter wellicht overbodig wordt ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.