AB 2014/377
Intrekking omgevingsvergunning. Voortzetting rechtspraak intrekking bouwvergunning.
ABRvS 24-09-2014, ECLI:NL:RVS:2014:3520, m.nt. A.G.A. Nijmeijer
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
24 september 2014
- Magistraten
Mrs. J.H. van Kreveld, Y.E.M.A. Timmerman-Buck, J.W. van de Gronden
- Zaaknummer
201401622/1/A4
- Noot
A.G.A. Nijmeijer
- JCDI
JCDI:ADS919115:1
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Omgevingsvergunning
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Bouwrecht / Bouwen
Omgevingsrecht / Inrichtingen en vergunningen
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2014:3520, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 24‑09‑2014
- Wetingang
Art. 2.1 lid 1 onder c, 2.33 lid 2 onder a Wabo; art. 1.2 lid 1 onder f en onder g Invoeringswet Wabo
Essentie
Intrekking omgevingsvergunning. Voortzetting rechtspraak intrekking bouwvergunning.
Samenvatting
Zoals de Afdeling eveneens eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraak van 13 augustus 2014 in zaak nr. 201309025/1/A1), is de enkele omstandigheid dat de houder van een bouwvergunning niet aannemelijk weet te maken dat hij deze alsnog binnen korte termijn zal benutten, voldoende om de intrekking van een ongebruikte bouwvergunning te rechtvaardigen. De Afdeling ziet geen aanleiding om ten aanzien van een met een omgevingsvergunning gelijk te stellen besluit tot verlening van vrijstelling, dat aan de verlening van een bouwvergunning ten grondslag is gelegd, andere maatstaven aan te leggen.