Rb. Zwolle-Lelystad, 10-06-2010, nr. 07.620270-09 (P)
ECLI:NL:RBZLY:2010:BM7349
- Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Datum
10-06-2010
- Zaaknummer
07.620270-09 (P)
- LJN
BM7349
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZLY:2010:BM7349, Uitspraak, Rechtbank Zwolle-Lelystad, 10‑06‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2015:1384
- Vindplaatsen
Uitspraak 10‑06‑2010
Inhoudsindicatie
doodslag
RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.620270-09 (P)
Uitspraak: 10 juni 2010
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in de P.I. Flevoland, Huis van Bewaring Almere Binnen te Almere.
1. HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2009, 21 januari 2010, 18 maart 2010 en 27 mei 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.J.E. Vink, en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte, mr. F.S. Boedhoe, advocaat te Almere, en de verdachte naar voren is gebracht.
2. DE TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 18 juni 2009 tot en met 4 juli 2009 in de gemeente Zeewolde, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd;
3. DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Vaststaande feiten
Op 2 juli 2009 krijgt de politie Utrecht een melding van het dierenasiel in [plaats] dat honden niet uit het asiel zijn opgehaald. Deze honden zijn op 21 juni 2009 op straat aangetroffen en door de dierenambulance naar het asiel overgebracht. Aan de hand van de chips van de honden zijn de eigenaren van de honden achterhaald, te weten [slachtoffer] en verdachte. Tevergeefs is door het dierenasiel getracht in contact te treden met de eigenaren. Hierop is op 2 juli 2009 de politie in kennis gesteld.
De politie treft op het woonadres in [woonplaats] van de eigenaren, zijnde verdachte en zijn echtgenote [slachtoffer], niemand aan. Via getuigen verneemt de politie dat de eigenaren wellicht verblijven op de [camping] te Zeewolde.
Op 4 juli 2009 is door de politie nader onderzoek verricht, hetgeen onder meer heeft geleid tot het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in de stacaravan op voormelde camping in Zeewolde.
Na het aantreffen van het stoffelijk overschot is door de Regiopolitie Flevoland het Team Grootschalig Onderzoek nr. 27 geformeerd, dat vervolgens het onderzoek verrichtte naar de dood van het slachtoffer.
Er zijn een groot aantal getuigen gehoord. Er is uitgebreid onderzoek gedaan naar sporen op de plaats delict, de woning van het slachtoffer en verdachte in [woonplaats] en het voertuig van het slachtoffer. Tevens is er sectie verricht op het lichaam van het slachtoffer.
Nader onderzoek leidt tot de aanhouding van verdachte op 28 juli 2009 in ’s-Gravenhage.
Verdachte is twaalf maal verhoord en heeft zich tijdens deze verhoren grotendeels op zijn zwijgrecht beroepen.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het impliciet primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het slachtoffer is door geweld van buitenaf om het leven gebracht, gezien het sectierapport en de wijze waarop het slachtoffer is aangetroffen, namelijk met een ceintuur om haar hals.
Het slachtoffer is naar alle waarschijnlijkheid overleden op 20 juni 2009, gelet op de bevindingen in het voorlopig sectieverslag, het entomologisch onderzoek, de camerabeelden van de [supermarkt] van 18 juni 2009, de telefoongegevens van en het laptopgebruik door het slachtoffer alsmede de notitie van verdachte op de nota van het [hotel] Maasbergen.
Na 20 juni 2009 verstuurde mails van het slachtoffer blijken te zijn verzonden vanaf het mobiele internetnummer van verdachte.
Door de politie is op 7 juli 2009 contact opgenomen met verdachte, waarna verdachte rond tien uur ’s avonds naar de [camping] te Zeewolde rijdt.
Nadien blijkt dat verdachte Nederland heeft verlaten en naar Hongarije is gereden.
De voorbedachten rade blijkt uit het vooraf regelen van een verblijfplaats in het buitenland, het voorbereiden van de financiële zaken, diverse zoekvragen op internet met betrekking tot gevangenisstraffen en moord en de dagboekaantekeningen van verdachte.
De door verdachte afgelegde verklaringen ter terechtzitting zijn ongeloofwaardig en kennelijk leugenachtig.
Verdachte heeft de onderzijde van de bedrand – waaronder het slachtoffer is aangetroffen – vastgepakt, teneinde kracht te kunnen zetten om het slachtoffer met zijn voeten onder het bed te schuiven. Op de bedrand is immers een verstoring van het stofbeeld waargenomen en verdachtes DNA is daar aangetroffen.
Uit soucheonderzoek blijkt dat de vuilniszak die buiten in de vuilnisbak is aangetroffen, is afgescheurd na de vuilniszak die op het hoofd van het slachtoffer is aangetroffen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd wegens het ontbreken van wettig bewijs, aangezien de doodsoorzaak van het slachtoffer niet vastgesteld kan worden.
Daarbij komt dat verdachte het slachtoffer op 20 juni 2009 in kennis heeft gesteld van zijn besluit om de relatie, in elk geval voorlopig, te beëindigen.
Zij hebben afgesproken geen contact met elkaar op te nemen. Dat verdachte geen aangifte heeft gedaan van vermissing van het slachtoffer en niet heeft gereageerd op telefoontjes van het dierenasiel zijn dan ook geen redenen om aan te nemen dat verdachte betrokken is geweest bij de dood van het slachtoffer.
Verdachte is in paniek geraakt nadat de politie hem mededeelde dat het slachtoffer was overleden. Het gedrag dat verdachte in die panieksituatie vertoonde, is geen bewijs dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
De aantekening “Overlijden [slachtoffer] ” en “Za 20 juni 09.30 uur” op de nota van het [hotel] kan niet tot het bewijs bijdragen.
Op 20 juni 2009 omstreeks 16.00 uur heeft telefonisch contact plaatsgevonden tussen slachtoffer en verdachte. Dit levert bewijs op dat het slachtoffer toen nog in leven was.
De aangetroffen sporen van verdachte in de caravan zijn verklaarbaar, aangezien hij daar eveneens verbleef.
Het slachtoffer heeft geen gebruik gemaakt van haar telefoon en laptop na 20 juni 2009 waarschijnlijk omdat zij was verlaten door verdachte en zij geen mensen wilde spreken.
De politie heeft een schoenafdruk bij de caravan aangetroffen. Dit zou een spoor van de dader kunnen zijn. Ook op een vuilniszak zijn immers sporen aangetroffen van een onbekend persoon.
Het oordeel van de rechtbank
A. Oorzaak van overlijden.
Om te komen tot een oordeel omtrent het ten laste gelegde dient allereerst te worden vastgesteld op welke wijze het slachtoffer is overleden.
Op 4 juli 2009 is het stoffelijk overschot van het slachtoffer aangetroffen in Zeewolde. Haar lichaam – met uitgebreide tekenen van gevorderde ontbinding – is aangetroffen onder de lattenbodem van een bed. Het lichaam van het slachtoffer was ingepakt in ondermeer zeil en plastic en was aan het zicht ontrokken doordat voorwerpen tegen het bed waren opgestapeld.
Op het lichaam van het slachtoffer heeft gerechtelijke sectie plaatsgevonden. Dit heeft echter niet geleid tot het vaststellen van een anatomische doodsoorzaak, aangezien de beoordeling van het lichaam fors werd bemoeilijk door uitgebreide postmortale veranderingen. Uit toxicologisch onderzoek kan het overlijden van het slachtoffer eveneens niet worden verklaard.
Uit rapportage blijkt echter dat wel sprake is van indeuking van het strottenhoofd van het slachtoffer. Tevens is een ceintuur om de hals van het slachtoffer aangetroffen, welke driemaal om de hals was gewikkeld. Ter hoogte van de ceintuur bij de hals is de indeuking van het strottenhoofd waargenomen. Ondanks dat specifieke aanwijzingen verder ontbreken, kan een overlijden ten gevolgde van omsnoerend geweld aan de hals niet worden uitgesloten.
Gelet op de wijze waarop en de omstandigheden waaronder het slachtoffer is aangetroffen, waaronder ondermeer het gegeven dat om haar nek een ceintuur van een ochtendjas was omstrengeld, kan het niet anders zijn geweest dan dat zij door geweld van buitenaf om het leven is gebracht.
Zelfdoding dan wel een natuurlijke dood tengevolge van een acuut hart- dan wel hersenlijden acht de rechtbank, met name gelet op de omstandigheden waaronder het slachtoffer is aangetroffen, hoogst onwaarschijnlijk.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is geweest van van buiten afkomend geweld dat heeft geleid tot de dood van het slachtoffer.
B. Tijdstip van overlijden
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag geplaatst wanneer het slachtoffer om het leven is gebracht.
De rechtbank stelt vast dat het slachtoffer op 18 juni 2009 nog in leven was, getuige de videobeelden waarop te zien is dat zij op die dag boodschappen heeft gedaan in een [supermarkt] vestiging. Ook is in de caravan een bon van de [winkel] te Zeewolde aangetroffen waaruit blijkt dat op 18 juni 2009 via de rekening van het slachtoffer een aantal goederen is gekocht.
Twee honden van het slachtoffer zijn op 21 juni 2009 aangetroffen. Een hond is in de nacht van 20 op 21 juni 2009 langs de snelweg aangetroffen . Het slachtoffer heeft niet gereageerd op de door het [dierenasiel] achtergelaten berichten en zij heeft zelf geen melding gedaan van vermissing van haar honden, hetgeen opmerkelijk is te noemen gelet op haar genegenheid voor deze honden.
Uit entomologisch onderzoek blijkt dat de bij het slachtoffer aangetroffen en veilig gestelde insecten wijzen op een minimaal postmortaal interval van 6-9 dagen. Terug rekenend vanaf de dag van veiligstelling van de insecten blijkt dat het slachtoffer in elke geval na 29 juni 2009 niet meer in leven was.
Uit de historische gegevens en het digitale onderzoek blijkt dat het slachtoffer tot 20 juni 2009 veelvuldig gebruikt maakte van haar telefoon en laptop. Dit alles viel stil ná laatstgenoemde datum.
Op meergenoemde notitie die is aangetroffen op de achterzijde van een hotelrekening, toebehorende aan verdachte staat vermeld: “Overlijden [slachtoffer]”en “Za 20 juni 2009”.
Verdachte heeft hierover verklaard dat beide zinnen afzonderlijk van elkaar gelezen dienen te worden en dat de eerste regel het resultaat was van de (eerste) mededeling van de politie op de voice mail van verdachte op 7 juli 2009. Verdachte verklaart hierover dat hij hierbij het tijdstip 11.44 op de notitie heeft vermeld.
Met zekerheid is echter vast te stellen dat omstreeks dit tijdstip (11.43 uur) de Nederlandse politie weliswaar de voice mail (voor het eerst) heeft ingesproken, maar dat toen nog niet is gesproken over het overlijden van [slachtoffer].
De rechtbank concludeert uit al hetgeen hiervoor is overwogen, dat het slachtoffer op 20 juni 2009 om het leven is gebracht.
C. Aanwezigheid verdachte op tijdstip overlijden.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of verdachte betrokken is geweest bij de dood van het slachtoffer, hetgeen verdachte heeft ontkend.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de nacht van 19 op 20 juni 2009 met het slachtoffer heeft doorgebracht in hun caravan in Zeewolde. In de ochtend van 20 juni 2009 heeft verdachte – volgens eigen zeggen – het slachtoffer op de hoogte gesteld van zijn besluit voorlopig rust te zoeken en een time-out te nemen in hun relatie. Verdachte heeft verklaard diezelfde dag na het gesprek te zijn afgereisd naar Hongarije met medeneming van zijn laptop. Voorts heeft verdachte verklaard dat ook het slachtoffer wist van zijn besluit om voorlopig afstand van haar te nemen.
De caravan waarin het slachtoffer is aangetroffen was op normale wijze afgesloten en vertoonde geen sporen van braak.
Op de onderkant van de bedrand is op twee plaatsen een verstoring van het stofbeeld waargenomen. Op die plaatsen is verdachtes DNA aangetroffen.
Uit de plaatsen waarop de verstoringen zijn aangetroffen leidt de rechtbank af dat verdachte het lichaam van het slachtoffer met zijn voeten onder het bed heeft geschoven en daarbij met zijn handen de bedrand heeft vastgehouden.
D. Gedragingen verdachte na het overlijden; kennelijke leugenachtigheid.
Vanaf het emailaccount van het slachtoffer zijn na haar overlijden emailberichten verstuurd en geadresseerd aan verdachte en [persoon].
Uit onderzoek is gebleken dat deze zijn verstuurd vanaf het mobiele internetnummer van verdachte.
Het eerste bericht is aangetroffen op de bij verdachte in beslag genomen laptop en is gedateerd 20 juni 2009 te 20.35 uur en is inkomend vanaf het mailadres van het slachtoffer.
Deze mail bevat de navolgende inhoud: “[verdachte], Je zit zo achter je pc, dus dan maar op deze manier. Gaan we morgen naar je vader? Liefs [slachtoffer]”.
Naast de vaststelling van de rechtbank dat deze inhoud niet valt te plaatsen in de verklaring van verdachte over het voorlopige afscheid tussen [slachtoffer] en hem op die dag heeft verdachte ter terechtzitting geen verklaring kunnen geven over deze mail die is aangetroffen op zijn laptop, waarover hij verklaart dat hij deze op 20 juni 2009 bij het vertrek uit de caravan heeft meegenomen.
Autosleutels/key-cards
Voor de toegang van auto’s op de camping in Zeewolde is een key-card nodig. Op naam van verdachte en het slachtoffer zijn twee key-cards uitgegeven, te weten onder nummer 0912 en 0429.
De key-card met het nummer 0912 werd normaliter door het slachtoffer gebruikt.
Het laatst geregistreerde gebruik is op 30 juni 2009 tussen 09.32 uur en 09.37 uur, waarbij gebruik is gemaakt van key-card onder nummer 0912.
Op dat moment was het slachtoffer reeds overleden. Deze key-card kan op 30 juni 2009 dus niet zijn gebruikt door het slachtoffer.
De auto van het slachtoffer, aangetroffen op de parkeerplaats van de camping te Zeewolde, bleek laatstelijk afgesloten te zijn met de autosleutel die is aangetroffen bij verdachte.
De andere autosleutel is aangetroffen op een haakje van de kapstok in de woning aan [adres] Er zijn slechts twee autosleutels voor de auto van het slachtoffer afgegeven. Hieruit volgt dat het slachtoffer dus geen beschikking meer had over een sleutel van haar eigen auto.
Opmerkelijk is dat de key-card met nummer 0912 is aangetroffen in de auto van het slachtoffer. Op de key-card met nummer 0912 is DNA van verdachte aangetroffen.
Uit bovenstaande concludeert de rechtbank dat het verdachte is geweest die op 30 juni 2009 voor het laatst de auto van het slachtoffer heeft afgesloten.
Voorts blijkt uit observatie dat verdachte op 7 juli 2009 in zijn auto is gesignaleerd op de parkeerplaats van de camping in Zeewolde.
Vorenstaande strookt niet met de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij sinds 20 juni 2009 niet meer op de bewuste camping zou zijn geweest. Deze verklaring van verdachte is derhalve als kennelijk leugenachtig te beschouwen en heeft gediend de waarheid te bemantelen.
Notitie
Op de notitie die is aangetroffen op de achterzijde van een hotelrekening, toebehorende aan verdachte staat vermeld: “Overlijden [slachtoffer]”en “Za 20 juni 2009”. Deze informatie, die door de rechtbank, zoals reeds is overwogen als één geheel wordt gezien, kan niet anders bestempeld worden dan als daderinformatie nu [slachtoffer] inderdaad op zaterdag 20 juni 2009 is overleden.
Surfgedrag
Verdachte heeft op 26 juni 2009 diverse zoekvragen op internet gedaan met betrekking tot gevangenisstraffen en moord. Op 7 juli 2009 heeft verdachte – voordat de politie contact met hem opnam – eveneens sites op internet bekeken met betrekking tot door de politie gezochte personen en het aantreffen van het stoffelijk overschot op de camping in Zeewolde.
Vuilniszak
Uit soucheonderzoek blijkt dat de vuilniszak in de vuilnisbak is afgescheurd nadat de vuilniszak op het hoofd van het slachtoffer is afgescheurd.
Politiecontact
Tot slot acht de rechtbank redengevend voor het bewijs dat verdachte niet meteen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van de politie om meteen contact op te nemen in verband met het overlijden van zijn echtgenote.
Integendeel, toen verdachte weet kreeg van politiebelangstelling op 7 juli 2009 heeft hij Nederland verlaten en is richting Hongarije vertrokken na eerst nog een kort bezoek te hebben gebracht aan de camping, zulks kennelijk om zich te onttrekken aan het politieonderzoek.
Conclusie
Vorenstaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat verdachte degene is geweest die zijn echtgenote op 20 juni 2009 opzettelijk om het leven heeft gebracht.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is om te komen tot de vaststelling dat bij verdachte sprake was van voorbedachte raad in de zin van kalm beraad en rustig overleg. De rechtbank zal derhalve verdachte vrijspreken van het impliciet primair ten laste gelegde feit, te weten moord.
De rechtbank acht derhalve, zoals hierboven al is aangegeven, het impliciet subsidiair ten laste gelegde, te weten doodslag, wettig en overtuigend bewezen.
5. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte impliciet subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij in de periode van 18 juni 2009 tot en met 4 juli 2009 in de gemeente Zeewolde, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6. KWALIFICATIE
Het bewezene levert op:
doodslag, strafbaar gesteld bij artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
7. STRAFBAARHEID
Het feit en de verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8. DE STRAFOPLEGGING
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte te veroordelen voor het impliciet primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de terbeschikkingstelling van verdachte, met verpleging van overheidswege.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot een eventuele strafoplegging aangezien zij vrijspraak van het ten laste gelegde heeft bepleit.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en de persoon van verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, behoort aan verdachte een gevangenisstraf en een maatregel te worden opgelegd. De rechtbank overweegt dienaangaande het navolgende.
Verdachte heeft zijn vrouw in hun eigen caravan – de plaats waar zij veilig had moeten zijn – op een gewelddadige wijze om het leven gebracht.
Na deze daad heeft verdachte het slachtoffer ingepakt in zeil en onder een bed verstopt.
Deze mensonterende daad en de wijze waarop deze is uitgevoerd, hebben een voor de rechtsorde schokkend karakter en brengen in de samenleving diep ingrijpende gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Doodslag, zoals in het onderhavige geval bewezen is verklaard, behoort tot de meest ernstige misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent en is naar zijn aard een misdrijf dat oplegging van een gevangenisstraf van zeer lange duur rechtvaardigt.
De rechtbank stelt vast dat verdachte een blanco strafblad heeft.
De rechtbank heeft kennis genomen van een door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (verder: NIFP) locatie Pieter Baan Centrum (verder: PBC) uitgebrachte rapportage d.d. 11 maart 2010 opgesteld door P.A.E.M.T. Cremers, psycholoog en J.H. van Renesse, psychiater. Deze rapportage bestaat uit een milieuonderzoek, een groepsobservatie, een psychologisch onderzoek en een psychiatrisch onderzoek.
Verdachte heeft er blijk van gegeven niet mee te willen werken aan enig onderzoek door gedragsdeskundigen. Verdachte heeft eerder zijn medewerking aan het ambulante gedragskundig onderzoek van R.S. Turk (psycholoog) en F.P. Bish (psychiater) geweigerd.
De psycholoog Cremers concludeert dat verdachtes zinsopbouw en woordkeuze de indruk geven van een minimaal gemiddelde intelligentie. Voorts concludeert de psycholoog het navolgende. Uit het milieuonderzoek blijkt dat verdachte niet in erfelijke zin belast is met psychiatrische problematiek. Verdachte lijkt erg op zichzelf gericht te zijn en lijkt weinig werkelijke betrokkenheid te hebben met of verantwoordelijkheid te voelen voor naasten. Voorts komt naar voren dat verdachte met een zekere charme de omgeving weet te imponeren. Bovendien vertoont verdachte manipulatief gedrag. De indruk bestaat dat verdachte met mede-observandi aanmerkelijk meer contact heeft dan met de groepleiding. Zo weet verdachte kennelijk ook in het PBC een vrouw aan zich te binden.
De psychiater Van Renesse concludeert dat de intelligentie van verdachte imponeert als bovengemiddeld. Hoewel niet mogelijk is gebleken om tot een diagnostische conclusie te komen, wijst de levensgeschiedenis zoals die naar voren is gekomen in het milieuonderzoek te wijzen op forse persoonlijkheidsproblematiek. Verdachte toont narcistische trekken, zoals de behoefte aan grootheid en bewondering en maakt op velen een egocentrische indruk met een gebrek aan empatisch vermogen. Daarnaast zijn er ook antisociale trekken, zoals het niet nakomen van verplichtingen, pseudologia fantastica, verduistering van gelden en het leiden van een dubbelleven. Beide persoonlijkheidskarakteristieken suggereren ook dat verdachte voldoet aan het psychopathieconcept. Mogelijk is er daarnaast ook sprake van fetisjistisch transvestitisme. Ten slotte zijn er in de jeugd enige aanwijzingen voor trekken van een autismespectrumstoornis gezien de gebrekkige sociale wederkerigheid waarbij verdachte zich als einzelgänger manifesteert.
Van belang is voorts dat voormelde gedragsdeskundigen concluderen dat de door hen geleverde informatie niet meer heeft opgeleverd dan het formuleren van niet-toetsbare hypothesen over een mogelijke stoornis.
De rechtbank neemt de inhoud van de rapportage van het NIFP, hoewel in haar conclusies slechts hypothetisch, over en maakt deze tot de hare.
Gelet op de bevindingen in voormeld rapport, de inhoud van het dossier, de persoon van verdachte zoals deze is gebleken bij het onderzoek ter terechtzitting en het gedrag van verdachte zoals hiervoor omschreven in het vonnis, is de rechtbank van oordeel dat verdachte leidt aan een gebrekkige ontwikkeling en/of een ziekelijke stoornis van de geestvermogens welke ook bestond ten tijde van het plegen van het delict.
Dit gegeven, in het licht bezien van de ernst van het door verdachte gepleegde delict en de ernst van de bij verdachte bestaande problematiek, leidt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte niet kan terugkeren in de maatschappij zonder adequaat te zijn behandeld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat, naast een gevangenisstraf, een terbeschikkingstelling met dwangverpleging noodzakelijk is.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 6 mei 2010;
- de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
9. BESLAG
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd ter zake de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” vermelde voorwerpen: de teruggave van de nummers 1 tot en met 8, 10 tot en met 12, 20 tot en met 24, 26 tot en met 60 en de onttrekking aan het verkeer van de nummers 9, 13 tot en met 19, 25 en 61.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich onthouden van een standpunt met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen.
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen, zoals opgenomen op de (in fotokopie aan dit vonnis gehechte) “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 27 mei 2010 overweegt de rechtbank het navolgende.
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) gelasten van de nummers 1 tot en met 7, 9 tot en met 12, 20 tot en met 24, 26 tot en met 31, 33 tot en met 50 en 56 tot en met 60 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen vermelde voorwerpen, nu voorshands niet duidelijk is wie als zodanig kan/kunnen worden aangemerkt.
De rechtbank is van oordeel dat de nummers 8, 13 tot en met 19, 25 en 61 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer, omdat met behulp van dit voorwerp het bewezen verklaarde feit is begaan, voorbereid of belemmerd.
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan de verdachte van de aan de verdachte toebehorende, op voornoemde lijst onder 32 en 51 tot en met 55 vermelde voorwerpen, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
10. TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
11. BESLISSING
De rechtbank:
Ten aanzien van de tenlastelegging
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor aangegeven hetgeen een het strafbare feit oplevert, zoals hiervoor vermeld en verklaart verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaar;
bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd;
Ten aanzien van het beslag
gelast de bewaring van de nummers 1 tot en met 7, 9 tot en met 12, 20 tot en met 24, 26 tot en met 31, 33 tot en met 50 en 56 tot en met 60 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende(n);
verklaart onttrokken aan het verkeer de nummers 8, 13 tot en met 19, 25 en 61 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen;
gelast de teruggave van de nummers 32 en 51 tot en met 55 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte.
Aldus gewezen door mr. E.W. Akkerman, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. C.W. van Weert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juni 2010.
Mrs. Akkerman en Van Weert voornoemd waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.