Einde inhoudsopgave
Besluit internationale aspecten schenk- en erfbelasting 2014
12 Schenking door Nederlandse en niet-Nederlandse echtgenoten uit hun gemeenschappelijk vermogen
Geldend
Geldend vanaf 25-10-2014
- Bronpublicatie:
15-10-2014, Stcrt. 2014, 29938 (uitgifte: 24-10-2014, regelingnummer: BLKB2013M/1870M)
- Inwerkingtreding
25-10-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-10-2014, Stcrt. 2014, 29938 (uitgifte: 24-10-2014, regelingnummer: BLKB2013M/1870M)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Schenk- en erfbelasting (V)
Schenk- en erfbelasting / Erfbelasting
Schenk- en erfbelasting / Schenkbelasting
Partners worden voor de berekening van de schenkbelasting als één en dezelfde persoon aangemerkt (artikel 26, eerste lid, van de Successiewet). Een schenking door een partner wordt dus behandeld als een schenking die is gedaan door de schenker en zijn partner samen. Artikel 3, eerste lid, van de Successiewet is van toepassing als één van beide partners de Nederlandse nationaliteit heeft én de schenking is gedaan binnen de tienjaarsperiode. De schenking is dan geheel belast. De belastbaarheid is niet afhankelijk van andere omstandigheden. Het maakt bijvoorbeeld niet uit of een echtgenoot formeel toestemming had moeten geven of welke echtgenoot het bestuur had van de geschonken goederen.
Schenking door ouders (al dan niet uit hun gemeenschappelijk vermogen)
De schenking uit hun gemeenschappelijke vermogen wordt (economisch gezien) voor de helft toegerekend aan ieder van de echtgenoten. Als slechts één van de echtgenoten de Nederlandse nationaliteit heeft werkt het als volgt uit. De Nederlandse echtgenoot mag worden gezien als de schenker van de helft van de totale schenking. Alleen die helft van de totale schenking is op grond van artikel 3, eerste lid, van de Successiewet onderworpen aan de heffing van Nederlandse schenkbelasting. Deze redelijke wetsuitleg komt overeen met de toepassing van artikel 12 van de Successiewet. Op grond van die bepaling wordt een schenking binnen 180 dagen voor het overlijden, geacht door overlijden te zijn verkregen. Deze 180-dagenregeling wordt bij een erflater die in algehele gemeenschap van goederen was gehuwd, slechts toegepast op de helft van de schenking.
Voorbeeld 1
Vader (Nederlandse nationaliteit) en moeder (geen Nederlandse nationaliteit) zijn in 2010 geëmigreerd. Zij zijn in wettelijke gemeenschap van goederen getrouwd. In 2014 schenkt de vader of de moeder uit hun vermogen aan een kind € 20.000. Artikel 3 van de Successiewet is van toepassing op de helft van de schenking. Het kind wordt in de heffing van schenkbelasting betrokken voor € 10.000. Zijn kindvrijstelling is € 5.229. Het kind is verschuldigd (€ 10.000 minus € 5.229 =) 4.771 × 10% = € 477. Het maakt dus niet uit of de vader of de moeder schonk.
Voorbeeld 2
Als in voorbeeld 1. Maar de vader en de moeder zijn gehuwd buiten gemeenschap van goederen. Als de vader schenkt is artikel 3 van de Successiewet volledig van toepassing. De volle € 20.000 wordt in de heffing van de schenkbelasting betrokken. Als de moeder schenkt, is de schenking niet belastbaar. Artikel 3 van de Successiewet is op de schenking van de moeder niet van toepassing.
Om een misverstand te voorkomen, merk ik nog het volgende op. Het hiervoor vermelde standpunt heeft uiteraard geen gevolgen voor artikel 27 of 28 van de Successiewet. Op grond van artikel 27 of 28 worden alle schenkingen binnen één jaar samengeteld tot één schenking. Artikel 3, eerste lid, van de Successiewet wordt toegepast over die samengetelde schenking.