NJB 2022/469:Veroordeling van in de RAI demonstrerende verdachte wegens huisvredebreuk art. 138 lid 1 Sr en het recht op vrijheid van meningsuiting en op vrijheid van vreedzame vergadering in art. 10 en art. 11 EVRM: deze vrijheden staan aan een strafrechtelijke veroordeling niet in de weg als zo’n veroordeling een op grond van artt. 10 lid 2 en 11 lid 2 EVRM toegelaten – te weten: een bij de wet voorziene, een gerechtvaardigd doel dienende en een daartoe in een democratische samenleving noodzakelijke – beperking van die vrijheden vormt. Toepassing EHRM 15 oktober 2015, nr. 37553/05 (Kudrevičius e.a./Litouwen), r.o. 100, 142-146, 149, en EHRM (GK) 15 november 2018, nr. 29580/12 (Navalnyy/Rusland). In casu kon het hof het verweer verwerpen dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging vanwege onverenigbaarheid van de strafvervolging met artt. 10 en 11 EVRM. Daartoe telt mede dat aan de verdachte meermaals het redelijke alternatief is geboden om buiten en bij de ingang van het RAI-gebouw de demonstratie voort te zetten, terwijl in deze zaak is volstaan met de schuldigverklaring van de verdachte aan het medeplegen van lokaalvredebreuk en dat dus geen straf of maatregel aan de verdachte wordt opgelegd.