Hof 's-Hertogenbosch, 11-04-2006, nr. C200401465
ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ9600
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
11-04-2006
- Zaaknummer
C200401465
- LJN
AZ9600
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ9600, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 11‑04‑2006; (Hoger beroep)
Uitspraak 11‑04‑2006
Inhoudsindicatie
eindarrest in zaak tegen niet verschenen geintimeerde nadat hof appellant om toelichting had gevraagd. Na toelichting wijst hof een deel van de premievorderingen toe. Hof ziet aanleiding de proceskosten te compenseren nu slechts een gedeelte is toegewezen en het appel deels nodeloos is veroorzaakt door het verzuim van SFB in eerste aanleg haar vordering voldoende te specificeren.
Partij(en)
typ. JP
rolnr. C0401465/BR
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
achtste kamer, van 11 april 2006,
gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap SFB DIENSTEN B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante bij exploot van dagvaarding van
18 oktober 2004,
procureur: mr. C.J.A. Boskamp,
tegen:
[X.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
niet verschenen,
als vervolg op het tussenarrest van 15 november 2005.
Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
SFB heeft een akte tot uitlating met twee producties genomen en vervolgens uitspraak gevraagd.
De verdere beoordeling
- 7.1.
Bij voormeld tussenarrest is SFB in de gelegenheid gesteld een deugdelijke specificatie van de gestelde premieverplichting van [X.] over te leggen.
- 7.2.
Bij akte tot uitlating heeft SFB vervolgens toegelicht dat de vordering betrekking heeft op de door [X.] op grond van de CAO Bouwbedrijf verschuldigde premies voor de in productie A3 bij die akte en in de CAO (in artikel 6 lid 1) genoemde fondsen over de periode van 17 oktober 2002 tot 29 december 2002 in verband met de werknemer van [X.], [A.]. De premieschuld is ambtshalve vastgesteld omdat [X.] verzuimde de voor de premieberekening benodigde loongegevens aan te leveren. ALHO staat voor ambtshalve vastgestelde loonopgaven, zo begrijpt het hof de toelichting van SFB.
- 7.3.
Het hof stelt voorop dat met de in het tussenarrest in overweging 4.7 bedoelde CAO voor het Bouwbedrijf is bedoeld de “CAO bedrijfstakeigen regelingen voor het bouwbedrijf”, van welke CAO ook SFB - blijkens haar in haar akte genoemde verwijzing naar artikel 6 daarvan – kennelijk is uitgegaan. Het hof zal deze CAO hierna kortheidshalve aanduiden als “de CAO”.
- 7.4.
De CAO is bij besluit van 27 december 2001 algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2005 (Bijvoegsel Stcrt. 28 december 2001, nr. 250).
- 7.5.
Het hof gaat er gelet op de door SFB verstrekte toelichting van uit dat met de in productie A3 genoemde fondsen de in de CAO genoemde fondsen zijn bedoeld.
Voor de binnen de werkingsfeer van de CAO vallende werkgevers staat daarmee de verplichting tot afdracht van de op grond van de CAO verschuldigde premies aan genoemde fondsen, te voldoen via SFB, vast. In de stellingen van SFB ligt besloten dat [X.] werkgever in voormelde zin is. Nu [X.] in hoger beroep niet is verschenen, is terzake geen verweer gevoerd. Het hof heeft geen reden om aan te nemen dat dit standpunt van SFB niet juist is. Het hof gaat daarmee van de premieafdracht- verplichting van [X.] voor de genoemde fondsen uit. Uitzondering wordt gemaakt voor het bedrijfs(tak)pensioenfonds op grond van het volgende.
- 7.6.
Aan de vordering is ten grondslag gelegd dat sprake is van “uit hoofde van de CAO voor het Bouwbedrijf verschuldigde premies”. De verplichting terzake pensioenpremie staat echter niet in de CAO. Aldus is op de gestelde grondslag niet toewijsbaar de vordering tot premiebetaling ten behoeve van het bedrijfspensioenfonds ad € 495,05. Daarnaast heeft SFB in productie 3A bij akte een bedrag van € 48,03 genoemd met de omschrijving “niet toewijsbaar aan stichting”, zodat kennelijk dat bedrag niet behoort bij één van de in de CAO genoemde fondsen zodat ook dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen. Het hof zal de overige premievorderingen toewijzen derhalve € 2.061,13 - € 495,05 - € 48,03 ofwel € 1.518,05.
- 7.7.
Nu slechts toewijsbaar is een bedrag van € 1.518,05 zal het hof overeenkomstig zijn in onderdeel 4.9 van het tussenarrest uitgesproken oordeel de buitengerechtelijke kosten slechts toewijzen tot € 272,27. Gesteld noch gebleken is dat de werkelijk gemaakte kosten hoger zijn dan dit bedrag.
- 7.8.
Het door SFB bij inleidende dagvaarding gevorderde bedrag aan rente ad € 99,22 is gebaseerd op de stelling dat
“op de onderhavige overeenkomst(en) van toepassing zijn en van deze overeenkomst(en) deel uitmaken de leverings en betalingsvoorwaarden van eiser(es), ingevolge het bepaalde bij welke voorwaarden eiser(es) gerechtigd is mede van gedaagde(n) te vorderen na te melden bedrag aan rente berekend naar 12% per jaar sedert 30 dagen na factuurdatum.(…)”.
Het hof verwerpt deze kennelijk als standaardoverweging in de dagvaarding opgenomen grondslag als onvoldoende onderbouwd. De enige overeenkomst waarvan de inleidende dagvaarding spreekt is een op dat moment nog niet nader genoemde CAO. Dat op die CAO van toepassing zijn door SFB gehanteerde voorwaarden is zonder toelichting, die ontbreekt, onbegrijpelijk en volgt evenmin uit de CAO. Ook dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen.
- 7.9.
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd voor zover daarbij de in hoger beroep toewijsbaar geoordeelde bedragen zijn afgewezen. Nu slechts een deel van de vordering is toegewezen en het appel deels nodeloos is veroorzaakt door het verzuim van SFB in eerste aanleg haar vordering voldoende te specificeren ziet het hof daarin aanleiding de kosten van de procedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, te compenseren in de zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
- 8.
De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [X.] tot betaling aan SFB van een bedrag van € 1.518,05 (vijftienhonderd achttien euro en vijf eurocent);
compenseert de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep aldus dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
verklaart dit arrest voor wat de veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Grapperhaus, Waaijers en Slootweg en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 11 april 2006.