NJB 2021/2820
Klacht omtrent niet-vervolging van de (demissionair) minister-president en de (demissionair) minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in verband met vermeende misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid: op grond van art. 119 Grondwet, art. 76 lid 1 RO en art. 4 lid 1 Wet ministeriële verantwoordelijkheid ambtsdelicten staan (voormalige) ministers, staatssecretarissen en leden van de Staten-Generaal wegens ambtsmisdrijven terecht voor de Hoge Raad. De opdracht tot vervolging ter zake van die misdrijven kan slechts worden gegeven bij koninklijk besluit of bij een besluit van de Tweede Kamer.
HR 19-10-2021, ECLI:NL:HR:2021:1554
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19 oktober 2021
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.L.J. van Strien, M. Kuijer
- Zaaknummer
21/02904
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1554, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑10‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:723, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑07‑2021
- Wetingang
Essentie
Klacht omtrent niet-vervolging van de (demissionair) minister-president en de (demissionair) minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in verband met vermeende misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid: op grond van art. 119 Grondwet, art. 76 lid 1 RO en art. 4 lid 1 Wet ministeriële verantwoordelijkheid ambtsdelicten staan (voormalige) ministers, staatssecretarissen en leden van de Staten-Generaal wegens ambtsmisdrijven terecht voor de Hoge Raad. De opdracht tot vervolging ter zake van die misdrijven kan slechts worden gegeven bij koninklijk besluit of bij een besluit van de Tweede Kamer.
Uitspraak
Inleiding
De klager heeft op 23 februari 2021 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.