Einde inhoudsopgave
Gemeentewet
Artikel 68 [Verboden nevenfuncties burgemeester]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
13-10-2022, Stb. 2022, 444 (uitgifte: 10-11-2022, kamerstukken: 35546)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2022, Stb. 2022, 504 (uitgifte: 16-12-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Decentralisatie
Staatsrecht / Staatsinrichting
1.
De burgemeester is niet tevens:
- a.
minister;
- b.
staatssecretaris;
- c.
lid van de Raad van State;
- d.
lid van de Algemene Rekenkamer;
- e.
Nationale ombudsman;
- f.
substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;
- g.
commissaris van de Koning;
- h.
gedeputeerde;
- i.
secretaris van de provincie;
- j.
griffier van de provincie;
- k.
lid van de rekenkamer van de provincie;
- l.
lid van de raad van een gemeente;
- m.
wethouder;
- n.
lid van de rekenkamer;
- o.
ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 81p, eerste lid;
- p.
ambtenaar of ambtenaar van politie, in dienst van die gemeente of uit anderen hoofde daaraan ondergeschikt;
- q.
ambtenaar, in dienst van de Staat of de provincie, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de gemeente;
- r.
functionaris die krachtens de wet of een algemene maatregel van bestuur het gemeentebestuur van advies dient.
2.
In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder p, kan een burgemeester tevens ambtenaar van de burgerlijke stand zijn.