Einde inhoudsopgave
Besluit nr. U4 (2012/C 57/04) betreffende de vergoedingsprocedures ingevolge artikel 65, leden 6 en 7, van Verordening (EG) nr. 883/2004 en artikel 70 van Verordening (EG) nr. 987/2009
II Bepaling van het tijdvak van vergoeding
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2012
- Bronpublicatie:
13-12-2011, PbEU 2012, C 57 (uitgifte: 25-02-2012, regelingnummer: U4 2012/C57/04)
- Inwerkingtreding
01-04-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2011, PbEU 2012, C 57 (uitgifte: 25-02-2012, regelingnummer: U4 2012/C57/04)
- Vakgebied(en)
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
1
Het tijdvak van 3 of 5 maanden waarvoor een vergoeding kan worden gevorderd, en waarnaar wordt verwezen in artikel 65, leden 5 en 7, van de basisverordening (hierna het ‘tijdvak van vergoeding’ genoemd), begint op de eerste dag waarvoor de werkloosheidsuitkering daadwerkelijk verschuldigd is. Het tijdvak van vergoeding eindigt wanneer de in artikel 65, leden 6 en 7, van de basisverordening vastgestelde termijn (3 of 5 maanden) is verstreken, ongeacht enige vermindering, opschorting of intrekking van het recht op of de betaling van uitkering gedurende het genoemde tijdvak krachtens de wetgeving van de crediteurstaat.
2
Een nieuwe vordering tot vergoeding kan slechts worden ingediend wanneer de betrokkene uit hoofde van artikel 65, lid 5, onder a), van de basisverordening voldoet aan de voorwaarden van de wetgeving van de crediteurstaat die opnieuw recht geven op uitkering, indien dit recht geen voortzetting is van een voorgaande beslissing om werkloosheidsuitkering toe te kennen.
3
Niettegenstaande artikel 65, lid 6, vierde zin, van de basisverordening kunnen van het tijdvak van vergoeding geen andere tijdvakken worden afgetrokken waarin een werkloosheidsuitkering werd betaald krachtens de wetgeving van de debiteurstaat.