Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) nr. 396/2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 05-04-2005
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2021, L 355).
- Bronpublicatie:
23-02-2005, PbEU 2005, L 70 (uitgifte: 16-03-2005, regelingnummer: 396/2005)
- Inwerkingtreding
05-04-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-02-2005, PbEU 2005, L 70 (uitgifte: 16-03-2005, regelingnummer: 396/2005)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Agrarisch recht (V)
(Voor de EER relevante tekst)
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37 en artikel 152, lid 4, onder b),
Gezien het voorstel van de Commissie,
Na raadpleging van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Richtlijn 76/895/EEG van de Raad van 23 november 1976 betreffende de vaststelling van de maximale hoeveelheden residuen van bestrijdingsmiddelen in en op groenten en fruit (3), Richtlijn 86/362/EEG van de Raad van 24 juli 1986 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op granen (4), Richtlijn 86/363/EEG van de Raad van 24 juli 1986 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op levensmiddelen van dierlijke oorsprong (5) en Richtlijn 90/642/EEG van de Raad van 27 november 1990 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit (6) zijn herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd. Ten behoeve van de duidelijkheid en de eenvoud moeten deze richtlijnen worden ingetrokken en vervangen door één enkel rechtsinstrument
- (2)
Deze verordening heeft rechtstreeks betrekking op de volksgezondheid en zij is relevant voor de werking van de interne markt. De onderlinge verschillen tussen de nationale maximumresidugehalten voor bestrijdingsmiddelen kunnen een belemmering vormen voor de handel in de in bijlage I bij het Verdrag opgenomen producten en daarvan afgeleide producten tussen lidstaten onderling en tussen derde landen en de Gemeenschap. Derhalve is het, met het oog op het vrije verkeer van goederen, gelijke concurrentievoorwaarden tussen de lidstaten en een hoge mate van consumentenbescherming van de consument, passend dat maximumresidugehalten (MRL's) voor producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong op communautair niveau worden vastgesteld, rekening houdend met goede landbouwpraktijken.
- (3)
Een verordening tot vaststelling van de MRL's behoeft geen omzetting in nationale wetgeving. Daarom is een verordening het meest geschikte rechtsinstrument voor de vaststelling van de MRL's voor bestrijdingsmiddelen in producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong, aangezien de gedetailleerde voorschriften daarvan tezelfdertijd in de gehele Gemeenschap op dezelfde wijze van toepassing worden en derhalve een efficiëntere aanwending van nationale hulpmiddelen mogelijk maken.
- (4)
De productie en het verbruik van plantaardige en dierlijke producten nemen in de Gemeenschap een zeer belangrijke plaats in. De opbrengst van de plantaardige productie wordt voortdurend bedreigd door schadelijke organismen. Het is van essentieel belang dat planten en plantaardige producten tegen dergelijke organismen worden beschermd om vermindering of beschadiging van de opbrengst te voorkomen, alsmede om de kwaliteit van de geoogste producten te garanderen, en een hoge productiviteit van de landbouw te garanderen. Hiervoor staan diverse methoden ter beschikking, waaronder niet-chemische methoden, praktijken zoals het gebruik van resistente variëteiten, wisselbouw, mechanisch wieden, biologische bestrijding, en anderzijds chemische methoden zoals het gebruik van plantenbeschermingsproducten of bestrijdingsmiddelen.
- (5)
Eén van de meest voorkomende methoden om planten en plantaardige producten te beschermen tegen de gevolgen van deze schadelijke organismen, is het gebruik van werkzame stoffen in gewasbeschermingsmiddelen. Een mogelijk gevolg van het gebruik van deze stoffen is evenwel de aanwezigheid van residuen in behandelde producten, in dieren die zich met dergelijke producten voeden en in honing die wordt geproduceerd door bijen die aan deze stoffen worden blootgesteld. Daar volksgezondheid overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (7) voorrang moet krijgen boven de bescherming van gewassen, moet ervoor worden gezorgd dat dergelijke residuen niet aanwezig zijn in zodanige hoeveelheden dat zij een onaanvaardbaar risico vormen voor de gezondheid van mens of dier. MRL's moeten voor ieder bestrijdingsmiddel op het laagste bereikbare peil dat in overeenstemming is met goede landbouwpraktijken worden vastgelegd om kwetsbare groepen zoals kinderen en foetussen te beschermen
- (6)
Het is tevens van belang de ontwikkeling voort te zetten van een methode ter verwerking van cumulatieve en elkaar versterkende gevolgen. In verband met de blootstelling van mensen aan combinaties van actieve stoffen en eventuele onderling versterkende gevolgen voor de gezondheid van de mens, moeten MRL's worden vastgesteld in overleg met de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (‘de Autoriteit’), opgericht bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (8).
- (7)
Volgens Richtlijn 91/414/EEG moeten de lidstaten, wanneer zij vergunningen verstrekken, de verplichting opleggen dat de gewasbeschermingsmiddelen correct worden gebruikt. Correct gebruik houdt ook de toepassing in van de beginselen van goede landbouwpraktijken, alsmede de beginselen van geïntegreerde controle. Wanneer MRL's die resulteren uit een op grond van Richtlijn 91/414/EEG toegestaan gebruik van een bestrijdingsmiddel, een risico inhouden voor de consument, moet dat gebruik worden herzien met het oog op een vermindering van de hoeveelheden bestrijdingsmiddelenresiduen. De Gemeenschap moet het gebruik van methoden of producten die bevorderlijk zijn voor de risicovermindering alsook het gebruik van hoeveelheden bestrijdingsmiddelen op niveaus die verenigbaar zijn met een efficiënte beheersing van plagen aanmoedigen.
- (8)
Een aantal werkzame stoffen is verboden uit hoofde van Richtlijn 79/117/EEG van de Raad van 21 december 1978 houdende verbod van het op de markt brengen en het gebruik van bestrijdingsmiddelen bevattende bepaalde actieve stoffen (9). Tevens zijn vele andere werkzame stoffen momenteel niet toegelaten op grond van Richtlijn 91/414/EEG. Er is een zorgvuldige controle en toezicht nodig op de aanwezigheid van residuen van werkzame stoffen in producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong als gevolg van niet-toegelaten gebruik, milieuverontreiniging of gebruik in derde landen
- (9)
De basisregels met betrekking tot wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 178/2002.
- (10)
Naast deze basisvoorschriften zijn er specifiekere voorschriften nodig voor de doeltreffende werking van de interne markt en de handel met derde landen, wat betreft voor menselijke consumptie of voor diervoeding bestemde verse en/of verwerkte producten en mengproducten van plantaardige en van dierlijke producten, waarop bestrijdingsmiddelenresiduen aanwezig kunnen zijn, en terzelfder tijd moet de basis worden gelegd om een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van mens en dier, alsook van de belangen van de consument te waarborgen. Deze voorschriften moeten onder meer betrekking hebben op de vaststelling van specifieke MRL's voor alle bestrijdingsmiddelen op levensmiddelen en diervoeders, alsook op de kwaliteit van de aan deze MRL's ten grondslag liggende gegevens.
- (11)
Hoewel de bij Verordening (EG) nr. 178/2002 vastgestelde beginselen van de algemene levensmiddelenwetgeving alleen gelden voor diervoeders voor voedselproducerende dieren is het, gezien de moeilijkheid om de producten die bedoeld zijn om als diervoeder voor niet-voedselproducerende dieren te worden gebruikt, af te scheiden en teneinde de controle en de handhaving van onderhavige verordening te vergemakkelijken, passend deze beginselen ook toe te passen op niet voor voedselproducerende dieren bestemde diervoeders. Deze verordening mag evenwel geen belemmering vormen voor de tests die nodig zijn om bestrijdingsmiddelen te beoordelen.
- (12)
Richtlijn 91/414/EEG bevat basisvoorschriften voor het gebruik en het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen. Met name is daarin bepaald dat het gebruik van deze middelen geen schadelijke gevolgen mag hebben voor mens of dier. De residuen van bestrijdingsmiddelen die door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen aanwezig zijn, kunnen schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid van de consument. Daarom is het passend dat voor MRL's op producten die bestemd zijn voor menselijke consumptie, voorschriften worden vastgesteld die gekoppeld zijn aan de toelating voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de zin van Richtlijn 91/414/EEG. Evenzo dient de genoemde richtlijn te worden aangepast om rekening te houden met de communautaire procedure voor vaststelling van MRL's op grond van deze richtlijn. Uit hoofde van bovengenoemde richtlijn kunnen de lidstaten worden aangewezen als rapporteurs voor de beoordeling van een werkzame stof. Van de in de betrokken lidstaat voorhanden zijnde expertise dient gebruik te worden gemaakt voor de toepassing van onderhavige verordening.
- (13)
Er moeten specifieke voorschriften inzake de controle van bestrijdingsmiddelenresiduen worden vastgesteld ter aanvulling van de algemene communautaire bepalingen betreffende de controles van levensmiddelen en diervoeders.
- (14)
Bij het overwegen van MRL's van bestrijdingsmiddelen moet ook worden erkend dat weinig consumenten de gevaren van bestrijdingsmiddelen kennen. Het zou dienstig zijn deze gevaren volledig duidelijk te maken aan het publiek.
- (15)
De lidstaten moeten de mogelijkheid overwegen om de namen te publiceren van bedrijven waarvan de producten hogere residuen van gewasbeschermingsmiddelen bevatten dan de toegestane maximumgehalten.
- (16)
Specifieke voorschriften voor diervoeders, met inbegrip van voorschriften inzake afzet en opslag van voeder en het voederen van dieren, zijn vastgesteld in Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding (10). Van sommige producten kan vooraf niet worden gezegd of ze zullen worden verwerkt tot levensmiddelen of tot diervoeders. Daarom moeten de bestrijdingsmiddelenresiduen op dergelijke producten steeds veilig zijn, zowel bij menselijke consumptie als, in voorkomend geval, bij vervoedering. Derhalve moeten de bij deze verordening vastgestelde voorschriften ook van toepassing zijn op die producten, onverminderd de specifieke voorschriften voor diervoeders.
- (17)
Er moeten voorschriften op communautair niveau worden vastgesteld met betrekking tot de vaststelling, de controle en de verslaglegging over de controle van MRL's in producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong. Het is van belang dat de lidstaten adequate sancties toepassen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (11).
- (18)
Richtlijn 76/895/EEG voorziet evenwel in de mogelijkheid dat de lidstaten hogere MRL's dan de communautaire toelaten. Deze mogelijkheid moet worden afgeschaft, aangezien zij, in het kader van de interne markt, aanleiding zou kunnen geven tot belemmeringen van het intracommunautaire handelsverkeer.
- (19)
De vaststelling van MRL's voor bestrijdingsmiddelen vereist een langdurig technisch onderzoek en omvat een evaluatie van de mogelijke risico's voor de consument. Bijgevolg kunnen niet onmiddellijk MRL's worden vastgesteld voor bestrijdingsmiddelenresiduen die momenteel onder Richtlijn 76/895/EEG vallen, noch voor bestrijdingsmiddelen waarvoor de MRL's nog niet op communautair niveau zijn vastgesteld.
- (20)
Het is passend dat de minimumvoorschriften met betrekking tot de voor de vaststelling van de MRL's te gebruiken gegevens op communautair niveau worden vastgesteld.
- (21)
In uitzonderlijke omstandigheden, en met name voor niet-toegelaten bestrijdingsmiddelen die in het milieu aanwezig kunnen zijn, is het passend om het gebruik van in het kader van de monitoring verkregen gegevens toe te laten voor de vaststelling van MRL's.
- (22)
MRL's voor bestrijdingsmiddelen moeten voortdurend worden bewaakt en aangepast aan nieuwe informatie en gegevens. De MRL's moeten worden vastgesteld op het laagste niveau van analytische bepaling, wanneer het toegestane gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet resulteert in aantoonbare bestrijdingsmiddelenresiduen. Voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen die niet op communautair niveau zijn toegestaan, moeten de MRL's op een zo laag niveau worden vastgesteld dat de consument wordt beschermd tegen de inname van niet-toegelaten of van te grote hoeveelheden bestrijdingsmiddelenresiduen. Om de controle op bestrijdingsmiddelenresiduen te vergemakkelijken, moet er een standaardwaarde worden vastgesteld voor de residuen die aanwezig zijn in de in bijlage I genoemde producten of groepen van producten waarvoor in de bijlagen II en III geen MRL's zijn vastgesteld, tenzij de betrokken werkzame stof in bijlage IV is opgenomen. Het is passend de standaardwaarde op 0,01 mg/kg vast te stellen, zulks teneinde te voorzien in de mogelijkheid deze waarde op een ander niveau te bepalen voor de in bijlage V genoemde stoffen, rekening houdend met de beschikbare gebruikelijke analysemethoden en/of de consumentenbescherming.
- (23)
Bij Verordening (EG) nr. 178/2002 zijn procedures vastgesteld voor het treffen van noodmaatregelen met betrekking tot uit de Gemeenschap afkomstige of uit een derde land ingevoerde levensmiddelen en diervoeders. Krachtens deze procedures kan de Commissie dergelijke maatregelen treffen wanneer levensmiddelen een ernstig risico kunnen opleveren voor de volksgezondheid, de diergezondheid of het milieu, en wanneer een dergelijk risico niet op afdoende wijze kan worden bedwongen met door de betrokken lidstaat of lidstaten genomen maatregelen. Deze maatregelen en de gevolgen voor de gezondheid van mens en, in voorkomend geval, dier dienen te worden beoordeeld door de Autoriteit.
- (24)
De levenslange en, in voorkomend geval, acute blootstelling van consumenten aan bestrijdingsmiddelenresiduen via levensmiddelen, moet worden geëvalueerd volgens de communautaire procedures en praktijken, met inachtneming van de door de Wereldgezondheidsorganisatie gepubliceerde richtsnoeren.
- (25)
De handelspartners van de Gemeenschap moeten via de Wereldhandelsorganisatie over de voorgestelde MRL's worden geraadpleegd, voordat de MRL's worden vastgesteld; met hun opmerkingen moet rekening worden gehouden. Ook met de in internationaal verband door de Commissie van de Codex Alimentarius vastgestelde gehalten moet rekening worden gehouden bij de vaststelling van communautaire MRL's, met inachtneming van de dienovereenkomstige goede landbouwpraktijken.
- (26)
Voor buiten de Gemeenschap geproduceerde levensmiddelen en diervoeders kunnen afwijkende landbouwpraktijken met betrekking tot het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen overeenkomstig de wet zijn toegepast, wat soms resulteert in bestrijdingsmiddelenresiduen die afwijken van die welke het gevolg zijn van legale toepassingen in de Gemeenschap. Bijgevolg moeten voor ingevoerde producten aangepaste MRL's worden vastgesteld die rekening houden met deze toepassingen en de daaruit voortvloeiende residuen, op voorwaarde dat, met gebruikmaking van de criteria die ook gelden voor binnenlandse producten, kan worden aangetoond dat die producten veilig zijn.
- (27)
Het is noodzakelijk dat de Autoriteit de MRL-aanvragen en evaluatieverslagen van de lidstaten, rekening houdend met alle toxicologische gevolgen zoals immunotoxiciteit, hormoonontregeling en ontwikkelingstoxiciteit, beoordeelt om de daaraan gerelateerde risico's voor consumenten, en, in voorkomend geval, dieren te bepalen.
- (28)
De lidstaten dienen de regels vast te stellen inzake de sancties op overtredingen van deze verordening, en ervoor te zorgen dat deze regels worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
- (29)
De uitwerking van een communautair geharmoniseerd systeem voor MRL's houdt ook de uitwerking in van richtsnoeren, gegevensbanken en andere maatregelen waaraan kosten verbonden zijn. Het is passend dat de Gemeenschap in bepaalde gevallen bijdraagt in deze kosten.
- (30)
Uit het oogpunt van goed administratief beheer en uit technisch oogpunt is het wenselijk de planning voor de besluiten inzake MRL's voor werkzame stoffen, en die voor de besluiten die met betrekking tot die stoffen worden genomen op grond van Richtlijn 91/414/EEG, op elkaar af te stemmen. Voor vele stoffen waarvoor nog geen communautaire MRL's zijn vastgesteld, zullen geen besluiten op grond van die richtlijn worden genomen voordat deze verordening in werking is getreden.
- (31)
Bijgevolg moeten er aparte voorschriften worden vastgesteld met tijdelijke maar bindende geharmoniseerde MRL's, met het oog op de geleidelijke vaststelling van. MRL's naarmate over individuele werkzame stoffen besluiten worden genomen in het kader van de beoordelingen op grond van Richtlijn 91/414/EEG. Deze geharmoniseerde tijdelijke MRL's moeten met name gebaseerd worden op de bestaande nationale MRL's die door de lidstaten zijn vastgesteld, en moeten de nationale regelingen waarbij deze zijn vastgesteld, eerbiedigen, mits de MRL's geen onaanvaardbaar risico voor de consumenten opleveren.
- (32)
Na de opneming van de bestaande werkzame stoffen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG moeten de lidstaten alle gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stoffen bevatten, binnen vier jaar na de datum van opneming opnieuw evalueren. De betrokken MRL's moeten met het oog op de continuïteit van de vergunningen tot vier jaar worden aangehouden en, zodra de herevaluatie is afgerond, definitief worden gemaakt indien zij gestaafd worden door dossiers die aan de voorwaarden van bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG voldoen, of op een defaultniveau worden vastgesteld, indien zij niet door een dergelijk dossier worden gestaafd.
- (33)
Bij deze verordening worden MRL's voor de controle van bestrijdingsmiddelenresiduen in levensmiddelen en diervoeders vastgesteld; het is derhalve passend dat de lidstaten nationale programma's voor de controle van deze residuen vaststellen. De resultaten van de nationale controleprogramma's moeten aan de Commissie, de Autoriteit en de andere lidstaten worden meegedeeld en in het jaarverslag van de Commissie worden opgenomen.
- (34)
Om te waarborgen dat de consumenten naar behoren worden voorgelicht, dienen de lidstaten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004 ieder jaar op internet de resultaten bekend te maken van de nationale controle van residuen, en alle afzonderlijke gegevens te verstrekken, onder meer de plaats van inzameling en de namen van detail- en groothandelaren, en/of producenten.
- (35)
De maatregelen ter uitvoering van deze verordening moeten worden aangenomen overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (12).
- (36)
Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel moeten, voor het bereiken van de basisdoelstellingen betreffende het vergemakkelijken van het handelsverkeer en het beschermen van de consument, voorschriften worden vastgesteld voor MRL's in producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong. Deze verordening gaat niet verder dan hetgeen noodzakelijk is om de uit hoofde van artikel 5, derde alinea, van het Verdrag nagestreefde doelstellingen te bereiken,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 234 van 30.9.2003, blz. 33.
Advies van het Europees Parlement van 20 april 2004 (nog niet verschenen in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 19 juli 2004 (PB C 25 E van 1.2.2005, blz. 1) en standpunt van het Europees Parlement van 15 december 2004 (nog niet verschenen in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 24 januari 2005.
PB L 340 van 9.12.1976, blz. 26. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).
PB L 221 van 7.8.1986, blz. 37. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/61/EG van de Commissie (PB L 127 van 29.4.2004, blz. 81).
PB L 221 van 7.8.1986, blz. 43. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/61/EG.
PB L 350 van 14.12.1990, blz. 71. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/95/EG van de Commissie (PB L 301 van 28.9.2004, blz. 42).
PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/99/EG van de Commissie (PB L 309 van 6.10.2004, blz. 6).
PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1642/2003 (PB L 245 van 29.9.2002, blz. 4).
PB L 33 van 8.2.1979, blz. 36. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 7. Verordening gerectificeerd in PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5).
PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/100/EG van de Commissie (PB L 285 van 1.11.2003, blz. 33).
PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1. Verordening gerectificeerd in PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.