Einde inhoudsopgave
Akte betreffende de voorwaarden voor de toetreding van de Republiek Kroatië en de aanpassing van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
Bijlage IV Lijst bedoeld in artikel 16 van de Toetredingsakte: andere permanente bepalingen
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2013
- Bronpublicatie:
09-12-2011, PbEU 2012, L 112 (uitgifte: 24-04-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-12-2011, Trb. 2012, 24 (uitgifte: 03-02-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Verdragen EU
EU-recht / Algemeen
Europees belastingrecht (V)
1. Recht inzake intellectueel eigendom
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, derde deel, titel II, Het vrije verkeer van goederen
SPECIFIEK MECHANISME
Wat Kroatië betreft, kan de houder, of de begunstigde van de houder, van een octrooi of een aanvullend beschermingscertificaat (ABC) voor een geneesmiddel waarvoor in een lidstaat een aanvraag werd ingediend toen een dergelijke bescherming voor dat product in Kroatië niet kon worden verkregen, zich beroepen op de bij dat octrooi of ABC verleende rechten om de invoer en het in de handel brengen van dat product in de lidstaat of lidstaten waar het product octrooi- of ABC-bescherming geniet, te voorkomen, zelfs indien dat product door de houder of met instemming van de houder voor het eerst in Kroatië in de handel is gebracht.
Iedereen die een geneesmiddel waarop de bovenstaande alinea van toepassing is, wil invoeren of in de handel brengen in een lidstaat waar een octrooi of een ABC-bescherming voor dat geneesmiddel geldt, moet ten genoegen van de bevoegde autoriteiten in de aanvraag aantonen dat de houder of begunstigde van die bescherming een maand tevoren daarvan in kennis is gesteld.
2. Mededingingsbeleid
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, derde deel, titel VII, hoofdstuk 1, Regels betreffende de mededinging
- 1.
Bij de toetreding worden de volgende steunregelingen en individuele steun die in Kroatië vóór de toetredingsdatum ten uitvoer zijn gebracht en na die datum nog steeds van toepassing zijn, als bestaande steun in de zin van artikel 108, lid 1, VWEU aangemerkt:
- a)
vóór 1 maart 2002 ten uitvoer gebrachte steunmaatregelen;
- b)
in het aanhangsel bij deze bijlage opgenomen steunmaatregelen;
- c)
steunmaatregelen die vóór de toetredingsdatum door de Kroatische mededingingsautoriteit zijn beoordeeld en verenigbaar met het acquis van de Unie zijn bevonden, waartegen de Commissie geen bezwaar heeft aangetekend vanwege ernstige twijfel aan de verenigbaarheid van de maatregel met de interne markt overeenkomstig de procedure van punt 2.
Alle na de datum van toetreding nog toepasselijke maatregelen die overheidssteun vormen en niet aan de hierboven genoemde voorwaarden voldoen, worden voor de toepassing van artikel 108, lid 3, VWEU bij de toetreding als nieuwe steun aangemerkt.
Het voorgaande is niet van toepassing op steun voor activiteiten die verband houden met de productie, de behandeling of het op de markt brengen van de in bijlage I bij het VEU en het VWEU opgenomen producten.
- 2.
Indien Kroatië wenst dat de Commissie een steunmaatregel onderzoekt volgens de procedure van punt 1, onder c), verstrekt hij de Commissie regelmatig:
- a)
een lijst van bestaande steunmaatregelen die door de Kroatische mededingingsautoriteit zijn beoordeeld en door die autoriteit verenigbaar met het acquis van de Unie zijn bevonden, en
- b)
alle overige informatie die essentieel is om te beoordelen of de te onderzoeken steunmaatregel verenigbaar is,
overeenkomstig de door de Commissie voor gegevensverstrekking voorgeschreven concrete vorm.
Indien de Commissie binnen de drie maanden na ontvangst van de volledige informatie over de bestaande steunmaatregel, of na ontvangst van de verklaring van Kroatië waarin het de Commissie meedeelt dat het de verstrekte gegevens als volledig beschouwt omdat de gevraagde extra informatie niet beschikbaar is of reeds is verstrekt, geen bezwaar aantekent tegen die maatregel vanwege ernstige twijfel aan de verenigbaarheid van de maatregel met de interne markt, wordt zij geacht geen bezwaar te hebben aangetekend.
Op alle volgens de in punt 1, onder c), vóór de datum van toetreding aan de Commissie voorgelegde steunmaatregelen is de bovengenoemde procedure van toepassing, ongeacht het feit dat Kroatië in de onderzoeksperiode al lid van de Unie is geworden.
- 3.
Een besluit van de Commissie om bezwaar aan te tekenen tegen een maatregel in de zin van punt 1, onder c), wordt aangemerkt als een besluit tot het inleiden van de formele onderzoeksprocedure in de zin van Verordening (EG) nr. 659/1999(1) van 22 maart 1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (nu artikel 108 VWEU).
Indien zulk een besluit vóór de toetredingsdatum wordt genomen, wordt het pas op de datum van toetreding van kracht.
3. Landbouw
- a)
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, derde deel, titel III, Landbouw en visserij
- 1.
De op de datum van toetreding in Kroatië bestaande openbare voorraden die het gevolg zijn van het marktondersteuningsbeleid van Kroatië, worden door de Unie overgenomen tegen de waarde die voortvloeit uit de toepassing van artikel 4, lid 1, onder d), en bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 884/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de financiering van de maatregelen voor interventie in de vorm van openbare opslag door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en de boeking van de verrichtingen in verband met openbare opslag door de betaalorganen van de lidstaten (2). Die voorraden worden alleen overgenomen op voorwaarde dat in de Unie een openbare interventie plaatsvindt voor de desbetreffende producten en dat de voorraden voldoen aan de interventievoorschriften van de Unie.
- 2.
Voor alle voorraden, zowel particuliere als openbare, die zich op de datum van toetreding in Kroatië in het vrije verkeer bevinden en die het niveau overschrijden van wat als normale overdrachthoeveelheden kan worden beschouwd, moet Kroatië een betaling aan de algemene begroting van de Europese Unie verrichten.
Het bedrag van die betaling wordt vastgesteld op een niveau dat overeenstemt met de kosten die voortvloeien uit het effect van de overschotvoorraad op de markten voor landbouwproducten.
Voor ieder product dient het niveau van de overschotvoorraad te worden vastgesteld rekening houdend met zijn kenmerken en de betrokken markten en de toepasselijke wetgeving van de Unie.
- 3.
De in lid 1 bedoelde voorraden worden in mindering gebracht op de hoeveelheid die de normale overdrachtshoeveelheid overschrijdt.
- 4.
De Commissie voert in de leden 1 tot en met 3 omschreven regelingen uit en past deze toe volgens de procedure van artikel 41, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (3), of, waar passend, volgens de procedure van artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007, of de desbetreffende comitologieprocedure zoals die is vastgesteld in de toepasselijke wetgeving.
- b)
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, derde deel, titel VII, hoofdstuk 1, Regels betreffende de mededinging
Onverminderd de procedures betreffende bestaande steunmaatregelen waarin artikel 108 van het VWEU voorziet, worden steunregelingen en individuele steunmaatregelen voor activiteiten in verband met de productie van of de handel in de in bijlage I bij het VEU en het VWEU vermelde producten, met uitzondering van visserijproducten en daarvan afgeleide producten, die in Kroatië in werking treden vóór de datum van toetreding en na die datum van toepassing blijven, onder de onderstaande voorwaarde beschouwd als bestaande steunmaatregelen in de zin van artikel 108, lid 1, van het VWEU:
- —
van de steunmaatregelen wordt binnen een periode van vier maanden vanaf de datum van toetreding kennis gegeven aan de Commissie. Die kennisgeving omvat ook informatie over de rechtsgrondslag van elke maatregel. Bestaande steunmaatregelen en plannen om steunmaatregelen in te voeren of te wijzigen, welke vóór de datum van toetreding ter kennis van de Commissie zijn gebracht, worden beschouwd als steunmaatregelen en plannen waarvan op de datum van toetreding kennis is gegeven. De Commissie maakt de lijst van die steunmaatregelen bekend.
Deze steunmaatregelen worden gedurende een periode van drie jaar vanaf de datum van toetreding beschouwd als bestaande steun in de zin van artikel 108, lid 1, van het VWEU.
Kroatië wijzigt waar nodig die steunmaatregelen, om zich binnen een periode van drie jaar vanaf de datum van toetreding te conformeren aan de door de Commissie toegepaste richtsnoeren. Nadien worden steunmaatregelen die onverenigbaar blijken te zijn met deze richtsnoeren als nieuwe steunmaatregelen aangemerkt.
4. Visserij
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, derde deel, titel VII, hoofdstuk 1, Regels betreffende de mededinging
Onverminderd de procedures betreffende bestaande steunmaatregelen waarin artikel 108 van het VWEU voorziet, worden steunregelingen en individuele steunmaatregelen voor activiteiten in verband met de productie van en de handel in visserijproducten en daarvan afgeleide producten als vermeld in bijlage I bij het VEU en het VWEU, die in Kroatië in werking treden vóór de datum van toetreding en na die datum van toepassing blijven, onder de onderstaande voorwaarden beschouwd als bestaande steunmaatregelen in de zin van artikel 108, lid 1, van het VWEU:
- —
van de steunmaatregelen wordt binnen een periode van vier maanden vanaf de datum van toetreding kennis gegeven aan de Commissie. Die kennisgeving omvat ook informatie over de rechtsgrondslag van elke maatregel. Bestaande steunmaatregelen en plannen om steunmaatregelen in te voeren of te wijzigen, welke vóór de datum van toetreding ter kennis van de Commissie zijn gebracht, worden beschouwd als steunmaatregelen en plannen waarvan op de datum van toetreding kennis is gegeven. De Commissie maakt de lijst van die steunmaatregelen bekend.
Deze steunmaatregelen worden voor een periode van drie jaar vanaf de datum van toetreding beschouwd als bestaande steun in de zin van artikel 108, lid 1, van het VWEU.
Kroatië wijzigt waar nodig deze steunmaatregelen, om zich binnen een periode van drie jaar vanaf de datum van toetreding te conformeren aan de door de Commissie toegepaste richtsnoeren. Na die termijn worden steunmaatregelen die onverenigbaar blijken te zijn met die richtsnoeren als nieuwe steunmaatregelen aangemerkt.
5. Douane-unie
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, derde deel, titel II, Het vrije verkeer van goederen, hoofdstuk I[lees: 1], De douane-unie
31992 R 2913: Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).
31993 R 2454: Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/93 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).
Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie zijn in Kroatië van toepassing onder de volgende specifieke voorwaarden.
BEWIJS VAN DE UNIESTATUS (HANDEL IN DE UITGEBREIDE UNIE)
- 1.
Niettegenstaande artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad zijn goederen die op de datum van toetreding zich in tijdelijke opslag bevinden of vallen onder één van de hieronder in artikel 4, punt 15, onder b), en punt 16, onder b) tot en met h), van die verordening vermelde douaneregelingen en -procedures in de uitgebreide Unie, dan wel in de uitgebreide Unie worden vervoerd na aan uitvoerformaliteiten te zijn onderworpen, vrijgesteld van douanerechten en andere douanemaatregelen wanneer zij voor het vrije verkeer in de uitgebreide Unie worden aangegeven, mits de volgende bewijzen zijn geleverd:
- a)
bewijs van preferentiële oorsprong dat naar behoren vóór de datum van toetreding is afgegeven of opgesteld overeenkomstig de stabilisatie- en associatieovereenkomst;
- b)
een van de bewijzen van uniestatus, bedoeld in artikel 314 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93;
- c)
een carnet ATA dat vóór de datum van toetreding in een huidige lidstaat of in Kroatië is afgegeven.
- 2.
Voor de afgifte van de in punt 1, onder b), bedoelde bewijzen met betrekking tot de situatie op de datum van toetreding en in aanvulling op het bepaalde in artikel 4, lid 7, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 wordt onder ‘communautaire goederen’ verstaan:
- —
goederen die op het grondgebied van Kroatië zijn verkregen onder voorwaarden die identiek zijn aan die van artikel 23 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad en waarin geen goederen zijn verwerkt die uit andere landen of gebieden zijn ingevoerd, of
- —
goederen die zijn ingevoerd uit andere landen of gebieden dan Kroatië, en die in dat land in het vrije verkeer zijn gebracht, of
- —
goederen die in Kroatië zijn vervaardigd, hetzij uitsluitend uit de in het tweede streepje bedoelde goederen, hetzij uit de in het eerste en tweede streepje bedoelde goederen.
- 3.
Voor de controle van de in lid 1, onder a), hierboven bedoelde bewijzen zijn de bepalingen betreffende de definitie van ‘producten van oorsprong’ en methoden van administratieve samenwerking uit hoofde van de stabilisatie- en associatieovereenkomst van toepassing. Verzoeken om controle achteraf van bewijzen van oorsprong worden door de bevoegde douaneautoriteiten van de huidige lidstaten en Kroatië aanvaard gedurende een periode van drie jaar na de afgifte of opstelling van het betrokken bewijs van oorsprong en kunnen door die autoriteiten nog worden gedaan tijdens een periode van drie jaar vanaf de aanvaarding van het bewijs van oorsprong ter rechtvaardiging van een aangifte voor het in het vrije verkeer brengen.
BEWIJS VAN PREFERENTIËLE OORSPRONG (HANDEL MET DERDE LANDEN, WAARONDER TURKIJE, IN HET KADER VAN DE PREFERENTIËLE OVEREENKOMSTEN BETREFFENDE LANDBOUWPRODUCTEN EN KOLEN- EN STAALPRODUCTEN)
- 4.
Onverminderd de toepassing van eventuele maatregelen in het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek worden bewijzen van oorsprong die door derde landen naar behoren zijn afgegeven of opgesteld in het kader van door Kroatië met die derde landen gesloten preferentiële overeenkomsten in Kroatië aanvaard mits:
- a)
de verkrijging van die oorsprong aanleiding geeft tot een preferentiële tariefbehandeling op grond van de preferentiële tariefmaatregelen vervat in overeenkomsten of regelingen die de Unie heeft gesloten met of getroffen ten aanzien van die derde landen of groepen van derde landen, als bedoeld in artikel 20, lid 3, onder d) en e), van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad;
- b)
het bewijs van oorsprong en de vervoersdocumenten uiterlijk op de dag voor de toetreding zijn afgegeven of opgesteld, en
- c)
het bewijs van oorsprong binnen vier maanden vanaf de datum van toetreding bij de douaneautoriteiten is ingediend.
Indien goederen vóór de datum van toetreding voor het vrije verkeer in Kroatië zijn aangegeven, kunnen bewijzen van oorsprong die a posteriori zijn afgegeven of opgesteld uit hoofde van preferentiële regelingen die in Kroatië golden op het tijdstip van het aangeven voor het vrije verkeer, ook in Kroatië worden aanvaard, op voorwaarde dat de bewijzen van oorsprong binnen vier maanden vanaf de datum van toetreding aan de douaneautoriteiten worden voorgelegd.
- 5.
Kroatië mag de vergunningen waarmee de status van ‘toegelaten exporteur’ in het kader van met derde landen gesloten overeenkomsten is toegekend, behouden op voorwaarde dat:
- a)
een dergelijke bepaling ook is opgenomen in de overeenkomsten of regelingen die de Unie vóór de toetredingsdatum met de Unie met die derde landen of groepen van derde landen heeft gesloten of ten aanzien van hen heeft vastgesteld, en
- b)
de toegelaten exporteurs de regels van oorsprong toepassen waarin die overeenkomsten of regelingen voorzien.
Deze vergunningen worden door Kroatië uiterlijk één jaar vanaf de toetreding vervangen door nieuwe, overeenkomstig de voorwaarden van de wetgeving van de Unie afgegeven vergunningen.
- 6.
Voor de controle van de in punt 4 bedoelde bewijzen zijn de bepalingen betreffende de definitie van ‘producten van oorsprong’ en methoden van administratieve samenwerking uit hoofde van de relevante overeenkomsten of regelingen van toepassing. Verzoeken om controle achteraf van bewijzen van oorsprong worden door de bevoegde douaneautoriteiten van de huidige lidstaten en Kroatië aanvaard gedurende een periode van drie jaar na de afgifte of opstelling van het betrokken bewijs van oorsprong en kunnen door die autoriteiten nog worden gedaan tijdens een periode van drie jaar vanaf de aanvaarding van het bewijs van oorsprong ter rechtvaardiging van een aangifte voor het in het vrije verkeer brengen.
- 7.
Onverminderd de toepassing van eventuele maatregelen in het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek worden bewijzen van oorsprong die door derde landen a posteriori zijn afgegeven of opgesteld in het kader van preferentiële overeenkomsten of regelingen die de Unie heeft gesloten met, of vastgesteld met betrekking tot die derde landen, in Kroatië aanvaard voor de aangifte voor het vrije verkeer van goederen die op de datum van toetreding vervoerd worden of zich in tijdelijke opslag, in een douane-entrepot of in een vrije zone in een van die derde landen of in Kroatië bevinden, mits in Kroatië op het tijdstip waarop de vervoersdocumenten werden afgegeven voor de betrokken producten geen vrijhandelsovereenkomst met het derde land gold en mits:
- a)
de verkrijging van die oorsprong aanleiding geeft tot een preferentiële tariefbehandeling op grond van de preferentiële tariefmaatregelen vervat in overeenkomsten of regelingen die de Unie heeft gesloten met of getroffen ten aanzien van derde landen of groepen van derde landen, als bedoeld in artikel 20, lid 3, onder d) en e), van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad;
- b)
de vervoersdocumenten uiterlijk op de dag vóór de toetreding zijn afgegeven, en
- c)
het a posteriori afgegeven of opgestelde bewijs van oorsprong binnen een periode van 4 maanden vanaf de datum van toetreding bij de douaneautoriteiten is ingediend.
- 8.
Voor de controle van de in punt 7 bedoelde bewijzen zijn de bepalingen betreffende de definitie van ‘producten van oorsprong’ en de methoden van administratieve samenwerking uit hoofde van de relevante overeenkomsten of regelingen van toepassing.
BEWIJS VAN STATUS OVEREENKOMSTIG DE BEPALINGEN INZAKE VRIJ VERKEER VAN INDUSTRIEPRODUCTEN BINNEN DE DOUANE-UNIE EU-TURKIJE
- 9.
Bewijzen van oorsprong die door Turkije of Kroatië op de juiste wijze zijn afgegeven of zijn opgesteld in het kader van tussen die landen toegepaste preferentiële handelsovereenkomsten en die een verbod van ‘drawback’ of vrijstelling van douanerechten op de betrokken goederen bevatten, worden in de respectieve landen aanvaard als bewijs van status overeenkomstig de bepalingen inzake vrij verkeer van industrieproducten van Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995 inzake de tenuitvoerlegging van de slotfase van de douane-unie (4) (‘Besluit nr. 1/95’), mits:
- a)
het bewijs van oorsprong en de vervoersdocumenten uiterlijk op de dag voor de toetreding zijn afgegeven of opgesteld, en
- b)
het bewijs van oorsprong binnen een periode van vier maanden vanaf de datum van toetreding bij de douaneautoriteiten is ingediend.
Indien goederen in Turkije of in Kroatië vóór de datum van toetreding voor het vrije verkeer zijn aangegeven in het kader van de in de eerste alinea genoemde preferentiële handelsovereenkomsten, kunnen bewijzen van oorsprong die a posteriori zijn afgegeven of opgesteld uit hoofde van die overeenkomsten ook worden aanvaard, op voorwaarde dat zij binnen vier maanden vanaf de datum van toetreding aan de douaneautoriteiten worden voorgelegd.
- 10.
Voor de controle van de in punt 9 bedoelde bewijzen zijn de bepalingen betreffende de definitie van ‘producten van oorsprong’ en methoden van administratieve samenwerking uit hoofde van de relevante preferentiële overeenkomsten van toepassing. Verzoeken om controle achteraf van bewijzen van oorsprong worden door de bevoegde douaneautoriteiten van de huidige lidstaten en Kroatië aanvaard gedurende een periode van drie jaar na de afgifte of opstelling van het betrokken bewijs van oorsprong en kunnen door die autoriteiten nog worden gedaan tijdens een periode van drie jaar vanaf de aanvaarding van het bewijs van oorsprong ter rechtvaardiging van een aangifte voor het in het vrije verkeer brengen.
- 11.
Onverminderd de toepassing van eventuele maatregelen in het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek wordt een certificaat inzake goederenverkeer A.TR. dat is afgegeven overeenkomstig de bepalingen inzake vrij verkeer van industrieproducten van Besluit nr. 1/95 in Kroatië aanvaard voor de aangifte voor het vrije verkeer van goederen die op de datum van toetreding worden vervoerd na aan uitvoerformaliteiten te zijn onderworpen binnen de Unie of in Turkije, of zich in tijdelijke opslag bevinden of vallen onder één van de in artikel 4, punt 16, onder b) tot en met h), van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad vermelde douaneprocedures in Turkije of in Kroatië, mits:
- a)
geen bewijs van oorsprong als bedoeld in punt 9 voor de betrokken goederen wordt voorgelegd;
- b)
de goederen voldoen aan de voorwaarden voor de toepassing van de bepalingen inzake het vrij verkeer van industrieproducten;
- c)
de vervoersdocumenten uiterlijk op de dag vóór de toetreding zijn afgegeven, en
- d)
het certificaat inzake goederenverkeer A.TR. binnen vier maanden vanaf de toetreding bij de douaneautoriteiten is ingediend.
- 12.
Voor de controle van het in punt 11 bedoelde certificaat inzake goederenverkeer A.TR. zijn de bepalingen betreffende de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer A.TR. en de methoden van administratieve samenwerking van Besluit nr. 1/2006 van het Comité douanesamenwerking EG-Turkije van 26 juli 2006 houdende wijziging van Besluit nr. 1/96 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije (5) van toepassing.
DOUANEPROCEDURES
- 13.
De tijdelijke opslag en de in artikel 4, punt 16, onder b) tot en met h), van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad bedoelde douaneprocedures waarmee vóór de toetreding een aanvang is gemaakt, worden beëindigd of afgewikkeld onder de voorwaarden van de wetgeving van de Unie.
Indien de beëindiging of afwikkeling aanleiding geeft tot een douaneschuld, is het te betalen bedrag aan invoerrechten het bedrag dat van kracht is op het tijdstip waarop de douaneschuld ontstaat overeenkomstig het gemeenschappelijk douanetarief; het betaalde bedrag wordt beschouwd als eigen middelen van de Unie.
- 14.
De procedures betreffende de regeling douane-entrepot van de artikelen 84 tot en met 90 en 98 tot en met 113 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 en de artikelen 496 tot en met 535 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie zijn in Kroatië van toepassing onder de volgende specifieke voorwaarden:
- —
indien het bedrag van een douaneschuld wordt bepaald op basis van de aard van de ingevoerde goederen en de aangifte tot plaatsing onder de regeling was aanvaard vóór de datum van toetreding, worden de tariefindeling, de hoeveelheid, de douanewaarde en de oorsprong van de ingevoerde goederen op het tijdstip van de plaatsing onder de regeling, bepaald aan de hand van de wetgeving die op de datum van de aanvaarding van de aangifte door de douaneautoriteiten van toepassing was in Kroatië.
- 15.
De procedures betreffende de regeling actieve veredeling van de artikelen 84 tot en met 90 en 114 tot en met 129 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad en de artikelen 496 tot en met 523 en 536 tot en met 550 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie zijn in Kroatië van toepassing onder de volgende specifieke voorwaarden:
- —
indien het bedrag van een douaneschuld wordt bepaald op basis van de aard van de ingevoerde goederen en de aangifte tot plaatsing onder de regeling was aanvaard vóór de datum van toetreding, worden de tariefindeling, de hoeveelheid, de douanewaarde en de oorsprong van de ingevoerde goederen op het tijdstip van de plaatsing onder de regeling, bepaald aan de hand van de wetgeving die op de datum van de aanvaarding van de aangifte door de douaneautoriteiten van toepassing was in Kroatië;
- —
om, ingeval de afwikkeling leidt tot een douaneschuld, de gelijkheid van de in de huidige lidstaten en in Kroatië gevestigde vergunninghouders te waarborgen, moet met ingang van de toetredingsdatum compensatierente worden betaald over de krachtens de wetgeving van de Unie toepasselijke invoerrechten;
- —
indien de aangifte tot actieve veredeling aanvaard is in het kader van een teruggavenregeling, vindt teruggave plaats onder de voorwaarden van de wetgeving van de Unie, door en op kosten van Kroatië, waar de douaneschuld in verband waarmee teruggave wordt gevraagd, vóór de toetreding was ontstaan.
- 16.
De procedures betreffende de regeling tijdelijke invoer van de artikelen 84 tot en met 90 en 137 tot en met 144 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad en de artikelen 496 tot en met 523 en 553 tot en met 584 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie zijn in Kroatië van toepassing onder de volgende specifieke voorwaarden:
- —
indien het bedrag van een douaneschuld wordt bepaald op basis van de aard van de ingevoerde goederen en de aangifte tot plaatsing onder de regeling was aanvaard vóór de datum van toetreding, worden de tariefindeling, de hoeveelheid, de douanewaarde en de oorsprong van de ingevoerde goederen op het tijdstip van de plaatsing onder de regeling, bepaald aan de hand van de wetgeving die op de datum van de aanvaarding van de aangifte door de douaneautoriteiten van toepassing was in Kroatië;
- —
om, ingeval de afwikkeling leidt tot een douaneschuld, de gelijkheid van de in de huidige lidstaten en in Kroatië gevestigde vergunninghouders te waarborgen, moet met ingang van de toetredingsdatum compensatierente worden betaald over de krachtens de wetgeving van de Unie toepasselijke invoerrechten.
- 17.
De procedures betreffende de regeling passieve veredeling van de artikelen 84 tot en met 90 en 145 tot en met 160 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad en de artikelen 496 tot en met 523 en 585 tot en met 592 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie zijn in Kroatië van toepassing onder de volgende specifieke voorwaarden:
- —
artikel 591, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie is mutatis mutandis van toepassing op tijdelijk uitgevoerde goederen die vóór de datum van toetreding tijdelijk uit Kroatië waren uitgevoerd.
OVERIGE BEPALINGEN
- 18.
Vergunningen voor de in artikel 4, punt 16, onder d), e) en g), van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad bedoelde douaneregelingen of een status van geautoriseerde marktdeelnemer als bedoeld in artikel 5 bis, lid 2, van genoemde verordening, die door Kroatië verleend zijn vóór de datum van toetreding, zijn geldig tot het einde van hun geldigheidsduur, maar uiterlijk tot één jaar vanaf de datum van toetreding.
- 19.
De procedures betreffende het ontstaan van een douaneschuld, de boeking van de bedragen van de rechten en navordering van de rechten van de artikelen 201 tot en met 232 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad en de artikelen 859 tot en met 876 bis van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie zijn in Kroatië van toepassing onder de volgende specifieke voorwaarden:
- —
de navordering geschiedt onder de voorwaarden van de wetgeving van de Unie. Indien de douaneschuld echter vóór de toetredingsdatum is ontstaan, geschiedt de navordering door en ten bate van Kroatië onder de daar vóór de toetreding geldende voorwaarden.
- 20.
De procedures betreffende de terugbetaling en de kwijtschelding van rechten van de artikelen 235 tot en met 242 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad en de artikelen 877 tot en met 912 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie zijn in Kroatië van toepassing onder de volgende specifieke voorwaarden:
- —
terugbetaling en kwijtschelding van rechten geschieden onder de voorwaarden van de wetgeving van de Unie. Indien de rechten waarvan terugbetaling of kwijtschelding wordt gevraagd, betrekking hebben op een douaneschuld die vóór de toetredingsdatum is ontstaan, geschieden de terugbetaling en kwijtschelding van rechten evenwel door en ten laste van Kroatië onder de daar vóór de toetreding geldende voorwaarden.
Bijlage Aanhangsel van BIJLAGE IV Lijst van bestaande steunmaatregelen als bedoeld in punt 1, onder b), van het bestaande steunmechanisme zoals vastgesteld in hoofdstuk 2 (‘Mededingingsbeleid’)