Het middel spreekt ervan dat geoordeeld zou zijn dat de omzet van de door [eiser] c.s. gedreven vleesafdeling bij die van andere filialen zou achterblijven, maar het hof heeft slechts geoordeeld dat de vleesafdeling achterblijft. Gezien de eerder vermelde gegevens kán die vaststelling begrepen worden als: dat het volume aan bezoekers achterblijft bij andere filialen.Ik neem overigens aan dat het hof zal hebben aangenomen dat dan ook voor de omzet van die afdeling gold dat deze achterbleef (al is dat niet met zoveel woorden overwogen). Ook deze gevolgtrekking kon het hof geredelijk aan de in alinea 3 hiervóór genoemde gegevens verbinden.
HR, 09-04-2010, nr. 09/03987
ECLI:NL:HR:2010:BL5216
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
09-04-2010
- Zaaknummer
09/03987
- Conclusie
Mr. Huydecoper
- LJN
BL5216
- Roepnaam
Nettorama
- Vakgebied(en)
Huurrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BL5216, Uitspraak, Hoge Raad, 09‑04‑2010; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHARN:2009:BJ8602, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BL5216
In cassatie op: ECLI:NL:GHARN:2008:BG1496, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:PHR:2010:BL5216, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 19‑02‑2010
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHARN:2009:BJ8602
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BL5216
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHARN:2008:BG1496
- Wetingang
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
- Vindplaatsen
Uitspraak 09‑04‑2010
9 april 2010
Eerste Kamer
09/03987
EE/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiseres 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [Eiseres 2]
3. [Eiser 3],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg,
t e g e n
NETTORAMA VERBRUIKERSMARKTEN B.V.,
gevestigd te Oosterhout,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en Nettorama.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 224081 CV EXPL 2957-06 van de kantonrechter te Almelo van 10 april 2007,
b. de arresten in de zaak 104.004.014 van het gerechtshof te Arnhem van 17 juni 2008 en 23 juni 2009.
Het eindarrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Nettorama heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Nettorama mede door mr. P.A. Fruytier, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij brief van 1 maart 2010 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Vaststelling van het tijdstip van het einde van de huurovereenkomst
Nu de datum waarop het hof het einde van de huurovereenkomst had bepaald is verstreken, zal de Hoge Raad een nieuwe datum vaststellen.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
bepaalt dat de huurovereenkomst zal eindigen op 1 augustus 2010 en dat [eiser] c.s. uiterlijk op die datum het gehuurde dienen te hebben ontruimd;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Nettorama begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 9 april 2010.
Conclusie 19‑02‑2010
Mr. Huydecoper
Partij(en)
Conclusie inzake
- 1.
[Eiseres 1]
- 2.
[Eiseres 2]
- 3.
[Eiser 3]
eisers tot cassatie
tegen
Nettorama Verbruikersmarkten B.V.
verweerster in cassatie
1.
In deze zaak vechten de eisers tot cassatie, [eiser] c.s., een beslissing van het hof aan waarin op basis van de belangenafweging tussen verhuurder en huurder waar art. 7:296 lid 3 BW (wat de onderhavige zaak betreft: in combinatie met art. 7:300 lid 3 BW) in voorziet, is besloten tot beëindiging van de huurovereenkomst van partijen. Het middel bestrijdt de motivering die aan de door het hof gemaakte belangenafweging ten grondslag is gelegd.
Ik meen dat het middel ongegrond is, en dat het geen vragen aan de orde stelt die met het oog op de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling beantwoording behoeven. Wat het middel wel aan de orde stelt is van dien aard dat met een verkorte conclusie kan worden volstaan.
2.
Zoals ik al aangaf klaagt het middel over de motivering van de in het (eind)arrest van 23 juni 2009 verrichte afweging van de belangen van partijen.
De klachten betreffen met name, dat onvoldoende zou blijken op welke basis het hof (in rov. 2.7 van het arrest) heeft geconcludeerd dat de vers vleesafdeling in het winkelbedrijf van de verweerster in cassatie, Nettorama, achterblijft bij andere filialen (van Nettorama). Het gaat hier, vermeld ik voor alle duidelijkheid, om de vers vleesafdeling die in het door [eiser] c.s. van Nettorama gehuurde gedeelte van de winkel in kwestie, door [eiser] c.s. wordt geëxploiteerd.
3.
Zoals het hof in rov. 2.7 aangeeft, berust de aangevochten bevinding op ‘het rapport’ (waarmee een in rov. 2.1 nader omschreven rapport Klant Tevredenheids Onderzoek wordt bedoeld), op de stellingen van Nettorama, en (mede) op de beperkte betwisting van [eiser] c.s.
Het lijkt mij duidelijk dat het hof hier (vooral) doelt op de in rov. 2.5 genoemde gegevens, te weten dat het rapport aangeeft dat 35% van de klanten van het winkelbedrijf in kwestie de vleesafdeling bezoekt en dat volgens (onweersproken) stellingen van Nettorama ter comparitie in een zeer groot deel van de andere filialen van Nettorama 50% of meer van de klanten vlees kopen.
4.
Hier lijkt inderdaad een gevoelige discrepantie te bestaan tussen het volume aan klanten dat de door [eiser] c.s. gedreven vleesafdeling bezoekt en de hoeveelheid klanten die ‘gewoonlijk’ in de winkels van Nettorama vlees plegen te kopen.
Op die gegevens kon het hof de gevolgtrekking baseren dat de vleesafdeling die [eiser] c.s. exploiteren, achterblijft bij andere filialen van Nettorama1.. Dit is een feitelijke vaststelling, die ingevolge art. 419 lid 3 Rv. in cassatie niet op juistheid kan worden onderzocht. Logisch gebrekkig of anderszins onvoldoende begrijpelijk kan men die vaststelling niet — althans: niet met recht — noemen. De op de derde, vierde en vijfde bladzijden van de cassatiedagvaarding in verschillende varianten tegen deze vaststelling gerichte motiveringsklachten, stuiten alle hierop af.
5.
Onderaan de vijfde bladzijde van de cassatiedagvaarding wordt nog — na de niet erg verhelderdende clausulering ‘ten overvloede’ — aangevoerd dat wat in rov. 2.8 van het bestreden arrest wordt overwogen, niet zou stroken met de door het hof aanvaarde grond voor de beëindiging van de huurovereenkomst. Het betreft dan de (vast)stelling die ertoe strekt dat Nettorama met één vaste huurder van alle vleesafdelingen in haar filialen wenst voort te gaan.
Wat het hof hier in rov. 2.8 op laat volgen, maakt duidelijk waarom het hof dit gegeven in zijn oordeel heeft betrokken: Nettorama heeft onweersproken aangevoerd dat met de nieuwe huurder in kwestie een verdubbeling van de omzet in haar filialen mogelijk is. Dat heeft het hof kennelijk, en in het licht van het ontbreken van tegenspraak ook alleszins begrijpelijk, als aannemelijk beoordeeld. Dan is tevens goed te begrijpen waarom het hof vindt dat dit nader accent verleent aan de belangen van Nettorama, waarop de huuropzegging gebaseerd was. Daardoor ontvalt ook aan deze klacht de grond.
Conclusie
Ik concludeer tot verwerping met toepassing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 19‑02‑2010