FED 2013/57
Tijdigheid van het verzoek tot immateriële schadevergoeding (II). Zevenenhalve maand tussen aankondiging en oplegging navorderingsaanslag behoeft rechtvaardiging
HR 12-04-2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ6799, m.nt. W.A.P. van Roij
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 april 2013
- Magistraten
Van den Berge, Schaap en Koopman
- Zaaknummer
12/01566
- Noot
W.A.P. van Roij
- LJN
BZ6799
- JCDI
JCDI:ADS273607:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:BZ6799, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑04‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑04‑2013
- Wetingang
Essentie
Tijdigheid van het verzoek tot immateriële schadevergoeding (II). Zevenenhalve maand tussen aankondiging en oplegging navorderingsaanslag behoeft rechtvaardiging
Samenvatting
Nadat het Hof het onderzoek heeft gesloten, wijst de Hoge Raad de 10 juni 2011-arresten waarin is beslist dat in belastingzaken aanspraak kan bestaan op een schadevergoeding met overeenkomstige toepassing van artikel 8:73 van de Awb, indien het belastinggeschil niet binnen een redelijke termijn wordt beslecht. Belanghebbende verzoekt om heropening van het onderzoek teneinde alsnog een verzoek om immateriële schadevergoeding te doen. Volgens de Hoge Raad had het Hof het verzoek om heropening moeten inwilligen.
Uitspraak
Het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.