Einde inhoudsopgave
Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening
Artikel 9.1.2
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2008
- Bronpublicatie:
22-05-2008, Stb. 2008, 180 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken: 30938)
- Inwerkingtreding
01-07-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-06-2008, Stb. 2008, 227 (uitgifte: 26-06-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
1.
Een planologische kernbeslissing als bedoeld in artikel 2a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, een streekplan als bedoeld in artikel 4a van die wet, een structuurplan als bedoeld in artikel 7 van die wet of een regionaal structuurplan als bedoeld in artikel 36c van die wet wordt gelijkgesteld met een structuurvisie als bedoeld in de artikelen 2.3, 2.2, 2.1 onderscheidenlijk 2.2 van de Wet ruimtelijke ordening.
2.
Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een planologische kernbeslissing als bedoeld in artikel 2a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, waarvan het ontwerp ter inzage is gelegd voor dat tijdstip, totdat de geldingsduur van de planologische kernbeslissing als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of anderszins bij wet bepaald, is verstreken. Indien bij de planologische kernbeslissing geen termijn is bepaald en hierin evenmin bij wet is voorzien, blijft het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, nog gedurende twee jaar na dat tijdstip van toepassing.
3.
Het tweede lid is niet van toepassing op een herziening of intrekking van de planologische kernbeslissing binnen de in dat lid bedoelde geldingsduur.
4.
Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een streekplan als bedoeld in artikel 4a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, een structuurplan als bedoeld in artikel 7 van die wet of een regionaal structuurplan als bedoeld in artikel 36c van die wet, waarvan het ontwerp ter inzage is gelegd voor dat tijdstip, totdat de termijn ingevolge artikel 5, onderscheidenlijk artikel 33 of 36g van die wet is verstreken.
5.
Regionale belangen, opgenomen in een regionaal structuurplan, worden voor de toepassing van artikel 4.2 van de Wet ruimtelijke ordening aangemerkt als provinciale belangen.