Einde inhoudsopgave
Subsidieregeling opschaling volledig hernieuwbare waterstofproductie via elektrolyse
Artikel 4.1 (certificaat volledig hernieuwbare waterstof en ≥ 70% broeikasgasemissiereductie)
Geldend
Geldend van 30-09-2023 tot 30-09-2028
- Bronpublicatie:
26-09-2023, Stcrt. 2023, 27014 (uitgifte: 29-09-2023, regelingnummer: WJZ/ 36713828)
- Inwerkingtreding
30-09-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-09-2023, Stcrt. 2023, 27014 (uitgifte: 29-09-2023, regelingnummer: WJZ/ 36713828)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Energie
Bestuursprocesrecht / Algemeen
Energierecht / Energieopwekking
1.
De subsidieontvanger is vanaf de datum van ingebruikname van de waterstofproductie-installatie tot aan de datum van de beschikking tot subsidievaststelling in het bezit van een geldig certificaat dat aantoont dat:
- a.
de waterstofproductie-installatie zodanig is ontworpen en de elektriciteits- en waterstofstromen zodanig worden gemeten en geadministreerd dat aantoonbaar volledig hernieuwbare waterstof kan worden geproduceerd;
- b.
de te produceren waterstof als volledig hernieuwbaar kan worden aangemerkt als bedoeld in artikel 2.3; en
- c.
indien met de waterstofproductie-installatie ook waterstof die niet volledig hernieuwbaar is zal worden geproduceerd, de broeikasgasemissiereductie van het totaal aan te produceren volledig hernieuwbare waterstof en waterstof die niet volledig hernieuwbaar is samen tenminste 70% is overeenkomstig artikel 2.2, eerste lid, onderdeel c.
2.
Indien door de Europese Commissie twee of meer vrijwillige nationale of internationale systemen voor hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong zijn erkend op basis van artikel 30, vierde lid, van richtlijn (EU) 2018/2001, is het certificaat opgesteld met een van deze vrijwillige nationale of internationale systemen.
3.
Indien door de Europese Commissie minder dan twee vrijwillige nationale of internationale systemen voor hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong zijn erkend op basis van artikel 30, vierde lid, van richtlijn (EU) 2018/2001, is het certificaat opgesteld met een erkend vrijwillig nationaal of internationaal systeem voor hernieuwbare gasvormige brandstoffen van niet-biologische oorsprong of met een vrijwillig nationaal of internationaal systeem voor hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong dat de vaststellingsprocedure door de Europese Commissie, bedoeld in artikel 30, vierde en vijfde lid, van die richtlijn doorloopt.