Einde inhoudsopgave
Wet belastingen op milieugrondslag
Artikel 47 [Begripsbepalingen]
Geldend
Geldend van 01-01-2024 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stb. 2023, 498 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36342)
20-12-2023, Stb. 2023, 499 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36418)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stb. 2023, 498 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36342)
20-12-2023, Stb. 2023, 499 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36418)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Vakgebied(en)
Milieubelastingen / Algemeen
Milieubelastingen / Energiebelasting
1.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
motorrijtuig: hetgeen ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Wet op de accijns onder dit begrip wordt verstaan;
- b.
elektriciteitsbeurs: beurs als bedoeld in artikel 86e van de Elektriciteitswet 1998;
- c.
gasbeurs: beurs als bedoeld in artikel 66b van de Gaswet;
- d.
verbruiksperiode:
- 1°
in gevallen waarin periodiek voorschotnota’s worden uitgereikt of, indien geen voorschotnota’s worden uitgereikt, periodiek voorschotbedragen worden ontvangen, gevolgd door een jaarlijkse eindfactuur: het tijdvak waarop de eindfactuur betrekking heeft;
- 2°
in overige gevallen: kalenderjaar;
- e.
eindfactuur: definitieve jaarlijkse factuur waarin verrekening plaatsvindt met de voorschotnota's of voorschotbedragen die betrekking hebben op de verbruiksperiode waarop de jaarlijkse factuur ziet;
- f.
aansluiting: een aansluiting van een in Nederland gelegen onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken op een Nederlands distributienet waaruit elektriciteit of aardgas aan de verbruiker wordt geleverd; een aansluiting kan bestaan uit een of meer leveringspunten;
- g.
installatie voor warmtekrachtkoppeling: een installatie waarin aardgas wordt verstookt voor de gecombineerde opwekking van warmte en kracht met een totaal energetisch rendement van minimaal 60%, gebaseerd op de calorische onderwaarde van het gas. Onder het totaal energetisch rendement wordt verstaan de som van het rendement van de elektriciteitsopwekking en tweederde deel van het rendement van de productie van nuttig aan te wenden warmte, berekend op de onderste verbrandingswaarde van aardgas;
- h.
installatie voor blokverwarming: een gemeenschappelijke voorziening voor de verwarming van meer dan een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken;
- i.
hernieuwbare energiebronnen: wind, zonne-energie, aardwarmte, golfenergie, getijdenenergie, waterkracht, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas;
- j.
biomassa: de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw, met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen, de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval;
- k.
zuivere biomassa: producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw, met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen, de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken die geheel biologisch afbreekbaar zijn, alsmede industrieel en huishoudelijk afval dat geheel biologisch afbreekbaar is;
- l.
Nm3: een normaalkubiekemeter;
- m.
aardgas: producten van de GN-codes 2711 11 00 en 2711 21 00;
- n.
elektriciteit: elektrische energie van de GN-code 2716;
- o.
brandstof: een stof — met inbegrip van alle daaraan toegevoegde stoffen — dienende voor verbranding met het doel de daarbij ontstane energie te benutten;
- p.
energie-intensief bedrijf: een zakelijke eenheid als bedoeld in onderdeel t, waar de kosten van de aankoop van energieproducten en elektriciteit ten minste 3,0% van de productiewaarde uitmaken, of waar de verschuldigde energiebelasting en accijns op minerale oliën ten minste 0,5% van de toegevoegde waarde bedraagt;
- q.
kosten van aankoop van energieproducten en elektriciteit, productiewaarde en toegevoegde waarde: hetgeen ingevolge artikel 17, eerste lid, onderdeel a, van Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PbEU 2003, L 283) onder deze begrippen wordt verstaan;
- r.
CNG: aardgas dat na compressie geschikt is voor de aanwending in motorrijtuigen;
- s.
CNG-vulstation: een rechtstreeks op het distributienet van aardgas aangesloten inrichting waar uitsluitend aardgas wordt samengeperst tot CNG, dat wordt afgeleverd aan motorrijtuigen;
- t.
zakelijk verbruik: verbruik door een zakelijke eenheid die zelfstandig, op ongeacht welke plaats, leveringen van goederen en diensten verricht, ongeacht het oogmerk of het resultaat van die economische activiteiten. Economische activiteiten omvatten alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of verrichter van diensten, met inbegrip van de winning van delfstoffen, de landbouw en de uitoefening van vrije of daarmee gelijkgestelde beroepen. Rijks-, regionale en lokale overheden, alsmede andere publiekrechtelijke lichamen worden als zakelijke eenheid aangemerkt voor zover zij werkzaamheden of transacties verrichten die bij een behandeling als niet-zakelijke eenheid tot concurrentieverstoring van enige betekenis zouden leiden;
- u.
niet-zakelijk verbruik: verbruik anders dan het zakelijk verbruik, bedoeld in onderdeel t;
- v.
productie-installatie: een productie-installatie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel ah, van de Elektriciteitswet 1998;
- w.
walstroominstallatie: een installatie aan land die het mogelijk maakt om schepen die zijn afgemeerd te voorzien van elektriciteit en die beschikt over een zelfstandige aansluiting of die is voorzien van een comptabele meetinrichting die voldoet aan bij op voordracht van Onze Minister vast te stellen algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden;
- x.
energieopslag: het omzetten van elektrische energie in een vorm van energie die kan worden opgeslagen, het opslaan van dergelijke energie, en de daaropvolgend omzetting van dergelijke energie in elektrische energie;
- y.
energieopslagfaciliteit: een installatie waar energieopslag plaatsvindt;
- z.
eindafrekening: de laatste factuur aan de verbruiker die wordt opgemaakt bij het beëindigen van het contract;
- aa.
begunstigde: een onderneming als bedoeld in artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie die staatssteun ontvangt als gevolg van een steunmaatregel;
- ab.
kmo: een kleine, middelgrote onderneming of micro-onderneming als bedoeld in bijlage I van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);
- ac.
EAN-code: de EAN-code, bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Regeling afnemers en monitoring Elektriciteitswet 1998 en Gaswet.
2.
Bij regeling van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat worden nadere regels gesteld met betrekking tot de inhoud van het begrip zuivere biomassa.
3.
Onder levering van aardgas, onderscheidenlijk elektriciteit, wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan ingevolge de Wet op de omzetbelasting 1968.
4.
Met betrekking tot elektriciteit wordt onder distributienet verstaan een net als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Elektriciteitswet 1998, met uitzondering van een net met een spanningsniveau van ten hoogste 0,4 kV en een verbruik van ten hoogste 0,1 GWh per jaar, indien een ander dan een leverancier als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Elektriciteitswet 1998 of een netbeheerder als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel k, van de Elektriciteitswet 1998, een recht van gebruik heeft van dat net.
5.
Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van het eerste lid, onderdeel p.
6.
Met betrekking tot aardgas wordt onder distributienet verstaan een gastransportnet als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Gaswet.
7.
Indien in een tijdvak van 18 maanden een of meerdere voorschotnota's worden uitgereikt dan wel een of meerdere voorschotbedragen worden ontvangen en uiterlijk binnen 13 weken na afloop van dat tijdvak geen eindfactuur wordt uitgereikt, wordt dat tijdvak van 18 maanden aangemerkt als verbruiksperiode.
8.
In afwijking van het eerste lid, onderdeel d, onder 2°, is de verbruiksperiode in de aldaar bedoelde gevallen:
- a.
ingeval de overeenkomst tot levering in de loop van het kalenderjaar aanvangt en niet voorafgegaan is door een overeenkomst tot levering bij dezelfde leverancier: het gedeelte van het kalenderjaar vanaf het tijdstip waarop de overeenkomst tot levering aanvangt;
- b.
ingeval de overeenkomst tot levering in de loop van het kalenderjaar wordt beëindigd en niet wordt opgevolgd door een overeenkomst tot levering bij dezelfde leverancier en ter zake van deze beëindiging een eindafrekening wordt opgemaakt: het gedeelte van het kalenderjaar tot het tijdstip waarop de overeenkomst tot levering eindigt.