Einde inhoudsopgave
Richtsnoeren 2022/C 80/01 staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie 2022
392
Geldend
Geldend vanaf 18-02-2022
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging en inwerkingtreding is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
18-02-2022, PbEU 2022, C 80 (uitgifte: 18-02-2022, regelingnummer: 2022/C 80/01)
- Inwerkingtreding
18-02-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-02-2022, PbEU 2022, C 80 (uitgifte: 18-02-2022, regelingnummer: 2022/C 80/01)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
Staatssteun (V)
Energierecht / Algemeen
De exploitatiekosten moeten in het algemeen worden betaald door de afnemers van warmte, en steun voor deze kosten zou derhalve doorgaans niet nodig zijn. Indien een lidstaat aantoont dat de exploitatiekosten niet aan de afnemers van warmte kunnen worden doorberekend zonder de milieubescherming te ondermijnen, kan exploitatiesteun voor warmteproductie verenigbaar worden verklaard voor zover de netto extra exploitatiekosten (vergeleken met een nulscenario) bijdragen tot de verwezenlijking van milieuvoordelen (zoals de reductie van CO2 en andere verontreiniging vergeleken met alternatieve verwarmingsoplossingen (1)). Dit zou bijvoorbeeld het geval zijn als er bewijs voorhanden is dat huishoudelijke afnemers van warmte (of andere entiteiten die geen economische activiteiten uitoefenen) bij ontstentenis van exploitatiesteun zouden overschakelen op meer vervuilende warmtebronnen (2) of dat — zonder steun — de levensvatbaarheid van het stadsverwarmingssysteem op lange termijn in het gedrang zou komen ten voordele van meer vervuilende verwarmingsoplossingen. Voor exploitatiesteun voor installaties voor stadsverwarming, punten en van toepassing, zijn de punten 122 en 126 van toepassing.
Voetnoten
In dit verband moeten de lidstaten met name aantonen dat voor de gesteunde stadsverwarmingssystemen de nodige maatregelen zijn getroffen om de efficiëntie te verhogen en om de CO2-uitstoot, andere bronnen van verontreiniging alsmede netwerkverliezen te beperken.
Afnemers van warmte die ondernemingen zijn die economische activiteiten uitoefenen, moeten in ieder geval hun volledige aandeel in de verwarmingskosten betalen, dat ten minste gelijk is aan hun goedkoopste alternatieve verwarmingsbron, om concurrentieverstoringen op andere markten te voorkomen.