Aanwijzingsbesluit noodwetgeving Infrastructuur en Milieu
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2019
- Redactionele toelichting
In de Staatscourant is lid 1, onderdeel a i.p.v. lid 1, onderdeel e gewijzigd.
- Bronpublicatie:
25-05-2019, Stcrt. 2019, 28763 (uitgifte: 28-05-2019, regelingnummer: IENW/BSK-2019/95910)
- Inwerkingtreding
01-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-05-2019, Stcrt. 2019, 28763 (uitgifte: 28-05-2019, regelingnummer: IENW/BSK-2019/95910)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Economische Zaken
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Crisismanagement
Openbare orde en veiligheid / Rampenbestrijding
1.
Als de autoriteiten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Havennoodwet worden voor Onze Minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen:
- a.
de hoofdingenieur-directeuren van de regionale organisatieonderdelen, ieder voor de havens binnen het gezagsgebied van het regionale organisatieonderdeel waarvoor hij is aangesteld;
- b.
de havenmeester van het Havenbedrijf Rotterdam N.V. voor:
- 1°
de haven van Rotterdam;
- 2°
het zeegebied in de aanloop van de Maasmond, ten noorden begrensd door de lijn vanuit de positie 100 m oostelijk van het havenlicht op de kop van de Noorderdam (51°59′.7 NB, 04°03′.0 OL) via de Indus-bank-N boei (52°03′.0 NB, 04°03′.8 OL) naar de positie 52°10′.0 NB, 04°05′.3 OL en vandaar in de richting 280°, ten westen door de territoriale grens en ten zuiden door een lijn vanaf de positie 51°57′.7 NB 04°00′.5 OL via lichteiland Goeree (51°55′.6 NB, 03°40′.2 OL) naar de territoriale grens; de Maasmond, het Beerkanaal, het Calandkanaal, het Hartelkanaal, de Nieuwe Waterweg, de Nieuwe Maas voor zover gelegen benedenstrooms kilometerraai 991,7, de Oude Maas voor zover gelegen benedenstrooms kilometerraai 998, en de aan deze scheepvaartwegen gelegen havens en verbindingen, voorzover die in beheer zijn bij het Rijk;
- c.
de havenmeester van de Haven Amsterdam voor:
- 1°
het havengebied waarover het Openbaar Lichaam Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied het nautisch beheer heeft;
- 2°
het gedeelte van de territoriale zee met een straal van 12 zeemijlen vanuit de koppen van de havenhoofden te IJmuiden, de IJ-Geul, de buitenhaven van IJmuiden, het Noorder- en Zuiderbuitenkanaal, het verbindingskanaal daartussen en de buitentoeleidingskanalen naar de Noordzeesluizen te IJmuiden, alsmede het buitenspuikanaal, de Noordzeesluizen te IJmuiden, de binnentoeleidingskanalen naar de Noordzeesluizen te IJmuiden, de 1e, 2e en 3e rijksbinnenhaven, het binnenspuikanaal en de Staalhaven, alsmede het binnenspuikanaal te IJmuiden, zijkanaal A naar Beverwijk en zijkanaal G naar Zaandam tot aan de dr. J.M. den Uyl brug, het Noordzeekanaal en het IJ, voor zover gelegen ten westen van kilometerraai 21.250 en de aan de genoemde scheepvaartwegen gelegen havenbekkens, voor zover die in beheer zijn bij het Rijk;
- d.
het Hoofd Facilitair Steunpunt Nieuwe Haven van de Koninklijke Marine te Den Helder voor de Rijkszeehaven het Nieuwe Diep, de scheepvaartwegen Schulpengat, Molengat, Rede van Den Helder, de Marinehaven Willemsoord en de Veerhaven van Den Helder, aan de westzijde begrensd door een lijn door de punten:
- 1°
52°52′.9 NB, 04°42′.9 OL (lichtopstand ‘Grote Kaap’);
- 2°
52°52′.9 NB, 04°38′.0 OL;
- 3°
52°54′.7 NB, 04°34′.8 OL;
- 4°
52°56′.8 NB, 04°33′.9 OL;
- 5°
53°00′.3 NB, 04°35′.4 OL;
- 6°
53°03′.6 NB, 04°39′.3 OL;
- 7°
53°03′.8 NB, 04°43′.4 OL (paal 15, Texel), en
aan de oostzijde begrensd door een lijn door de punten:
- 8°
53°01′.4 NB, 04°48′.7 OL;
- 9°
53°00′.7 NB, 04°50′.8 OL;
- 10°
52°59′.7 NB, 04°52′.3 OL;
- 11°
52°59′.3 NB, 04°52′.6 OL;
- 12°
52°58′.2 NB, 04°50′.0 OL;
- 13°
52°57′.9 NB, 04°48′.1 OL;
- e.
de Directeur Kustwacht, bedoeld in artikel 14 van de Regeling organisatie Kustwacht Nederland, voor de Nederlandse territoriale zee, behoudens de onder b, onderdeel 2°, de onder c, onderdeel 2°, en de onder d genoemde gebieden, voorzover die in de Noordzee zijn gelegen.
2.
Als de autoriteiten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Havennoodwet worden voor Onze Minister van Defensie aangewezen de regionale militaire commandanten, ieder voor de havens binnen het gezagsgebied waarvoor hij is aangesteld.