Hof Leeuwarden, 23-06-2011, nr. 24-002472-08
ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ9092, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
23-06-2011
- Zaaknummer
24-002472-08
- LJN
BQ9092
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ9092, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 23‑06‑2011; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2012:BY5672
Cassatie: ECLI:NL:HR:2012:BY5672, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 23‑06‑2011
Inhoudsindicatie
Veroordeling voor een vergaande vorm van verbale bedreiging in deelnemingsvorm van een gezin, waartoe een kind van amper een jaar behoorde, alsmede openlijke geweldpleging jegens een lid van dat gezin. Het hof is van oordeel dat de door de politierechter opgelegde straf qua modaliteit noch qua omvang recht doet aan de ernst van het bewezen verklaarde, daarbij ook en met name verdachtes omvangrijke documentatie in aanmerking nemende. Het hof legt een gevangenisstraf van acht weken op, daarbij rekening houdend met overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Daarnaast toewijzing van een tweetal vorderingen tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen. .
Partij(en)
Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002472-08
Uitspraak d.d.: 23 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 1 oktober 2008 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummers 19-830244-07 en 18-650173-07, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1968],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 juni 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand en voorts tot toewijzing van de beide vorderingen tot tenuitvoerlegging van vier weken respectievelijk drie maanden gevangenisstraf, de verdachte voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 25 september 2007 respectievelijk bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Assen van 4 januari 2008. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. J.B.A. Kalk, naar voren is gebracht.
Omvang van het hoger beroep
Het hof stelt vast dat het hoger beroep niet bij akte rechtsmiddel is beperkt. Daaruit volgt dat, voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde, verdachte daarin niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het hoger beroep is daarom beperkt tot dat deel van het vonnis, waarbij verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde werd veroordeeld.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
- 1.
hij op of omstreeks 25 februari 2008 te [plaats], in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, bestaande hierin dat verdachte en/of zijn mededader toen aldaar, zich bevindende op enige/korte afstand van die [slachtoffer 1], deze opzettelijk dreigend heeft toegevoegd de woorden: "Kom dan schijterd, dan maken we je kind dood" en/of "Ik maak jou dood, ik maak je vriendin kapot en je zoontje gaan we spiesen" en/of "Ik pak je, ik maak je dood, we maken je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking;
- 2.
hij op of omstreeks 25 februari 2008 te [plaats], in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het gericht gooien van een steen naar die [slachtoffer 1].
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- 1.
hij op 25 februari 2008 te [plaats], in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, bestaande hierin dat verdachte en zijn mededader toen aldaar, zich bevindende op enige afstand van die [slachtoffer 1], deze opzettelijk dreigend heeft toegevoegd de woorden: "Kom dan schijterd, dan maken we je kind dood" en "Ik maak jou dood, ik maak je vriendin kapot en je zoontje gaan we spiesen" en "Ik pak je, ik maak je dood, we maken je kapot";
- 2.
hij op 25 februari 2008 te [plaats], in de gemeente [gemeente], met een ander, op de openbare weg, de [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het gericht gooien van een steen naar die [slachtoffer 1].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich, tezamen met zijn zoon, schuldig gemaakt aan een vergaande vorm van verbale bedreiging van aangever [slachtoffer 1] en zijn gezin, waartoe een kind van (destijds) amper een jaar behoorde. Voorts heeft verdachte zich, eveneens met zijn zoon, schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging jegens diezelfde aangever.
Uit het dossier valt af te leiden dat verdachte kennelijk in grote woede en redeloosheid en vermoedelijk onder invloed van alcohol heeft gehandeld. De oorzaak van de al langer durende onmin tussen de beide families is onduidelijk gebleven en heeft geleid - zo blijkt eveneens uit het dossier - tot meerdere onverkwikkelijke incidenten en voor het gezin [slachtoffer 1] benarde situaties.
Het hof stelt vast dat verdachte heeft gekozen voor een nagenoeg volledig ontkennende opstelling en dat hij noch ter terechtzitting in eerste aanleg noch in hoger beroep is verschenen. Het hof maakt daaruit op dat verdachte de verantwoordelijkheid voor zijn gedragingen afwijst.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van14 april 2011. Uit dit 25 pagina's tellend stuk blijkt dat verdachte sinds 1984 talloze malen is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder (soortgelijke) delicten met een geweldscomponent. Tevens blijkt daaruit dat verdachte na de pleegdatum van de thans ter beoordeling staande feiten zevenmaal onherroepelijk is veroordeeld voor - onder meer - bedreiging, mishandeling, diefstal en overtredingen van de Wegenverkeerswet. Hieruit volgt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing zal worden verklaard.
De raadsman van verdachte heeft verzocht om - indien het hof tot een bewezenverklaring zou komen - verdachte een werkstraf op te leggen van dezelfde omvang als waartoe hij in eerste aanleg is veroordeeld. Gelet op het hiervoor overwogene is het hof evenwel van oordeel dat de door de politierechter opgelegde straf qua modaliteit noch qua omvang recht doet aan de ernst van het bewezen verklaarde, daarbij ook en met name verdachtes omvangrijke documentatie in aanmerking nemende. De door de raadsman aangevoerde gewijzigde omstandigheden in de leefsituatie van verdachte maken dit oordeel niet anders.
Hieruit volgt dat het hof oplegging van een gevangenisstraf passend en geboden acht. Bij de bepaling van de omvang daarvan zal rekening worden gehouden met het feit dat er in deze strafzaak sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, waarbinnen berechting plaats dient te vinden. Op grond daarvan zal het hof op de bij het bewezen verklaarde passend geachte duur van de gevangenisstraf een korting toepassen van twee weken.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Groningen van 25 september 2007, parketnummer
18-650173-07, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Het hof ziet in hetgeen door de raadsman is aangevoerd geen aanleiding om te bevelen dat verdachte in de plaats van het ondergaan van vier weken gevangenisstraf een werkstraf zal verrichten.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Assen van 4 januari 2008, parketnummer 19-830244-07, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Het hof ziet in hetgeen door de raadsman is aangevoerd geen aanleiding om te bevelen dat verdachte in de plaats van het ondergaan van een gevangenisstraf van drie maanden een werkstraf zal verrichten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart verdachte niet ontvankelijk voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) weken.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 25 september 2007, parketnummer
18-650173-07, te weten van:
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Assen van 4 januari 2008, parketnummer 19-830244-07, te weten van:
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Aldus gewezen door
mr. J.J. Beswerda, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. G.J. Niezink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel, griffier,
en op 23 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. G.J. Niezink is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.