HR, 24-05-2011, nr. 10/02084 H
ECLI:NL:HR:2011:BQ0771
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
24-05-2011
- Zaaknummer
10/02084 H
- Conclusie
Mr. Hofstee
- LJN
BQ0771
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BQ0771, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑05‑2011; (Herziening)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BQ0771
ECLI:NL:PHR:2011:BQ0771, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑03‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BQ0771
- Vindplaatsen
Uitspraak 24‑05‑2011
Inhoudsindicatie
Herziening.
24 mei 2011
Strafkamer
nr. 10/02084 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Haarlem van 21 augustus 2007, nummer 15/900570-07, ingediend door mr. D.I. van Wel, advocaat te Hellevoetsluis namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Kantonrechter heeft de aanvrager ter zake van "als bezitter van een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen sluiten en in stand houden" veroordeeld tot hechtenis voor de duur van twee weken en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee maanden.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat sprake is van een persoonverwisseling.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvrage vermelde uitspraak zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als in
art. 467, eerste lid, Sv is voorzien.
4. Beoordeling van de aanvrage
Op de door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie genoemde gronden moet de door de aanvrager gestelde omstandigheid worden aangemerkt als een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrage is dus gegrond.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Haarlem van 21 augustus 2007;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren C.H.W.M. Sterk en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 24 mei 2011.
Conclusie 22‑03‑2011
Mr. Hofstee
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Aanvrager]
1.
De aanvrager is bij verstekvonnis van de Kantonrechter te Haarlem van 21 augustus 2007 wegens ‘als bezitter van een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen sluiten en in stand houden’ veroordeeld tot hechtenis voor de duur van twee weken en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee maanden. Het Gerechtshof te Amsterdam heeft aanvrager bij arrest van 25 juli 2008 niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep op grond van het bepaalde in art. 416, tweede lid, Sv.
2.
Namens de aanvrager heeft mr. D.I. van Wel, advocaat te Hellevoetsluis, een aanvrage tot herziening van de onherroepelijk geworden uitspraak van de Kantonrechter ingediend.
3.
De aanvrage steunt op de stelling dat een ander dan de aanvrager kentekenhouder is geweest van de motorfiets met het kenteken [AA-00-BB], voor welke motorfiets geen aansprakelijkheidsverzekering was afgesloten.
4.
De aanvrage is met bijgevoegde stukken onderbouwd en als volgt toegelicht. In een proces-verbaal van 2 november 2006 is gerelateerd dat volgens een door de RWD uitgevoerde registervergelijking op 19 juli 2006 (de controledatum) geen aansprakelijkheidsverzekering was afgesloten voor de motorfiets met het kenteken [AA-00-BB] (productie 5). Blijkens het proces-verbaal van 9 februari 2007 van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (verder: CJIB) is [aanvrager], geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats A] en woonachtig in [woonplaats A] kentekenhouder van die motorfiets (productie 5), hetgeen bevestiging vindt in een schrijven van de RWD van 4 maart 2010 (productie 6). Het CJIB schrijft deze [aanvrager] op zijn woonadres in [woonplaats A] aan per brief van 29 januari 2007, en deelt hem mede dat hij tot uiterlijk 5 februari 2007 de gelegenheid krijgt telefonisch contact op te nemen met het CJIB, voor een af te leggen verklaring en dat anders, zo begrijp ik dit schrijven, de zaak wordt overgedragen aan het arrondissementsparket (productie 5). De zaak is inderdaad overgedragen aan het arrondissementsparket en de aanvrager — te weten [aanvrager], wonende te [woonplaats B], geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats B] — wordt gedagvaard om op de terechtzitting van de Kantonrechter te verschijnen (productie 1).
5.
De stelling in de aanvrage dat de aanvrager een andere [aanvrager] is dan de houder van de motorfiets met het kenteken [AA-00-BB] wordt onderbouwd met twee bijgevoegde afschriften van uittreksels uit de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA; producties 7 en 9). Uit dit een en ander blijkt dat:
- —
op 19 juli 2006 op het adres [a-straat 1] te [woonplaats A] (sinds zijn geboorte) stond ingeschreven [aanvrager], geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats A] (productie 7);
- —
op 19 juli 2006 de aanvrager, [aanvrager], geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats B], woonachtig was in [woonplaats C], adres onbekend (productie 9). Voorts blijkt niet uit dit uittreksel dat de aanvrager ooit woonachtig is geweest in [woonplaats A].
6.
De onderhavige zaak laat zien tot welk een misverstand de toevalligheid van eenzelfde naam en geboortedatum van de betrokkenen kan leiden. Ik meen dat in de aanvrage en de bijgevoegde producties voldoende feiten naar voren zijn gebracht die duidelijk maken dat in deze zaak sprake is geweest van een onbedoelde persoonsverwisseling. Al op grond van de overgelegde GBA-overzichten (producties 7 en 9) en het schrijven van de RWD van 4 maart 2010 (productie 6) kan naar mijn oordeel de conclusie niet anders luiden dan dat niet de aanvrager maar zijn naam- en leeftijdgenoot [aanvrager], wonende te [woonplaats A], houder was van de motorfiets met het kenteken [AA-00-BB]. Dat betekent dat de aanvrager inderdaad ten onrechte is vervolgd en veroordeeld wegens het ten laste van hem bewezen verklaarde feit.
7.
Het voorgaande vormt een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2o, Sv, een omstandigheid dus die het ernstige vermoeden wekt dat ware de Kantonrechter hiermee bekend geweest, hij de aanvrager zou hebben vrijgesproken.
8.
Deze conclusie strekt er dan ook toe dat de Hoge Raad de aanvrage tot herziening gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de Kantonrechter te Haarlem van 21 augustus 2007 zal bevelen, en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te Amsterdam opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan. Overigens zou ik mij in dit bijzondere geval kunnen voorstellen dat de Hoge Raad bij wijze van herziening de zaak zelf afdoet, nu geen andere uitspraak dan vrijspraak zal kunnen volgen.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG