Rb. Utrecht, 24-12-2004, nr. 16/028254-04
ECLI:NL:RBUTR:2004:AR7933
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
24-12-2004
- Zaaknummer
16/028254-04
- LJN
AR7933
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2004:AR7933, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 24‑12‑2004; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 24‑12‑2004
Inhoudsindicatie
Verdachte heeft in een korte periode drie woninginbraken gepleegd en wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden
Partij(en)
RECHTBANK TE UTRECHT
Parketnummer : 16/028254-04
Datum uitspraak: 24 december 2004
Tegenspraak
Raadsman: mr. W.C. den Daas
G/T: Nee
VERKORT VONNIS
van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 december 2004.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
Vrijspraak
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 is ten laste gelegd.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring
Ten aanzien van de bewezenverklaring overweegt de rechtbank het volgende:
In de woning aan de Hollantlaan te Utrecht, waar op 13 juni 2004 is ingebroken, is op een pak sinaasappelsap het DNA-profiel van verdachte aangetroffen. De woning is een bovenwoning op het platte dak van een winkelpand. De inbraak heeft plaatsgevonden door een bovenlicht open te breken. Tijdens de huiszoeking bij verdachte is een verrekijker aangetroffen die, volgens aangeefster, soortgelijk is aan de weggenomen verrekijker.
Op 16 mei 2004 tussen 15.00 uur en 22.55 uur zijn uit de woning aan de Zeelantlaan te Utrecht onder meer twee mobiele telefoons (Nokia 6150 en Mitsubishi) weggenomen. Uit de printgegevens van de weggenomen Nokia-telefoon is gebleken dat op de dag van de woninginbraak omstreeks 22.00 uur met de weggenomen telefoon voorzien van de simkaart, in gebruik bij verdachte, is gebeld. Ook uit de printgegevens van de weggenomen Mitsubishi-telefoon blijkt dat de telefoon voorzien is geweest van simkaarten in gebruik bij verdachte. Laatstgenoemde telefoon is tevens in gebruik geweest bij de moeder van verdachte, die heeft verklaard een dergelijke telefoon in gebruik te hebben gehad. De mobiele telefoon (Nokia 6150) is tijdens de huiszoeking bij verdachte aangetroffen. De woning aan de Zeelantlaan is een woning, gelegen boven een winkel. De inbraak heeft plaatsgevonden door een bovenlicht open te breken.
Op 3 juni 2004 is opnieuw in de woning aan de Zeelantlaan ingebroken. Wederom is de dader de woning binnengekomen via het achterbalkon door een bovenlicht open te breken. Er is onder meer een Aiwa-mini-stereotoren weggenomen. Tijdens de huiszoeking bij verdachte is een Aiwa-mini-stereotoren aangetroffen die, volgens de aangever, soortgelijk is aan de weggenomen stereotoren.
In onderling verband beschouwd en in samenhang bezien, volgt uit voornoemde feiten en omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank dat de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn op de wijze als is vermeld in bijlage II van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 3, 4 en 5 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 3, 4 en 5 bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 3, 4 en 5:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, meermalen gepleegd.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
- -
Verdachte heeft in een korte periode meerdere woninginbraken gepleegd. Hij heeft hierbij waardevolle goederen buitgemaakt. Verdachte heeft uitsluitend gedacht aan zijn eigen financiële behoefte en heeft zich er niet om bekommerd dat hij door zijn handelwijze de benadeelden en/of hun verzekeraars veel schade en overlast berokkent.
- -
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van woninginbraken vaak nog lange tijd daarna zich niet meer veilig voelen in hun eigen woning en daarom nog lange tijd psychische en/of lichamelijke gevolgen kunnen ondervinden.
Bovendien dragen dergelijke feiten bij aan het ontstaan van gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- -
de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 14 september 2004, waaruit blijkt dat de verdachte meerdere keren is veroordeeld, laatstelijk op 5 augustus 2004 door het Gerechtshof te Amsterdam ter zake van een opiumdelict en wederspannigheid tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken voorwaardelijk en een werkstraf van 60 uren.
- -
een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte, van de Stichting Reclassering Nederland, unit Utrecht, d.d. 11 november 2004, opgemaakt door de heer K. Dekker, reclasseringswerker.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- -
een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De vordering van de benadeelde partij [naam]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 3 ten laste gelegde feit.
Uit de vordering van de benadeelde partij, opgemaakt door [naam], blijkt niet dat genoemde persoon gemachtigd was namens de benadeelde partij de onderhavige vordering op te maken. Daarom zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING:
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals vermeld in bijlage II van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 3, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 12 MAANDEN.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [naam] niet ontvankelijk in de vordering.
Verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.N. Noorman, voorzitter, E.J. van Rijssen en A.G. Bakker, rechters, bijgestaan door mr. A. van Beek als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 december 2004.