GiEA Curaçao, 19-05-2016, nr. 51824
ECLI:NL:OGEAC:2016:11
- Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Datum
19-05-2016
- Zaaknummer
51824
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:OGEAC:2016:11, Uitspraak, Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, 19‑05‑2016; (Beschikking)
Uitspraak 19‑05‑2016
Inhoudsindicatie
exequatur arbitraal
Partij(en)
HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN Curaçao
Beschikking op het verzoek van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster],
gevestigd te Rotterdam, Nederland, hierna te noemen: [verzoekster],
verzoekster,
gemachtigden: mrs. Th. Aardenburg en J.C. Meulen,
tegen
de vennootschap naar vreemd recht
[verweester],
gevestigd en kantoorhoudende te Istanbul, Turkije, hierna te noemen: [verweerster],
verweerster,
gemachtigden: mrs. C. de Bres en E.R. de Vries.
1. Het verdere procesverloop
Dat blijkt uit:
- -
de beschikking van 22 augustus 2013;
- -
de akte houdende uitlating door procederen op 16 januari, 13 februari, 8 mei en 14 augustus 2014;
- -
de aangehouden behandeling op 4 september 2014 (en de door verweerster overgelegde producties);
- -
de behandeling op 3 maart 2016 (en de door partijen overgelegde pleitnotities).
De beschikking is nader bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
2.1
Bij beschikking van 22 augustus 2013 is de zaak naar de rol verwezen voor akte doorprocederen.
2.2
Partijen hebben verschillende keren een akte door procederen genomen. De stand van zaken is thans als volgt:
- -
Het Hof Amsterdam heeft verweerster niet ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen verzoekster;
- -
In een tussenvonnis van de door verweerster aangespannen SPA-arbitrage is kort samengevat geoordeeld dat het Letter Agreement-Tribunaal buiten de grenzen van haar bevoegdheid is getreden door zich bevoegd te achten om ook over een vordering onder de SPA te oordelen (rechtsoverweging 127 van het tussenvonnis) en dat de Final Award niet kan worden erkend onder het Verdrag van New York voor zover er vorderingen op grond van de SPA zijn toegewezen, omdat het Letter Agreement-Tribunaal daarover geen bevoegdheid had (rechtsoverweging 129 van het tussenvonnis).
2.3
Het standpunt van verweerster dat verzoekster geen belang heeft bij dit verzoek, volgt het gerecht niet. Verzoekster heeft immers aannemelijk gemaakt dat een aan verweerster gelieerde vennootschap in Curacao is gevestigd en dat zij beslag wenst te leggen ten laste van verweerster op aandelen van die gelieerde vennootschap en op vorderingen die verweerster heeft op die gelieerde vennootschap.
2.4
Verzoekster concludeert dat nu de procedure in Nederland is afgerond het verzochte verlof tot de tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis voor toewijzing gereed ligt.
2.5
Verweerster verzoekt de procedure nogmaals aan te houden in afwachting van een definitieve uitspraak in de SPA-arbitrage dan wel dat de verzochte exequatur dient te worden afgewezen omdat enerzijds in de SPA-arbitrage is uitgemaakt dat de Final Award zich niet leent voor erkenning onder het Verdrag en het SPA-tribunaal op zeer korte termijn een inhoudelijk vonnis gaat wijzen en anderzijds sprake is van formele gebreken.
2.6
Het gerecht overweegt als volgt.
2.7
Op erkenning en tenuitvoerlegging van een buiten Curaçao gewezen arbitraal vonnis is artikel 1020 lid 1 Rv jo artikelen 35 en 36 van de Model Law van toepassing. De vereisten voor de indiening van het verzoek zijn vastgelegd in artikel 985 e.v Rv.
2.8
Inhoudelijk dient verzoek te worden getoetst aan artikel V van het Verdrag van New York van 1958 over de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken. Dit artikel luidt als volgt:
1. De erkenning en tenuitvoerlegging van de uitspraak zullen slechts dan, op verzoek van de partij tegen wie een beroep op de uitspraak wordt gedaan, geweigerd worden, indien die partij aan de bevoegde autoriteit van het land waar de erkenning en tenuitvoerlegging wordt verzocht, het bewijs levert:
a) dat de partijen bij de in artikel II bedoelde overeenkomst krachtens het op hen toepasselijke recht onbekwaam waren die overeenkomst aan te gaan, of dat die overeenkomst niet geldig is krachtens het recht waaraan partijen haar hebben onderworpen, of - indien elke aanwijzing hieromtrent ontbreekt - krachtens het recht van het land waar de uitspraak werd gewezen; of
b) dat aan de partij tegen wie een beroep op de uitspraak wordt gedaan, niet behoorlijk was kennis gegeven van de benoeming van de scheidsman of van de scheidsrechterlijke procedure, of dat het hem om andere redenen onmogelijk is geweest zijn zaak te verdedigen; of
c) dat de uitspraak betrekking heeft op een geschil dat niet valt onder het compromis of dat niet valt binnen de termen van het compromissoir beding, of dat de uitspraak beslissingen bevat die de bepalingen van het compromis of van het compromissoir beding te buiten gaan, met dien verstande dat, indien de beslissingen welke betrekking hebben op kwesties die aan arbitrage zijn onderworpen gescheiden kunnen worden van de beslissingen die betrekking hebben op kwesties die niet aan arbitrage zijn onderworpen, dat gedeelte van de uitspraak hetwelk de eerstgenoemde beslissingen bevat, kan worden erkend en tenuitvoergelegd; of
d) dat de samenstelling van het scheidsgerecht of de scheidsrechterlijke procedure niet in overeenstemming was met de overeenkomst der partijen, of, bij gebreke van een overeenkomst daaromtrent, niet in overeenstemming was met het recht van het land waar de arbitrage heeft plaats gevonden; of
e) dat de uitspraak nog niet bindend is geworden voor partijen of is vernietigd of haar tenuitvoerlegging is geschorst door een bevoegde autoriteit van het land waar of krachtens welks recht die uitspraak werd gewezen.
2. De erkenning en tenuitvoerlegging van een scheidsrechterlijke uitspraak kan eveneens worden geweigerd, indien de bevoegde autoriteit van het land waar de erkenning en tenuitvoerlegging wordt verzocht, constateert:
a) dat het onderwerp van geschil volgens het recht van dat land niet vatbaar is voor beslissing door arbitrage; of
b) dat de erkenning of tenuitvoerlegging van de uitspraak in strijd zou zijn met de openbare orde van dat land.
2.9
Op grond van artikel VI van het Verdrag van New York kan de autoriteit bij wie een beroep op de uitspraak wordt gedaan, indien zij daartoe aanleiding vindt, de beslissing over de tenuitvoerlegging van de uitspraak opschorten en ook, op verzoek van de partij die de tenuitvoerlegging van de uitspraak verzocht, bevelen, dat de andere partij passende zekerheid stelt.
2.10
Het standpunt van verweerster dat aan het verzoek van verzoekster formele gebreken kleven baat haar niet. Weliswaar vereist de onderhavige exequaturprocedure dat op de voet van voormeld verdrag de navolgende stukken worden overgelegd:
- een gelegaliseerd origineel van de uitspraak of een gewaarmerkt afschrift daarvan (artikel IV Verdrag van New York);
- een gelegaliseerd origineel van de arbitrageovereenkomst of een gewaarmerkt afschrift daarvan (artikel IV juncto artikel II lid 2 Verdrag van New York);
- een voor eensluidend gewaarmerkte vertaling van bovengenoemde stukken,
doch uit artikel 986 lid 3 Rv volgt dat het gerecht de overlegging van deze stukken kan bevelen. Het betreft hier een discretionaire bevoegdheid. Het gerecht acht overlegging van deze stukken niet nodig nu aannemelijk is dat de hiervoor genoemde stukken in de procedure in Nederland zijn overgelegd. Derhalve leidt dit niet tot de verweerster verzochte niet-ontvankelijkheid.
2.11
Voorop wordt gesteld dat het gerecht het arbitraal vonnis waarvoor verlof wordt verzocht summierlijk toetst. Het beroep van verweerster op weigeringsgronden (waaronder een (geldig) arbitraal beding ontbreekt, het door het Letter Agreement-Tribunaal beoordeelde dispuut viel niet onder de toepasselijke arbitrageovereenkomst, het Letter Agreement-Tribunaal heeft haar bevoegdheid overschreden door de overeenkomst tussen partijen te wijzigen, schending van het beginsel van hoor en wederhoor), zijn (ook) in de Nederlandse procedure aan de orde gekomen en hebben niet geleid tot afwijzing van het verzochte verlof. Gelet op voornoemde summierlijke toetsing komt ook dit gerecht niet tot een ander oordeel. Dat in de SPA-arbitrage anders is geoordeeld doet daaraan niet af. Naar het oordeel van het gerecht levert het afwachten van een definitieve uitspraak in de SPA-arbitrage derhalve geen gegronde reden op om de beslissing over de tenuitvoerlegging van de uitspraak in de onderhavige procedure op te schorten.
2.12
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat niet gebleken is van het bestaan van een grond om het gevraagde verlof tot tenuitvoerlegging te weigeren, zodat het verzoek dient te worden toegewezen met veroordeling van verweerster in de proceskosten (tarief 5, 3 punten).
3. De beslissing
Het gerecht:
erkent het arbitraal vonnis van 1 september 2011 zoals die tussen partijen is gewezen;
verleent verzoekster toestemming tot tenuitvoerlegging van voormeld arbitraal vonnis over te gaan;
veroordeelt verweerster in de kosten van deze procedure tot op heden begroot op:
- -
NAF. 450,= aan griffierechten;
- -
NAF. 2.700,= aan gemachtigdensalaris en
- -
NAF. 356,57 aan oproepingskosten;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. U.I.D. Luydens en op 19 mei 2016 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.