Rb. 's-Hertogenbosch, 17-02-2011, nr. 01/845188-09
ECLI:NL:RBSHE:2011:BP4806
- Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Datum
17-02-2011
- Zaaknummer
01/845188-09
- LJN
BP4806
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSHE:2011:BP4806, Uitspraak, Rechtbank 's-Hertogenbosch, 17‑02‑2011; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak, Rechtbank 's-Hertogenbosch, 03‑02‑2011
- Vindplaatsen
Uitspraak 17‑02‑2011
Inhoudsindicatie
Ontvankelijkheid openbaar ministerie na beslissing van de rechtbank tot beëindiging van de zaak (ex art. 36 Sv) zonder dat de rechtstreeks belanghebbende is gehoord en na een vervolgens door het gerechtshof gegeven beslissing ex art. 12 Sv waarin de vervolging van verdachte wordt bevolen. De wetgever heeft gekozen voor een systeem waarin de beslissing tot beëindiging van de zaak ex art. 36 Sv in de weg staat aan een bevel tot vervolging ex art. 12 Sv. Daarbij geldt echter als waarborg dat de rechtstreeks belanghebbende wordt opgeroepen alvorens de rechtbank beslist tot beëindiging van de zaak. In de onderhavige zaak is de rechtstreeks belanghebbende niet opgeroepen en gehoord in dat kader én heeft verdachte vervolgens in de door de rechtstrreeks belanghebbende geëntameerde art. 12 Sv-procedure geen melding gemaakt van de eerdere beslissing tot beëindiging. Nu ook verdachte er van uit is gegaan dat de inhoudelijke behandeling zou plaatsvinden, weegt het belang van de rechtstreeks belanghebbende bij vervolging zwaarder dan het belang van verdachte. (zie ook gerechtshof A'dam, 20 december 2008, LJN BH9385). NB: de door de rechtbank aan de beslissing ten grondslag gelegde overwegingen zijn vermeld in het hieronder naast het vonnis gepubliceerde inter alia proces-verbaal ter terechtzitting.
vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/845188-09
Datum uitspraak: 17 februari 2011
Verkort vonnis van de rechtbank [geboorteplaats], meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 februari 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 januari 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 april 2009 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en/of met
kracht en/of al met zijn vuist en/of met een glas in zijn handen die [slachtoffer] in
het gezicht heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
[artikel 302 en 45 Wetboek van Strafrecht]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 april 2009 te 's-Hertogenbosch opzettelijk mishandelend
een persoon (te weten [slachtoffer]), (met kracht en/of met een glas in het
gezicht) heeft geslagen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel
(blijvend ontsierend litteken in het gezicht), althans enig lichamelijk
letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
[artikel 300 Wetboek van Strafrecht]
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging. Ter zitting is door de officier van justitie en de verdediging bepleit dat de officier van justitie niet ontvankelijk is. De rechtbank heeft ter zitting beslist dat de officier van justitie ontvankelijk is. Aan dit vonnis is het verkort proces-verbaal van de terechtzitting gehecht, waarin die beslissing en de gronden waarop zij rust is weergegeven.
De bewijsbeslissing ten aanzien van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank acht, met de officier van justitie, het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
Subsidiair.
op 30 april 2009 te 's-Hertogenbosch opzettelijk mishandelend een persoon te weten
[slachtoffer], met kracht en met een glas in het gezicht heeft geslagen, tengevolge waarvan deze enig lichamelijk letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich mocht verdedigen op de wijze waarop hij dat heeft gedaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte een beroep op noodweer toekomt en zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier verzoekt verdachte van het primair ten laste gelegde vrij te spreken.
De officier van justitie verzoekt verdachte voorts voor het subsidiair ten laste gelegde te ontslaan van alle rechtsvervolging.
Tot slot verzoekt de officier van justitie de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is, zoals hierboven reeds weergegeven, van oordeel dat verdachte wegens een gerechtvaardigd beroep op noodweer dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien verdachte van het primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken en voor het subsidiair ten laste gelegde wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
subsidiair
mishandeling
Verklaart het bewezene niet strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. subsidiair:
Ontslag van alle rechtsvervolging, zijnde het feit niet strafbaar.
T.a.v. primair, subsidiair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.P.M. Rousseau, voorzitter,
mr. M. Lammers en mr. N. Cuvelier, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F. van Hulst, griffier,
en is uitgesproken op 17 februari 2011.
Mr. N. Cuvelier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
proces-verbaal
RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/845188-09
Verkort proces-verbaal (m.b.t. de beslissing omtrent de ontvankelijkheid van de officier van justitie) van de in het openbaar gehouden terechtzitting van bovengenoemde rechtbank, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, op 03 februari 2011.
Tegenwoordig zijn:
mr. P.P.M. Rousseau, voorzitter,
mr. M. Lammers en mr. N. Cuvelier, leden,
mr. J.J. Schreurs, officier van justitie en
mr. F. van Hulst, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter stelt de identiteit van de verdachte vast op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de rechtbank te zijn genaamd:
[verdachte],
geboren te '[geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende te [woonplaats], [adres].
Als raadsman is ter terechtzitting verschenen [advocaat verdachte] te
's-Hertogenbosch.
Na het uitroepen van de zaak deelt de voorzitter allereerst mee dat de rechtbank constateert dat uit het dossier het volgende naar voren komt:
- een beschikking van deze rechtbank ex artikel 36 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) d.d. 16 oktober 2009, waarin de rechter verklaart dat deze strafzaak tegen verdachte (parketnummer 01/845188-09) is geëindigd.
Tevens zijn twee verzoeken tot schadevergoeding ex artikel 89 Sv en 591a Sv toegewezen bij separate beslissingen;
- uit genoemde beschikking blijkt niet dat de aangever/belanghebbende in deze strafzaak (die evident rechtstreeks belanghebbende is) is opgeroepen om gehoord te worden op de ambtshalve genomen beslissing ex artikel 36 Sv;
- de beschikking ex artikel 36 Sv is op 26 oktober 2009 op het gekozen domicilie uitgereikt aan [naam medewerker] (kantoormedewerkster van de raadsman van verdachte);
- door de aangever/belanghebbende van het ten laste gelegde feit is op 10 december 2010 een klaagschrift ex artikel 12 Sv ingediend (ingekomen bij het gerechtshof op 11 december 2010);
- het gerechtshof heeft dit klaagschrift behandeld op zittingen van 27 april en 29 juni 2010.
De raadsman van verdachte is ter zitting van het gerechtshof van 29 juni 2010 in de gelegenheid gesteld om namens verdachte verweer te voeren. Uit het proces-verbaal ter zitting blijkt niet dat daarbij de beschikking van de rechtbank ex artikel 36 Sv of enige andere raadkamerbeschikking aan de orde is gesteld;
- bij beslissing van 10 augustus 2010 heeft het gerechtshof de vervolging van verdachte bevolen; uit niets blijkt dat het gerechtshof op de hoogte was van de voorafgaand aan het indienen van het klaagschrift genomen beslissing van de rechtbank ex artikel 36 Sv.
De voorzitter constateert dat de beslissing van de rechtbank ex artikel 36 Sv en de latere beslissing van het hof ex artikel 12 Sv onverenigbaar met elkaar zijn en hij vraagt de officier van justitie en de raadsman om in dat licht aan te geven wat zij vinden van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
De raadsman deelt mee dat hij zich niet bewust was van een beslissing ex artikel 36 Sv. Voor hem waren destijds de beslissingen tot schadevergoeding relevant. Zowel de officier van justitie als de raadsman verzoeken om een korte onderbreking ten einde zich te beraden op de gegeven informatie.
De voorzitter deelt mee dat de rechtbank bekend is met een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam d.d. 20 december 2008, LJN BH9385 waarin enkele overwegingen worden gewijd aan de eventuele onverenigbaarheid van beslissingen ex artikel 12 en 36 Sv. De officier van justitie en de raadsman ontvangen een afschrift van die beslissing.
Na een korte onderbreking delen de officier van justitie en de raadsman mee dat de beslissing ex art. 36 Sv dient te prevaleren. Er is, aldus beiden, een onherroepelijk einde aan de zaak gekomen door de beslissing van de rechtbank ex art. 36 Sv. De omstandigheid dat de rechtstreeks belanghebbende in het kader van die beslissing niet is opgeroepen maakt zulks niet anders. Indien het gerechtshof op de hoogte was geweest van de beslissing ex artikel 36 Sv, zou zij klager niet ontvankelijk hebben verklaard in het klaagschrift. Zij verzoeken derhalve de officier van justitie niet ontvankelijk te verklaren.
De raadsman voert nog aan dat zijn secretaresse alle beslissingen van de rechtbank, dus ook de ontvangen beslissing ex artikel 36 Sv, aan de verdachte heeft verzonden. Desgevraagd deelt de raadsman mee dat hij noch in het kader van de artikel 12 Sv procedure, noch bij de voorbereiding van deze zitting met verdachte heeft gesproken over deze beslissing en dat hij en verdachte er van uitgingen dat de zaak vandaag inhoudelijk zou worden behandeld.
Na een korte onderbreking voor beraad deelt de voorzitter mee dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie en de raadsman hebben betoogd, de officier van justitie ontvankelijk acht in de vervolging van verdachte. De voorzitter overweegt dat de rechtbank in het kader van haar beslissing ex artikel 36 Sv verplicht was om aangever/belanghebbende op te roepen om gehoord te worden als rechtstreeks belanghebbende (artikel 36, derde lid Sv). Hieraan is kennelijk geen gevolg gegeven. De voorzitter verwijst naar het door het gerechtshof in haar beslissing van 20 december 2008 (LJN BH9385) overwogene over de wetsgeschiedenis bij de verruiming van de beklagmogelijkheden voor slachtoffers en andere rechtstreeks belanghebbenden. Uiteindelijk is door de wetgever niet gekozen voor een stelsel waarbij de beslissing van de rechtbank ex artikel 36 Sv zou kunnen worden doorkruist door een beslissing van het gerechtshof ex artikel 12 Sv. In plaats daarvan is gekozen voor een systeem waarin de zaak pas geëindigd wordt verklaard nadat de rechter de hem bekende belanghebbenden heeft opgeroepen. Daaruit blijkt hoe belangrijk deze bepaling is. Immers, een verklaring dat de zaak is geëindigd, beïnvloedt de rechtspositie van de aangever/belanghebbende. De rechtbank is met het gerechtshof in de aangehaalde zaak van oordeel dat het verzuim van de rechtbank niet zonder consequenties kan blijven, aangezien zich anders de situatie voordoet dat de rechtstreeks belanghebbende noch is gehoord over de beslissing van de rechtbank tot beëindiging van de zaak en evenmin ontvangen kan worden in een klacht ex artikel 12 Sv, terwijl de wetgever uitdrukkelijk heeft beoogd dat de belanghebbende wel wordt gehoord (ofwel in het kader van artikel 36 Sv ofwel via artikel 12 Sv).
Daarbij dient echter niet uit het oog te worden verloren dat verdachte mag vertrouwen op een door de rechtbank gegeven beslissing ex artikel 36 Sv. In deze zaak is verdachte er echter sinds de beslissing van het gerechtshof ex artikel 12 Sv en tot het begin van de zitting vandaag van uit gegaan dat de zaak vandaag inhoudelijk zou worden behandeld. Zo heeft de advocaat van verdachte verklaard dat hij (de raadsman) zich niet bewust is geweest van de beslissing ex artikel 36 Sv, deze ook niet met verdachte heeft besproken en zelfs vandaag ter zitting voor het eerst met deze beslissing bewust is geconfronteerd. Voorts acht de rechtbank van belang dat zijdens de verdediging evenmin in het kader van de artikel 12 Sv procedure een beroep is gedaan op de beslissing ex artikel 36 Sv. Gelet op al deze feiten en omstandigheden en de belangen van verdachte en benadeelde afwegend, ziet de rechtbank geen reden om geen gevolg te geven aan de eveneens onherroepelijke beslissing ex artikel 12 Sv van het gerechtshof, zodat de officier van justitie ontvangen kan worden in de vervolging.
Vervolgens vindt de inhoudelijke behandeling van de strafzaak plaats.
(....)
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede dat volgens de bepaling van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 17 februari 2011 om 13:00 uur.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.
8
Parketnummer: 01/845188-09
[verdachte]
Uitspraak 03‑02‑2011
Mrs. P.P.M. Rousseau, M. Lammers, N. Cuvelier
Partij(en)
Verkort proces-verbaal (m.b.t. de beslissing omtrent de ontvankelijkheid van de officier van justitie) van de in het openbaar gehouden terechtzitting van bovengenoemde rechtbank, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, op 03 februari 2011.
Tegenwoordig zijn:
mr. P.P.M. Rousseau, voorzitter,
mr. M. Lammers en mr. N. Cuvelier, leden,
mr. J.J. Schreurs, officier van justitie en
mr. F. van Hulst, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter stelt de identiteit van de verdachte vast op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de rechtbank te zijn genaamd:
[verdachte],
geboren te '[geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende te [woonplaats], [adres].
Als raadsman is ter terechtzitting verschenen [advocaat verdachte] te 's‑Hertogenbosch.
Na het uitroepen van de zaak deelt de voorzitter allereerst mee dat de rechtbank constateert dat uit het dossier het volgende naar voren komt:
- —
een beschikking van deze rechtbank ex artikel 36 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) d.d. 16 oktober 2009, waarin de rechter verklaart dat deze strafzaak tegen verdachte (parketnummer 01/845188-09) is geëindigd.
Tevens zijn twee verzoeken tot schadevergoeding ex artikel 89 Sv en 591a Sv toegewezen bij separate beslissingen;
- —
uit genoemde beschikking blijkt niet dat de aangever/belanghebbende in deze strafzaak (die evident rechtstreeks belanghebbende is) is opgeroepen om gehoord te worden op de ambtshalve genomen beslissing ex artikel 36 Sv;
- —
de beschikking ex artikel 36 Sv is op 26 oktober 2009 op het gekozen domicilie uitgereikt aan [naam medewerker] (kantoormedewerkster van de raadsman van verdachte);
- —
door de aangever/belanghebbende van het ten laste gelegde feit is op 10 december 2010 een klaagschrift ex artikel 12 Sv ingediend (ingekomen bij het gerechtshof op 11 december 2010);
- —
het gerechtshof heeft dit klaagschrift behandeld op zittingen van 27 april en 29 juni 2010.
De raadsman van verdachte is ter zitting van het gerechtshof van 29 juni 2010 in de gelegenheid gesteld om namens verdachte verweer te voeren. Uit het proces-verbaal ter zitting blijkt niet dat daarbij de beschikking van de rechtbank ex artikel 36 Sv of enige andere raadkamerbeschikking aan de orde is gesteld;
- —
bij beslissing van 10 augustus 2010 heeft het gerechtshof de vervolging van verdachte bevolen; uit niets blijkt dat het gerechtshof op de hoogte was van de voorafgaand aan het indienen van het klaagschrift genomen beslissing van de rechtbank ex artikel 36 Sv.
De voorzitter constateert dat de beslissing van de rechtbank ex artikel 36 Sv en de latere beslissing van het hof ex artikel 12 Sv onverenigbaar met elkaar zijn en hij vraagt de officier van justitie en de raadsman om in dat licht aan te geven wat zij vinden van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
De raadsman deelt mee dat hij zich niet bewust was van een beslissing ex artikel 36 Sv. Voor hem waren destijds de beslissingen tot schadevergoeding relevant. Zowel de officier van justitie als de raadsman verzoeken om een korte onderbreking ten einde zich te beraden op de gegeven informatie.
De voorzitter deelt mee dat de rechtbank bekend is met een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam d.d. 20 december 2008, LJN BH9385 waarin enkele overwegingen worden gewijd aan de eventuele onverenigbaarheid van beslissingen ex artikel 12 en 36 Sv. De officier van justitie en de raadsman ontvangen een afschrift van die beslissing.
Na een korte onderbreking delen de officier van justitie en de raadsman mee dat de beslissing ex art. 36 Sv dient te prevaleren. Er is, aldus beiden, een onherroepelijk einde aan de zaak gekomen door de beslissing van de rechtbank ex art. 36 Sv. De omstandigheid dat de rechtstreeks belanghebbende in het kader van die beslissing niet is opgeroepen maakt zulks niet anders. Indien het gerechtshof op de hoogte was geweest van de beslissing ex artikel 36 Sv, zou zij klager niet ontvankelijk hebben verklaard in het klaagschrift. Zij verzoeken derhalve de officier van justitie niet ontvankelijk te verklaren.
De raadsman voert nog aan dat zijn secretaresse alle beslissingen van de rechtbank, dus ook de ontvangen beslissing ex artikel 36 Sv, aan de verdachte heeft verzonden. Desgevraagd deelt de raadsman mee dat hij noch in het kader van de artikel 12 Sv procedure, noch bij de voorbereiding van deze zitting met verdachte heeft gesproken over deze beslissing en dat hij en verdachte er van uitgingen dat de zaak vandaag inhoudelijk zou worden behandeld.
Na een korte onderbreking voor beraad deelt de voorzitter mee dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie en de raadsman hebben betoogd, de officier van justitie ontvankelijk acht in de vervolging van verdachte. De voorzitter overweegt dat de rechtbank in het kader van haar beslissing ex artikel 36 Sv verplicht was om aangever/belanghebbende op te roepen om gehoord te worden als rechtstreeks belanghebbende (artikel 36, derde lid Sv). Hieraan is kennelijk geen gevolg gegeven. De voorzitter verwijst naar het door het gerechtshof in haar beslissing van 20 december 2008 (LJN BH9385) overwogene over de wetsgeschiedenis bij de verruiming van de beklagmogelijkheden voor slachtoffers en andere rechtstreeks belanghebbenden. Uiteindelijk is door de wetgever niet gekozen voor een stelsel waarbij de beslissing van de rechtbank ex artikel 36 Sv zou kunnen worden doorkruist door een beslissing van het gerechtshof ex artikel 12 Sv. In plaats daarvan is gekozen voor een systeem waarin de zaak pas geëindigd wordt verklaard nadat de rechter de hem bekende belanghebbenden heeft opgeroepen. Daaruit blijkt hoe belangrijk deze bepaling is. Immers, een verklaring dat de zaak is geëindigd, beïnvloedt de rechtspositie van de aangever/belanghebbende. De rechtbank is met het gerechtshof in de aangehaalde zaak van oordeel dat het verzuim van de rechtbank niet zonder consequenties kan blijven, aangezien zich anders de situatie voordoet dat de rechtstreeks belanghebbende noch is gehoord over de beslissing van de rechtbank tot beëindiging van de zaak en evenmin ontvangen kan worden in een klacht ex artikel 12 Sv, terwijl de wetgever uitdrukkelijk heeft beoogd dat de belanghebbende wel wordt gehoord (ofwel in het kader van artikel 36 Sv ofwel via artikel 12 Sv).
Daarbij dient echter niet uit het oog te worden verloren dat verdachte mag vertrouwen op een door de rechtbank gegeven beslissing ex artikel 36 Sv. In deze zaak is verdachte er echter sinds de beslissing van het gerechtshof ex artikel 12 Sv en tot het begin van de zitting vandaag van uit gegaan dat de zaak vandaag inhoudelijk zou worden behandeld. Zo heeft de advocaat van verdachte verklaard dat hij (de raadsman) zich niet bewust is geweest van de beslissing ex artikel 36 Sv, deze ook niet met verdachte heeft besproken en zelfs vandaag ter zitting voor het eerst met deze beslissing bewust is geconfronteerd. Voorts acht de rechtbank van belang dat zijdens de verdediging evenmin in het kader van de artikel 12 Sv procedure een beroep is gedaan op de beslissing ex artikel 36 Sv. Gelet op al deze feiten en omstandigheden en de belangen van verdachte en benadeelde afwegend, ziet de rechtbank geen reden om geen gevolg te geven aan de eveneens onherroepelijke beslissing ex artikel 12 Sv van het gerechtshof, zodat de officier van justitie ontvangen kan worden in de vervolging.
Vervolgens vindt de inhoudelijke behandeling van de strafzaak plaats.
(…)
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede dat volgens de bepaling van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 17 februari 2011 om 13:00 uur.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.