Belastingblad 2018/338
Verhuurderheffing waarbij op de voet van art. 24 lid 3 en 4 Wet WOZ slechts één mede-eigenaar in de heffing wordt betrokken, is in strijd met het discriminatieverbod van art. 26 IVBPR en art. 14 EVRM
HR 08-06-2018, ECLI:NL:HR:2018:846, m.nt. Y. Postema-van der Koogh
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
8 juni 2018
- Magistraten
Mrs. J.A.C.A. Overgaauw, P.M.F. van Loon, J. Wortel, L.F. van Kalmthout en M.E. van Hilten
- Zaaknummer
16/04098
- Noot
Y. Postema-van der Koogh
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS273288:1
- Vakgebied(en)
Verhuurderheffing (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:846, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑06‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑12‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:1374, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑12‑2016
Essentie
Verhuurderheffing waarbij op de voet van art. 24 lid 3 en 4 Wet WOZ slechts één mede-eigenaar in de heffing wordt betrokken, is in strijd met het discriminatieverbod van art. 26 IVBPR en art. 14 EVRM
Uitspraak
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 30 juni 2016, nr. 15/00585, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. AWB 14/3788) betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan verhuurderheffing. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.