Einde inhoudsopgave
Ambtenarenwet 2017
Artikel 14 [Omzetting aanstelling in arbeidsovereenkomst]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Redactionele toelichting
Dit artikel is opnieuw ingevoegd. Art. 14 (oud) vervallen.
- Bronpublicatie:
17-04-2019, Stb. 2017, 123 jo Stb. 2019, 173 (uitgifte: 16-05-2019, kamerstukken: 35073)
09-03-2017, Stb. 2017, 123 jo Stb. 2019, 173 (uitgifte: 28-03-2017, kamerstukken: 32550)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-10-2019, Stb. 2019, 385 (uitgifte: 06-11-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Algemeen
1.
Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren wordt de aanstelling die voor dat tijdstip is verleend aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Ambtenarenwet, die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren aanspraak had op bezoldiging als bedoeld in artikel 115 van de Ambtenarenwet die kwalificeert als loon in de zin van artikel 610, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van rechtswege omgezet in een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Van de arbeidsovereenkomst maken deel uit de op dat tijdstip ten aanzien van de ambtenaar bestaande beslissingen, afspraken en toezeggingen inzake zijn arbeidsvoorwaarden, waaronder in ieder geval zijn begrepen: duur van het dienstverband, bezoldiging, werktijden, rooster, verlof, faciliteiten voor de uitoefening van de functie en studiefaciliteiten.
2.
Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren wordt de aanstelling die voor dat tijdstip is verleend aan een ambtenaar als bedoeld in het eerste lid die geen aanspraak had op bezoldiging als bedoeld in het eerste lid van rechtswege omgezet in een overeenkomst. Van de overeenkomst maken deel uit de op dat tijdstip ten aanzien van de ambtenaar bestaande beslissingen, afspraken en toezeggingen inzake het verrichten van de arbeid, waaronder in ieder geval zijn begrepen: duur van het dienstverband, kostenvergoedingen, werktijden, rooster, verlof, faciliteiten voor de uitoefening van de functie en studiefaciliteiten.
3.
Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren worden aanstellingen verleend voorafgaand aan de aanstelling, bedoeld in het eerste lid, als arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht beschouwd.
4.
De voorgaande leden zijn niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 3.