Rb. Limburg, 03-06-2020, nr. 7879618 \ CV EXPL 19-4547
ECLI:NL:RBLIM:2020:10624
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
03-06-2020
- Zaaknummer
7879618 \ CV EXPL 19-4547
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2020:10624, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 03‑06‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 03‑06‑2020
Inhoudsindicatie
RK parochie sluit pachtovereenkomst en daarnaast aanvullende overeenkomst “entreevergoeding”. Alleen pachtovereenkomst wordt ter goedkeuring aan de Grondkamer ingezonden. Dat inzenden zonder bijbehorende aanvullende overeenkomt is in strijd met de wet omdat dwingendrechtelijke, volledige toetsing van de Grondkamer wordt omzeild (art 7:319 BW). Sprake van intellectuele valsheid (art 225 Sr) of listige kunstgreep (326 Sr). Volgt nietigverklaring van pachtovereenkomst én aanvullende overeenkomst. Afwijzing van gevorderde pachtverbrekingsschade.
Partij(en)
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 7879618 \ CV EXPL 19-4547
Vonnis van de pachtkamer van 3 juni 2020
in de zaak van:
[eiser] ,
wonend te [woonplaats] , [adres] ,
eiser in conventie, gedaagde in reconventie,
gemachtigde mr. W.P.G. Verstappen,
tegen:
1. het kerkgenootschap R.K. KERK H. CATHARINA TE BUCHTEN, althans de R.K. KERK H. CATHARINA, gevestigd te Buchten,
2. het kerkgenootschap R.K. KERKBESTUUR VAN DE PAROCHIE VAN DE H. CATHARINA TE BUCHTEN, gevestigd te Buchten,
3. het kerkgenootschap DE R.K. KERK SINT CATHARINA BORN BUCHTEN, gevestigd te Buchten,
4. het kerkgenootschap R.K. PAROCHIE H. CATHARINA BUCHTEN, gevestigd te Born,
gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie,
procederend in persoon (mr. C.A.W.M. Mingels-Erens).
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende door partijen uitgewisselde processtukken:
- -
het exploot van dagvaarding de dato 29 april 2019, met producties,
- -
de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende conclusie van voorwaardelijke eis in reconventie, met producties,
- -
de conclusie van repliek in conventie, tevens antwoord in reconventie, tevens houdende vermeerdering van eis in conventie,
- -
de conclusie van dupliek in conventie, tevens houdende conclusie van repliek in voorwaardelijke reconventie, met producties,
- -
de conclusie van dupliek in reconventie.
Aansluitend is de zaak op vonnis gesteld waarvan de uitspraak – gelet op het verzoek van partijen tot gelijktijdige uitspraak met de uitspraak in de zaak 7964493 – is bepaald tegen heden.
In conventie en in reconventie:
2. De vaststaande feiten
Uit het over en weer door partijen naar voren gebrachte kunnen de volgende vaststaande feiten worden afgeleid, voor zoveel nu voor een beoordeling ter zake doend:
- -
gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie, nader kortweg als de parochie aan te duiden, zijn ieder voor zich, dan wel één hunner, eigenaresse van een aantal percelen bouwland gelegen te Obbicht en Papenhoven respectievelijk Susteren;
- -
ingevolge reguliere pachtovereenkomst voor los land (vergelijk productie 2 bij exploot van dagvaarding) zijn deze gronden regulier verpacht aan eiser in conventie, gedaagde in reconventie, nader ook kortweg [eiser] te noemen;
- -
deze reguliere pachtovereenkomst de dato 25 november 2013 is, blijkens de daarop gestelde stempel, op 13 januari 2014 ingekomen bij de grondkamer Zuid en is, blijkens daarop geplaatst goedkeuringstempel, door deze grondkamer goedgekeurd op 14 februari 2014;
- -
in deze reguliere pachtovereenkomst staat onder het hoofd “pachtprijs” een jaarlijkse totale pachtprijs van € 4000,00 vermeld;
- -
los en apart van deze reguliere pachtovereenkomst hebben partijen echter ook een overeenkomst gesloten en op schrift gesteld, getiteld “aanvulling op pachtovereenkomst” (vergelijk productie 3 bij exploot van dagvaarding), waarin een aparte vergoeding ten bedrage van € 120.000,00 wordt afgesproken als vergoeding voor de bereidheid van de parochie tot reguliere verpachting, zoals neergelegd in de hierboven bedoelde reguliere pachtovereenkomst; een en ander wordt door partijen wel aangeduid als een “entree vergoeding”; [eiser] heeft dit bedrag ook betaald;
- -
deze los en apart gesloten overeenkomst met betrekking tot deze “entree vergoeding” is niet ingezonden aan de grondkamer Zuid, zodat de grondkamer Zuid daarvan geen kennis heeft genomen, noch heeft kunnen nemen bij de beoordeling van de haar gezonden reguliere pachtovereenkomst.
3. De conventionele stellingen en vorderingen van [eiser] en zijn verweer in
reconventie
In conventie stelt [eiser] zich op het standpunt dat de hierboven bij de vaststaande feiten bedoelde aparte afspraak met betrekking tot de “entree vergoeding” in strijd met de wet is en daarmee nietig. Dat volgt ofwel uit artikel 7: 399c ofwel artikel 3: 40 BW. [eiser] maakt dan ook aanspraak op terugbetaling van het ten onrechte betaalde bedrag ad € 120.000,00, te vermeerderen met rente en buitengerechtelijke kosten, kosten rechtens. Daarbij gaat [eiser] ervan uit dat de reguliere pachtovereenkomst in stand kan blijven. Indien dat niet het geval zou blijken te zijn dan maakt [eiser] – voor dat geval – aanspraak op vergoeding van, kort gezegd pachtverbrekingsschade, nader op te maken bij staat en te vereffenen als volgens de wet.
In reconventie – tegenover de hierna aan te duiden tegenvordering van de parochie – heeft [eiser] aangevoerd dat de aparte afspraak nietig is en niet slechts vernietigbaar, terwijl ter zijdestelling van die afspraak om reden van een daarvoor niet verkregen bisschoppelijke goedkeuring niet ter zake doet.
4. Het conventionele verweer van de parochie en haar stellingen en vorderingen in (voorwaardelijke) reconventie
In conventie heeft de parochie voor alles aangevoerd dat uitsluitend gedaagde sub 4 als de entiteit kan worden aangemerkt die heeft te gelden als eigenaresse/verpachtster en partij bij de hierboven aangeduide nadere afspraak. In zoverre dient [eiser] niet ontvankelijk te worden verklaard in zijn vorderingen, voor zoveel tegen gedaagden sub 1 tot en met 3 gericht.
Inhoudelijk heeft de parochie verder aangevoerd dat de nadere afspraak met betrekking tot de “entree-vergoeding” toelaatbaar moet worden geacht. Bovendien hebben partijen dat over en weer duidelijk zo met elkander bedoeld af te spreken en komt [eiser] geen beroep op nietigheid dan wel vernietiging toe. Indien dat al anders zou zijn, dan dient in ieder geval de mede tussen partijen gesloten reguliere pachtovereenkomst eveneens voor nietig te worden gehouden dan wel te worden vernietigd. Beide afspraken zijn immers onlosmakelijk met elkander verbonden.
In – voorwaardelijke – reconventie heeft de parochie voor het geval dat [eiser] in conventie aanspraak zou kunnen maken op terugbetaling van het bedrag van € 120.000,00, van haar kant nietigverklaring dan wel vernietiging van (ook) de reguliere pachtovereenkomst tussen partijen gevorderd, mede ook nu de binnen de organisatie van de rooms-katholieke kerk voorziene bisschoppelijke goedkeuring niet werd verkregen.
5. Het oordeel van de pachtkamer
Met de parochie stelt de pachtkamer vast (zijnde een feit van algemene bekendheid) dat de interne organisatie binnen de rooms-katholieke kerk wordt gevormd door (aarts)bisdom, dekenaat en parochie. Gelet op artikel 2:2 burgerlijk wetboek kan daarmee slechts gedaagde sub 4 als rechtspersoonlijkheid bezittende entiteit worden aangemerkt, welke als zodanig in een burgerrechtelijke procedure kan worden betrokken. Hetgeen door [eiser] op dit punt is aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden. [eiser] zal dan ook niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vorderingen, voor zoveel gericht tegen gedaagden sub 1 tot en met 3.
Vervolgens constateert de pachtkamer dat partijen door en met hun “aanvulling op pachtovereenkomst” (productie 3 bij exploot van dagvaarding) in feite – zoals dat wel pleegt te worden aangeduid: – een side letter hebben gecreëerd. Dat is op zichzelf toegestaan, gelijk ook het geval is ten aanzien van de inhoud daarvan, te weten: een door [eiser] geaccepteerde verplichting de parochie een bedrag van € 120.000,00 te betalen.
Het is echter niet toegestaan een aparte, reguliere pachtovereenkomst ter goedkeuring van de inhoud daarvan aan een grondkamer in te zenden, zonder die sideletter daarbij mede bekend te maken, aangezien de inhoud van die side letter nu eenmaal de inhoud van die goed te keuren reguliere pachtovereenkomst mede bepaalt of in ieder geval kan bepalen. Zonder de sideletter komt de enkele inhoud van de reguliere pacht overeenkomst (met name: een totale pachtprijs van € 4000,00 per jaar) immers in een volstrekt ander daglicht te staan dat in ander geval, waarbij – voor zoveel nodig – wél acht kan worden geslagen op de mede overeengekomen “entree-vergoeding” (ter grootte van € 120.000,00). Daarmee is naar het oordeel van de pachtkamer intellectuele valsheid aan de orde, zoals mede begrepen in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht dan wel, alternatief, een listige kunstgreep, zoals bedoeld in artikel 326 Wetboek van Strafrecht. De afspraken tussen partijen kunnen daarom slechts worden aangemerkt als strijdig met de wet en daarom nietig. Vernietigbaarheid, zoals door partijen wel aan de orde gesteld, is niet aan de orde. Het verbod tot intellectuele valsheid en/of het hanteren van een listige kunstgreep geldt immers niet ter bescherming van uitsluitend [eiser] . Integendeel. Uiteindelijk is immers juist een volledige toetsing van de reguliere pachtovereenkomst door de grondkamer (!) verijdeld, terwijl die toetsing nu eenmaal dwingendrechtelijk in de wet is verankerd (vergelijk artikel 7: 319 Burgerlijk Wetboek).
Gelet op deze, in de onderhavige procedure te constateren nietigheid op grond van (in ieder geval ook:) artikel 3: 40 burgerlijk wetboek liggen de onvoorwaardelijke conventionele vorderingen van [eiser] voor toewijzing gereed. De door hem betaalde € 120.000,00 dienen door de parochie terug te worden betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de dag van dagvaarden. Ook de door [eiser] bij wege van nevenvordering gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten dient door de parochie te worden betaald. Daartegen heeft de parochie immers geen apart verweer gevoerd.
Met de parochie moet vervolgens worden geoordeeld dat de reguliere pachtovereenkomst en de side letter onlosmakelijk met elkander verbonden zijn. Het is immers duidelijk dat de parochie van haar kant niet tot reguliere verpachting over zou zijn gegaan zonder “entree-vergoeding”, terwijl [eiser] nu juist tot betaling daarvan bereid is geweest uitsluitend om reden van het kunnen verkrijgen van de gronden in reguliere pacht. Daarmee doet zich dus niet de situatie voor, zoals bedoeld in artikel 3: 41 burgerlijk wetboek, zodat ook de reguliere pachtovereenkomst voor nietig moet worden gehouden. De daarop – in voorwaardelijke reconventie – gerichte tegenvordering van de parochie ligt daarom eveneens voor toewijzing gereed.
Dan resteert nog slechts de voorwaardelijke vordering van [eiser] – voor het geval nietigheid mocht worden geconstateerd dan wel tot vernietiging mocht worden overgegaan – tot vergoeding van, kort gezegd, “pure” pachtverbrekingsschade, nader op te maken bij staat en te vereffenen als volgens de wet. Deze vordering komt niet voor vergoeding in aanmerking. Schade in de zin der wet aan de zijde van [eiser] , zoals door hem omlijnd (sub 30 bij repliek in conventie), is immers door en met de geconstateerde nietigheid van de overeenkomsten tussen partijen niet aan de orde. Zulke schade (“pure“ pachtverbreking) wordt immers bepaald door het verschil tussen twee situaties: te weten de situatie waarin [eiser] zou hebben verkeerd, indien het gestelde onrechtmatig handelen van de parochie (lees: het aanspraak maken op een entree vergoeding en het incomplete inzenden van een reguliere pachtovereenkomst aan de grondkamer) achterwege zou zijn gebleven, enerzijds, en de huidige situatie, waarin [eiser] het gebruik van de hem verpachte gronden wederom kwijtraakt, anderzijds. In beide gevallen zou [eiser] echter geen voortgaand gebruik van de gepachte gronden hebben gehad, van den beginne af aan niet, aangezien er dan geen reguliere pachtovereenkomst tot stand zou zijn gekomen, dan wel vanaf heden, na constatering van nietigheid van de afspraken tussen partijen en de daaruit voortvloeiende noodzaak tot terugbetaling van de € 120.000,00 tegenover het - inderdaad dan - moeten gaan laten liggen van de gepachte gronden.
Aangezien partijen gelijkelijk betrokken zijn geweest bij (een) thans, in feite ook op wederzijds verzoek geconstateerde nietige rechtshandeling(en), zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat elke partij haar eigen kosten heeft te dragen. Er wordt daarom beslist als volgt.
6. Beslissing:
In conventie:
Verklaart eiser niet-ontvankelijk in zijn vorderingen, voor zoveel gericht tegen gedaagden sub 1 tot en met 3.
Veroordeelt gedaagde sub 4 om, binnen 14 dagen na heden en tegen behoorlijk bewijs van kwijting, een bedrag van € 120.000,00 aan eiser te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de dag van dagvaarden tot aan de dag van volledige betaling.
Veroordeelt gedaagde sub 4 verder, ten titel van vergoeding van buitengerechtelijke kosten, aan eiser een bedrag van € 1975,00 te betalen, bij gebreke van betaling voordien te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na heden tot aan de dag van volledige betaling.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
In reconventie:
Verklaart de hierboven in rechte beoordeelde reguliere pachtovereenkomst (productie twee bij inleidende dagvaarding) nietig.
In conventie zowel als in reconventie:
Compenseert de proceskosten tussen partijen zo, dat elke partij haar eigen kosten zal dragen.
Wijst het over en weer meer of anders gevorderde voor zover nodig af.
Dit vonnis is gewezen door de pachtkamer, gevormd door mr. G.M.P. Brouns, kantonrechter-voorzitter, ing. H.W.M. Suilen, eerste lid, en P.W. Willekens, tweede lid, en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2020.
type: MJP
coll: