Einde inhoudsopgave
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
Artikel 3a [Strafbare feiten]
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2020
- Bronpublicatie:
01-07-2020, Stb. 2020, 278 (uitgifte: 22-07-2020, kamerstukken: 35152)
- Inwerkingtreding
01-08-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-07-2020, Stb. 2020, 279 (uitgifte: 22-07-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Bibob
1.
Onder feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a, en derde lid, onder a, die erop wijzen dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten, wordt verstaan:
- a.
een veroordeling wegens een strafbaar feit;
- b.
een onherroepelijke strafbeschikking;
- c.
het vervallen van het recht tot strafvordering op grond van een transactie als bedoeld in artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht;
- d.
een onherroepelijke beschikking tot het opleggen van een bestuurlijke boete;
- e.
een beschikking tot het opleggen van een bestuurlijke boete waartegen beroep is ingesteld, waarop de bestuursrechter in eerste aanleg uitspraak heeft gedaan.